maandag 29 augustus 2011

Wegens persoonlijke omstandigheden # 1

Carnaval, 2008
The Mercy Seat # 1
pen, kleurpotlood en drogenaald op papier
33,5 x 49,5 cm

Wegens persoonlijke omstandigheden

Op winkels zie je nog wel eens een briefje geplakt: wegens persoonlijke omstandigheden gesloten. Je bent dan meestal geneigd om het ergste te denken: een kind is verongelukt, de moeder van 3 kinderen aan kanker overleden of, net iets minder erg, de zaak die al 3 generaties van de familie was ging failliet. Soms gaat het bij zo’n naar akelig lijkend briefje gewoon om een bruiloft of een snipperdag, maar meestal gaat het wel degelijk om iets ergs. Om iets dat de werkelijkheid doet kantelen, iets waardoor men nooit meer op dezelfde wijze als voorheen naar de dingen kan kijken. Zoals verliefde stelletjes door roze brillen kijken, kijken door het noodlot getroffen mensen door een gitzwarte bril. Probeer dan maar weer eens roze te zien.

Als om het noodlot voor te zijn bedenk ik soms dat ik van de dokter te horen krijg dat ik nog maar een maand te leven heb. Ik wil weten wat ik dan zou maken. Een schilderij, een tekening, een foto.  Maar meer nog dan naar de techniek die ik zou kiezen, ben ik benieuwd welk onderwerp mijn laatste onderwerp zal zijn. Wil ik om mezelf te doorgronden dan toch nog eens een zelfportret maken, iets wat ik verfoei? Wordt het een Heiland aan het kruis? Gaat het laatste werk over de dood of juist over het leven? Wordt het een uitgestrekt landschap, een geurige bloem? Vermoedelijk wordt het helemaal niks. Ik heb zo het idee dat de ‘net op tijd’ aangekondigde dood de kunstenaar de das omdoet, de mens monddood maakt, ons de penselen definitief uit de handen rukt. Er zal vermoedelijk helemaal niks meer gemaakt worden. Gauw maar weer aan de arbeid, voor de dokter komt.

Een variant op de ietwat narcistische vraag naar ‘het laatste maaksel voor de dood’ is de vraag wat men eigenlijk zou maken als er niemand meer meekeek. Als men wist dat men nooit meer een tentoonstelling had. Als men verlost kon worden uit de wurggreep van de actualiteit, uit de neurose van de Warholiaanse fifteen minutes of fame. Natuurlijk zullen veel kunstenaars menen dat ze daar geen last van hebben, het verlangen om mee te doen, van de drang om te scoren, om iets belangrijks bij te dragen, van de behoefte aan verkoop. Het romantische verlangen houdt immers liever vol dat men schept tegen de tijd en het begrip in. Of het verlangen om te scheppen loopt zo synchroon met de eigentijdse cultuur dat men de vraag - wat te maken als men zichzelf los zou kunnen zingen van de waan van de dag - niet eens bedenken kan. Maar de kop, als een eendagsvlieg, werkelijk los zingen is, althans naar mijn idee, veel minder makkelijk dan het op het oog lijkt. Maar goed, zoals ik me de vraag stel wat ik zou willen maken als ik nog maar een paar weken te leven had, zo vind ik het mooi te dagdromen over de wederom narcistische vraag wat ik zou maken als ik echt schijt had aan wat anderen vinden.

Het dichts in de buurt van hen die ‘schijt hebben aan’ komen waarschijnlijk kinderen, mentaal gehandicapten en outsiders. Zoals de Frans-Zwitserse filosoof Jean-Jacques Rousseau (1712-1778) zijn edele wilden zocht onder arme boeren en exotisch verre stammen, zoek ik de wilden onder de outsiders, kunstenaars in de buitenwijken van de kunst. Het gaat om een groep kunstenaars die weliswaar soort van volwassen is en die gedreven wordt door een groot en obsessief verlangen een object te bestuderen en artistiek vast te leggen, maar die niet kan of wil aarden in het gewone leven en dus ook niet in de actuele discours over kunst. Men bladert geen kunsttijdschriften door en loop geen openingen af. Men heeft grootse vrees voor het podium.

