hortus conclusus, fons signatus
handgekleurde blokdruk van
een omsloten tuin met een verzegelde bron
uit: Speculum humanae salvationis (Spiegel der menselijker
behoudenisse), ca. 1500
Museum Meermanno, Den Haag‘Hortus conclusus, soror mea sponsa;
hortus conclusus, fons signatus,’ [1]
‘Een gesloten
hof ben je, mijn zuster, mijn bruid,
een gesloten
hof, een verzegelde bron.’ [2]
Knielen in een omsloten tuin
hortus conclusus, fons signatus
Geachte zuster abdis,
Geachte zusters Birgittinessen,
Geachte aanwezigen,
De Bijbel, de Heilige Schrift, kent
zijn eigen boek met ‘vijftig tinten grijs’: het Hooglied van Salomo. Wellicht is dit -voor
sommigen- heuglijk en bevrijdend nieuws. Voor wie het eens lezen wil, het boek is
te vinden ergens in het midden van het Oude Testament. Mocht u geen Bijbel
hebben, het Nederlands Bijbelgenootschap heeft de ‘gansche’ Heilige Schrift online
gezet, in zoveel mogelijk vertalingen, opdat de lezer in een andere vertaling kan lezen hoe de
oorspronkelijke tekst daar werd vertaald en dus geĂŻnterpreteerd. Indien gewenst
kan men ook nog kijken hoe de strakke Duitsers of de preutse Engelsen de
woorden van het Hooglied verstaan.
I In het
Hooglied bezingen een bruidegom en zijn bruid elkaar in soms expliciete, erotisch
getinte bewoordingen. Het zal weinig opzien baren dat de Kerk en de Kerkvaders
er een flinke kluif aan hebben gehad om het Hooglied een nette plek te geven in
de theologie van het christendom. Vergeef me dat ik, omwille van de snel
afgeleide luisteraar, een van de wat zinnelijker passages memoreer. Of we de
woorden van de bruidegom letterlijk nemen, of allegorisch dan wel typologische
verstaan, is aan ons, door onszelf geprogrammeerde, brein. De woorden