Met de onmogelijke opgaaf in het hoofd iets te maken waarop niemand zat te wachten, krabde ik dit voorjaar op een groot etalageraam in de binnenstad van Arnhem, als bijdrage aan de tentoonstelling Scratch Battle, hele reeksen onooglijke insecten in de opgedroogde witte grondverf. Als een maniak, een gevangene van zijn eigen ziel, die alleen voor zichzelf schept en niets wil maken voor het langs wandelende publiek. Geen helder logo, geen kokette verleiding. Maar zoiets is gemakkelijker gezegd dan gedaan. Misschien dat ik in de reeksen grafiektekeningen die ik sinds de Prix de Rome 1998 maakte nog het dichtst in de buurt kom van de wens om voor onbepaalde tijd te verdwijnen uit de actualiteit, om te aarden in een andere tijdgeest. Op het bordje aan het begin van de doodlopende weg staat: wegens persoonlijke omstandigheden gesloten.

Showroom Arnhem, Wegens persoonlijke omstandigheden, 29 oktober t/m 27 november 2011
Deelnemende kunstenaars: Mattijs Bredewold, Ronald de Ceuster, Sylvia Evers, Koen Hauser, Niels Helmink, Sonja Hillen, Annegret Kellner, Mark Kramer, Ulrike Möschel, Rinke Nijburg, Paul de Reus en Hans Walraven.

vrijdag 26 augustus 2011

Spotless Mind # 1

In the Beginning…, 2007
One Giant Step for a Man
pen, kleurpotlood, aquarelverf en droge naald op papier
32 x 48 cm

Future Odyssee

Een van de mooiste dingen die men op warme zomeravonden kan doen is ’s avonds voor de eigen tent gaan zitten en zo lang als men het vol kan houden naar de zwarte lucht kijken. Liefst ver verwijderd van de lichtvervuiling van grote steden. Met de pijnlijke nek in de rug gedrukt, ziet men op glasheldere avonden niet alleen veel teveel sterren die ons bijna het zicht op de sterrenbeelden bij ontnemen, maar ook de contouren van het eigen melkwegstelsel dat veel zichtbaarder is dan thuis. Onze galaxy blijkt geen vage vlek maar een clustering van miljoenen sterren. Door de lucht knipperen vliegtuigen aan en uit, reizen snelle, lichtende satellieten en schieten vallende sterren. De vraag reist dan al snel hoe groot het heelal eigenlijk is.

Wanneer men zoals de meeste geleerder aannemen, gelooft dat het heelal nog altijd uitdijt, vermoedelijk steeds sneller uitdijt zelfs, reist ook de vraag waar dit alles vandaan komt. Is het heelal groter dan ooit, dan moet het ooit ook veel kleiner zijn geweest. Volgens de kosmologische theorie van de Big Bang zou alles wat nu tot één enkel punt in de verleden tijd te herleiden zijn, want alles wat van eenzelfde punt vandaan reist, moet, terugreizend in de tijd, noodgedwongen op datzelfde punt uitkomen. Dat kleinste puntje, zegt men, moet onmogelijk heet en oneindig dicht zijn geweest. Even daarvoor, voor dat puntje, bestonden ruimte noch tijd, zodat we het ‘even daarvoor’ net zo goed weer kunnen schrappen. We hebben het, volgens de geleerden,  misschien over 13,7 miljard jaar.

In een serie werken met de titel The Game of Patience (2003-2007) heb ik me gebogen over de vraag wat God moet hebben gedacht toen Hij het heelal schiep. Wat moet er in het oneindige niks, in de tijd voor de oerknal – of de 'niet-tijd' voor de oerknal – zijn ‘gebeurd’ dat God zich ging afvragen of er niet ‘iets’ moest komen in plaats van ‘niets?'

Afgelopen zondagnacht (21 augustus 2011) zond een of ander televisiekanaal een lange documentaire uit over een Amerikaans echtpaar op leeftijd dat een heel leven lang doof was geweest en een groot verlangen had om te kunnen horen. Beide echtlieden hadden geen benul wat geluid precies was; aan het begin van de documentaire fantaseren ze er dan ook naar hartenlust op los. De documentaire werd gemaakt door de dochter van het echtpaar die de twee op de voet volgde. Omdat de huidige medische techniek, met operaties en peperdure apparaatjes, voor mensen die stokdoof zijn ‘een soort horen’ mogelijk maakt, wilden de twee allebei zo’n ding in hun hoofd hebben. Ze werden geopereerd en kregen een implantaat net onder de hoofdhuid op het achterhoofd. Dat apparaat werkte overigens alleen maar als er ook een uitwendig gehoorapparaat op het kaalgeschoren achterhoofd werd gezet.

Hoogtepunt was het moment dat beiden voor het eerst van hun leven iets ‘hoorden.’ Toen het heuglijke moment was aangebroken, zette de dokter in het ziekenhuis het dubbeldeks apparaat aan en moedigde hij de dove mevrouw aan 'iets' te zeggen. Met van spanning en angst gebroken stem zei ze: ‘Hello, hello.’ Ze zei het meer tegen zichzelf als tegen een ander. Het klonk alsof ze kennis maakte met een alien. Maar die alien was zij zelf. Het was bijzonder en ontroerend om naar te kijken. Wat beiden precies konden horen bleef, omdat beiden geen enkel referentiekader voor geluiden bleken te hebben, de hele film lang een raadsel. Vooral in het begin hadden ze geen benul van wat ze hoorden. Zo meenden ze bijvoorbeeld dat kabbelende water een hels kabaal maakte, terwijl het iets heel anders was dat zo’n herrie maakte. Om de haverklap werd het gehoorapparaat dan ook uitgezet. Ze werden er gek van, van al die geluiden. Zo ongeveer stel ik me 'de god van begin en einde' voor.

Ergens in de tijdloze zee van tijd schiep god hemel en aarde. Een heleboel hemelen en een heleboel aardachtige planeten. Hij of zij kon maar niet wennen aan de geluiden, het licht, de geur, de bonte kleuren, laat staan aan de onappetijtelijke en onuitputtelijke begeerten van levende wezens. Maar omdat hij wist dat het heelal zou blijven uitdijen en op den duur zou afkoelen, wist hij ook dat het straks weer rustiger zou worden om de doodeenvoudige reden dat leven rustiger wordt als het afkoelt. Aan 'het einde van alles' herneemt god alle projecties en frommelt het heelal weer op tot een minuscuul klein propje. Alles is vergeten. Het enige verschil met ‘vroeger’ is dat hij nu een zoon heeft met wie hij door de lege kosmos vaart, zwemt of scheurt. Misschien dat de god geen beul heeft van wat hij zojuist maakte, zoals de oudjes uit de documentaire geen benul hadden wat ze hoorden. Als je het niet snapt, kun je het gewoon weer uitzetten.

‘Hello, hello.’


Future Odyssee, 2001
potlood, pen en acrylverf op papier
70 x 100 cm

Preliminary Drawing for Pieta # 7

Maria, Magda & Lena
Preliminary Drawing for Pieta No 7, 2011
potlood op papier
13,3 x 18,1 cm

woensdag 24 augustus 2011

Preliminary Drawing for Pieta # 5


Eternal Peace
Preliminary Drawing for Pieta No 5, 2011
potlood op papier
13,3 x 18,1 cm

maandag 22 augustus 2011

Preliminary Drawing for Pieta # 4


Reposing on the Couch
Preliminary Drawing for Pieta No 4, 2011
potlood op papier
13,3 x 18,1 cm

Maria Magdalena # 1

Maria Magdalena
Preliminary Drawing for Pieta No 1, 2011

potlood op papier
13,3 x 18,1 cm


De Maria met de lange haren

Wat zo eindeloos grappig is aan Google-achtige zoekmachines is dat ze je ergens brengen waar je, zonder zo’n machine, nooit had durven te dromen te zullen komen. Of heel, heel moeilijk had kunnen komen. Met een klik komt men daar op de meest vreemde plaatsen die men alleen met een geniale, maar zieke geest had kunnen vinden. Het zou een kolfje naar de hand van de Dadaïsten zijn geweest.  Die deden aan het begin van de 20ste eeuw (1916-1920) niets liever dan blindelings prikken in een woordenboek of encyclopedie en juist de meest toevallige of arbitraire  vindplaats aannemen als de meest heilige vindplaats die hun door hogerhand, het noodlot of het toeval werd aangewezen. En zo komt men bij ‘Maria Magdalena’ gemakkelijk op de meest vreemde plaatsen.

Alhoewel ik wel iets weet van de Bijbelse Maria Magdalena, de mevrouw die ooit een leerling van Jezus was, of zijn vriendin, of sterker nog zijn vrouw en dus de moeder van zijn kinderen, is het grappig om de volgende hit bovenaan de Google-lijst te krijgen: María Magdalena Gallegos was born on 12 July 1935 in Denver, Colorado. Ik kan me zo voorstellen dat een enkeling het bij deze hit laat en de Maria Magdalena die wij zoeken verwarren met iemand die naar haar vernoemd werd. Zoals men de ‘madonna’ zal verwarren met ‘Madonna.’ Maar goed, zoiets is slechts een kwestie van beschaving. Wanneer men de eigen kinderen opvoed met een ruimer horizon dan de eigentijdse, dan kan men gerust wezen en zal een kind na de eerste hit ook heus wel een tweede hit en de daaropvolgende hits lezen. Interessant is in die zin Andy Warhol, de beroemdste Amerikaanse Pop-art kunstenaar van Tsjechische geboorte, die ondanks zijn perfecte belichaming van the American Lifestyle zijn hele leven lang een devoot rooms-katholiek is geweest. Hij ruilde de eeuwige madonna, Maria de moeder van Jezus, in voor de eigentijdse madonna, Marilyn Monroe. Je kunt natuurlijk zeggen dat Warhol met zijn Monroe zeefdrukken de echte madonna op een bijna postmoderne wijze avant la lettre om zeep heeft geholpen. Maar je kunt net zo goed zeggen dat hij, als geen ander begreep, dat de madonna geen levensvatbaarheid meer heeft wanneer die niet eigentijds wordt verbeeld. Wanneer een beeld niet meer wordt herkent is de afgebeelde persoon niet meer present.

Hoe het ook zij, de ‘moeder’ blijft mannen tot in lengte van dagen biologeren. En dus ook de maagd die de moeder van de zoon van god was en dus ook de vrouw die de vrouw van de zoon van god was. Dat Maria Magdalena, de discipel van Jezus of zijn vriendin, ons meer interesseert dan Maria de moeder, zegt uiteraard veel over onszelf. Voor het moment is het genoeg dat Maria Magdalena (MM) de geliefde lang golvend haar had en een stuk jonger was dan Maria de moeder.


vrijdag 19 augustus 2011

Preliminary Drawing for Pieta # 3

 
Preliminary Drawing for Pieta No 3, 2011
potlood op papier
13,3 x 18,1 cm

Mededogen aan begin en einde

Wanneer de dode Christus van ‘het kruis op de berg’ wordt gehaald, wordt Hij op de grond vlak onder het kruis gelegd, liefst op schoot van Maria zijn moeder. Die schoot is dan niets anders dan grond, oergrond. Men wordt uit de moederschoot geboren en er meteen na de geboorte op gelegd als beeld van grote maar kwetsbare geborgenheid. Als het goed is keert men niet meer terug in de schoot van de moeder, om de doodeenvoudige reden dat moeder liever eerder sterft dan het gebaarde kind. Men keer liever terug in de schoot van moeder aarde. Maar wanneer dat niet zo, wanneer het kuiken eerder sterft dan de hoendervogel, en het dode kind op de schoot van de moeder wordt gelegd, dan sterft een deel van de moeder.

En toch beeld een deel van de traditie de moeder van God niet eens zo heel anders af wanneer zij het springlevende kind vasthoud of haar doodgemartelde zoon. – Misschien is het ook wel gênant om het verdriet van zo dichtbij te bekijken. –  Ontroerend voorbeeld van een Moedermaagd is de Pietà van Michelangelo in de Sint Pietersbasiliek in Rome: het verdriet van de veel te jonge moeder lijkt volledig ingeslikt en verinnerlijkt. Om een poging in dezelfde richting te wagen, nam ik voor Preliminary Drawing for Pieta No 3 twee Vlaamse panelen: het ene gewijd aan de geboorte van Christus (Rogier van der Weyden, Middelburger altaar, ca. 1445-1448) en het andere aan de dood van Christus (Petrus Christus, Bewening van Christus, ca. 1455) en bracht het gezicht van de gelukzalig jonge moeder uit het ene paneel bij het gezicht van de onfortuinlijk oude Zoon uit het andere. Het valt niet eens op.


In het gedicht East Coker (1940) zegt T.S. Eliot iets dat in dezelfde richting wijst: In my beginning is my end. / In my end is my beginning.’ Deze twee raadselachtige strofes aan begin en einde van het gedicht worden misschien nog het best verklaard wordt door de volgende strofe uit het vijfde en laatste deel van het gedicht: ‘Love is most nearly itself / When here and now cease to matter.’ Overigens laat Eliot Four Quartets (1943), waar East Coker deel van uitmaakt, op de titelpagina beginnen met twee fragmenten van de Griekse filosoof Herclitus waarvan het tweede in dit verband ook van toepassing lijkt te zijn: ‘The way upward and the way downward are the same.’


Michelangelo
Pieta, 1498–1499
marmer
174 cm × 195 cm
Sint Pietersbasiliek, Vaticaanstad, Rome (I)

Preliminary Drawing for Pieta # 2

The real bust of Gaius Julius Caesar, ca. 50 v. C. 

Musée départemental de l'Arles Antique (F)


That's One Small Step for a Man


Iemand die een piëta wil maken zit, als het goed is, met een boel vragen. De allereerste vraag is natuurlijk wat een piëta eigenlijk is. Daarna volgen de vragen elkaar in rap tempo op: hoe zagen Jezus en Maria er precies uit? Leek Jezus op een Romein uit het begin van onze jaartelling of meer op een Jood uit diezelfde tijd? Was Hij werkelijk Julius Caesar van wie nog niet zo heel lang geleden in Arles in Frankrijk een buste werd gevonden die mogelijk zijn ware gelaat afbeeldt. Op 15 mei 2008 kopte The Times: Found in River – the real bust of Julius Caesar. Met het boek War Jesus Caesar? van Francesco Carotta in het achterhoofd kunnen we er met gemak van maken: Found in river Rhône:  the real buste of Jesus Christ. Wanneer men een wetenschappelijk verantwoorde piëta zou willen maken, moest men dus het borstbeeld in Arles navolgen en Jezus als Romeinse caesar afbeelden, met lauwerenkrans in plaats van doornenkroon.

De volgende vragen rijzen. Was zijn lichaam bedekt met wonden zoals Matthias Grünewald (ca. 1475/1480 - 1528) in het Isenheimer Altar (ca. 1506-1515) verbeeldde of vooral met bloed bekleed zoals Mel Gibson ons in The Passion of the Christ uit 2004 voorstelt? Ging het om 23 dolksteken of om 5475 wonden zoals Thomas van Kempen meende? Deed Jezus, of Julius, na zijn dood zijn ogen dicht of hield hij die open? Was de goede man 33 jaar oud of pakweg 55 jaar oud toen hij stierf? En de te verbeelden vrouw dan? Was Maria een stuk ouder dan haar zoon of niet? Volgens historici moet Maria een jaar of 13 zijn geweest toen zij onze Verlosser baarde en dus niet eens zoveel ouder dan haar zoon. En als de vrouw jonger was dan de Heiland, omdat het niet om zijn moeder ging maar om zijn veel jongere Calpurnia gemalin van Caesar, dan komt het beeld van de Pieta er wel heel anders uit te zien. Ging het niet om Maria de moeder van god noch om Calpurnia dan moet het wel Maria Magdalena zijn geweest op wier schoot God lag. En dan gaan alle remmen op de mannenfantasie los. Want Maria Magdalena was niet alleen jong en mooi, ze was hoerig en onaanraakbaar tegelijk, in een enkele incarnatie zowel femme fatale als devote discipel. Hoe het ook zij, een al te oude rouwende vrouw wordt zelden aantrekkelijk gevonden.

Verdere vragen: keek Maria of Calpurnia of Maria Magdalena haar zoon of man of geheime liefde aan of was ze in zichzelf gekeerd? Lag Jezus of zat hij rechtop op schoot? Was zijn lichaam bedekt of onbedekt? – Omdat elke tijd de eigen mode prefereert kleedt men de twee hoofdpersonen aan alsof het barbiepoppen zijn: een haute couture galajurk voor de dame en een goed gesneden Björn Borg onderbroek voor de heer. – En waar hielen de twee allebei in godsnaam hun armen en benen?!
En in welk landschap speelde het beroemdste drama van de Westerse wereld zich af? Jeruzalem? Rome? Brugge? Aangezien de hele scene van de piëta geen Bijbelse oorsprong kent maar later aan het lijdensverhaal werd toegevoegd, kunnen we de plaats, net als de kleding, steeds een beetje doen verschuiven. Meent de traditie dat Jezus na de kruisafneming direct onder het kruis op de schoot van zijn moeder werd gelegd, het zou zo maar kunnen dat het lichaam van de dode god een huis binnen werd gedragen en de hele rouwscène zich dus binnenskamers afspeelde. Waarom koos de traditie eigenlijk niet voor een setting binnenskamers?

Preliminary Drawing for Pieta No 1, 2011
Phase 1
potlood op papier
13,3 x 18,1 cm

woensdag 17 augustus 2011

Preliminary Drawing for Pieta # 1

Preliminary Drawing for Pieta No 2, 2011
Phase 2
potlood op papier
13,3 x 18,1 cm

 Divus Julius


Van de schok dat onze heer en heiland Jezus Christus misschien wel getrouwd is geweest met Maria Magdalena, een van zijn trouwste discipelen, en een of meerdere kinderen met haar had was ik inmiddels wel bekomen. En ook wel van de gedachte dat Judas Iskariot niet zozeer een verrader was maar een weldoener. – Dankzij hem immers kon Jezus verlost worden van zijn akelig aardse lichaam. – Maar de kerngedachte van het boek War Jesus Caesar? uit 1999 van Francesco Carotta, dat Jezus Christus een verbastering van Julius Caesar is en het hele Bijbelverhaal niet vanuit het Midden-Oosten naar ons geëxporteerd is maar door het oosten werd geïmporteerd, leek me aanvankelijk van een zo Monty Python-achtige absurditeit dat ik er toen de kranten en tv er een paar jaar geleden aandacht aan besteden - net als een flink aantal geleerden overheen las. -

Deze afgelopen en regenachtige zomer (2011) viel het lot van de zomervakantie op Bourgondië. Om precies te zijn de zuidelijkste rand van de Morvan. Even onder de Mont Beuvray sloegen wij onze tweedehands De Waard tent op, op een zelfs voor Franse begrippen ruim opgezette kasteelcamping. Ons kamp keek uit op een meertje. We zagen er ijsvogeltjes en ottertjes. Bij de laatste diertjes moest steeds aan de zieke Frans Kellendonk denken. Toen na lang zoeken de naam van de geheimzinnig nieuwe ziekte die hij onder de leden had bekend werd, door de dokter uitgesproken werd, sprak Kellendonk zelf van een ‘klein ottertje’ dat in zijn lichaam gevonden was en daar kennelijk naar alle tevredenheid rondzwom. – Tenminste dat meen ik mij te herinneren, maar op internet kon ik het niet terugvinden. –

Bovenop de Mont Beuvray ligt Bibracte, een Gallisch oppidum (vestingstad) uit het begin van onze jaartelling en hoofdstad van de machtige Gallische stam van de Haedui. Toen wij de berg in 1988 beklommen, was men pas net begonnen met de opgravingen; er was nog maar heel weinig te zien. Nu ligt aan de voet van de berg een groots museum dat geheel gewijd is aan de geschiedenis van het oppidum. En onderweg naar de top van de berg wandelt men langs een flink aantal geprepareerde vindplaatsen van de vestingstad. Bovendien kan de wandelaar de nieuwste opgravingswerkzaamheden op de voet volgen, want archeologen moeten het grootste deel van de vesting nog doen. Zo zagen wij een wanordelijke stapel gave en gebroken amforen liggen.

In 58 voor Christus trok Julius Ceasar over de Alpen om Gallië te veroveren. Aanvankelijk verliep zijn campagne voorspoedig. Totdat ergens in het jaar 51 of 52 voor Christus Vercingetorix (ca. 82 - 46 v.C.) in Bibracte tot leider van het gewapend verzet tegen de Romeinen werd gekozen en Caesars troepen flinke klappen kregen uitgedeeld en de Romeinse opmars stopte. In het begin leek het dus wel te lukken met dat Gallische verzet, maar binnen een jaar was het afgelopen. Bij de Gallische nederzetting Alesia werden de legers van Vercingetorix ingesloten en verslagen. Alhoewel in de meerderheid, moest Vercingetorix zich na een maandenlang beleg overgeven, waarna Caesar hem als oorlogstrofee meevoerde naar Rome. Met de slag bij Alesia werden de Galliërs voorgoed verslagen en Gallië ingelijfd bij het Romeinse Rijk. – Alleen het Gallische dorpje in Bretagne waar Asterix en Obelixs woonden hield, zoals iedereen weet, stand. – In de winter die volgde begon Julius Caesar in Bibracte met het schrijven van zijn Commentarii de bello Gallico. Delen daarvan moesten we vroeger, op de middelbare school, vanuit het Latijn in het Nederlands vertalen.

 
Preliminary Drawing No 2 for Piëta, 2011
Phase 1
potlood op papier
13,3 x 18,1 cm

Moderne devotie / Devotio Moderna # 1

What Flower is a Mockery of a Passion Flower?, 2011
(under construction)
houtskool en pastel op papier
131 x 182 cm

Olivier Messiean, de Frans-katholieke componist, zei ooit dat hij graag muziek over de vreugde zou willen maken. Hij zei erbij dat hij dat moeilijk vond. Hij meende dat het gemakkelijker was muziek te maken over het verdriet, over het lijden, de dood. Een beetje gelijk had hij wel, want wees nou eerlijk: hoeveel klassieke muziek gaat over de dood en hoeveel over vreugde? En op eenzelfde manier denk ik  dat het vandaag de dag ook veel gemakkelijker is om religie op de hak te nemen dan om een religie te beleven en te belijden. Ook voor kunstenaars is het gemakkelijker inkoppen wanneer ze iets grappigs of onaardigs over de godsdiensten zeggen dan wanneer ze in hun werk een godsdienst willen beleven. Het christendom is vandaag de dag al helemaal de klos. Soms speel ik dat laffe Zwartepietenspel zelf trouwens ook mee.

Wat betreft het fenomeen Moderne devotie kunnen we eigenlijk twee kanten uit. We kunnen het zien als een historische stroming, waar het Stedelijk Museum in Zwolle i.s.m. Museum De Fundatie dit najaar aandacht aan wil besteden. Er zijn aan het einde van de 14e en begin van de 15e eeuw in het Overijsselse prachtige dingen geschreven en geschilderd. Religieuze observaties die de kern van het menselijke en dus van het goddelijke raken. Het meest ontroert me altijd nog het verlangen om al tijdens dit leven te sterven aan het leven. Vreemd genoeg, en tegen de natuur in, wensen sommigen hun ego te ontmaskeren als ledig en wensen het af te leggen.  Maar zoiets doen is makkelijker gezegd dan gedaan. Maar goed, wij leven niet in die goeie ouwe tijd maar in de 21ste eeuw. Misschien de beste, misschien de slechtste van alle eeuwen. Misschien ook gewoon een eeuw zoals alle eeuwen. Moderne devotie is vandaag de dag wat de gek ervan maakt. Je kunt Ajax aanbidden of FC Barcelona. Je kunt dol zijn op je honden of gek zijn van je kat. Eigenlijk is elke passie wel o.k.. Als ie maar volkomen authentiek is en totaal beleefd wordt maakt het eigenlijk niet uit waar het grote verlangen zich aan hecht.

Ik hou erg van belijders van het geloof. De gospelplaten van Bob Dylan reken ik nog altijd tot zijn beste albums. Ook mag ik graag Van Morrisson en Nick Cave horen zingen over William Blake, over hun God, hun twijfel aan god. Ik mag erg graag luisteren naar David Eugene Edwards van Sixteen Horsepower en naar Sufjan Stevens, die er best radicale ideeën op na houden als het om het geloof gaat. Maar de haatmails aan de godheid van Lou Reed zijn even ontroerend. Als ik even boos ben op god zet ik altijd Saved van Bob Dylan op, of New York van Lou Reed. Waar ik van hou is dat men niet onverschillig is. Zoals Nietzsche niet onverschillig was, maar het geloof in zijn jeugd allerhartelijkst beleed om het later vanuit de grond van zijn denken leerde haten, althans een flink deel ervan. Waar ik tegelijkertijd van hou is dat men zichzelf weet te relativeren. Misschien kon Nietzsche dat wat minder. Meelopers van de grote moderne devotie die zich tegen het christendom keert zijn de echte armen van geest. Maar helaas, hoe kan het ook anders, onder de gelovigen vinden we net zoveel armen van geest.

 
Jeroen Bosch
De kruisdraging, ± 1520
olieverf op paneel
76,7 × 83,5 cm

Bij ons thuis hing vroeger een op spaanplaat geplakte reproductie van De kruisdraging (1520) van Jeroen Bosch, typisch een Andachtsbild in de trant van de Moderne devotie. Het is een beeld dat sinds mijn jeugd in het geheugen gegrift staat. Het werk hing namelijk bij ons in het trappenhuis, als een op spaanplaat geplakte, in de loop der tijd verschaalde reproductie van ongeveer een kwart van het originele paneel dat in het Museum voor Schone Kunsten in Gent (B) hangt. -Ik heb het spaanplaten ding nog steeds.- Een beeld dat er in hakte: door de donkere tinten, de broeierige kleuren, maar bovenal door de volslagen vreemde koppen. Zelf de kop van Christus kon ik maar niet herkennen als de kop van Jut. De Heiland was mij zo vertrouwd als mijn eigen moeder, maar Bosch portretteerde de Heiland zo dat Hij voor mij een volslagen alien was. Zo zou ik Hem ook het liefst willen afbeelden: als vreemde en dus niet vertrouwd mensenkind. Zelfs de Veronica linksonder in het paneel van Bosch ziet er eerder uit als een heks of een stiefmoeder dan als dierbare vriendin of discipel. En het op een witte doek afgebeelde gelaat van Christus is nog verontrustender dan het gelaat van de Heer zelf. En zo moet het ook zijn. Wanneer de godsdiensten ons te vertrouwd worden gaan de scherpe kantjes eraf, wanneer het beeld van de Christus gepolijst wordt blijft er een wassen neus over. Ik hou niet van een godsdienst die ik helemaal begrijp.

Alhoewel het paneel van Bosch niet de bespotting van Christus tot onderwerp heeft, maar de gang van Christus naar het kruis, -een beetje zoals in de speelfilm The Green Mile (1999) een ter dood veroordeelde op weg is naar zijn terechtstelling,- is het beeld toch verwant aan dat wat ik zelf graag wilde verbeelden: een prooidier omringt door hyena’s die wel erg veel zin hebben in hun weelderige en bloederige lunch. Het onontkoombare lijden van de ander trekt sommigen aan als de polen rukken aan een magneet. Het trekt ook altijd stevig aan mij. Voor mijn eerste, Zwolse tekening nam ik dan ook de bespotting van Christus tot onderwerp. Alhoewel ik de simpele titel Mockery / Bespotting overwoog, gaf ik het werk uiteindelijk de titel What Flower is a Mockery of a Passion Flower? mee. Je kunt je afvragen welke van de afgebeelde figuren onze geliefde Heiland Jezus Christus precies is. Je kunt je ook afvragen wie van de afgebeelde personen je zelf bent. Het kan ook best zijn dat de Heiland zelf niet eens werd afgebeeld, maar dat het hele kliekje gangsterleden naar de andere, niet afgebeelde zijde van de tafel kijkt, omdat het aanstaande slachtoffer van het zinloze geweld daar zit, net buiten het beeld.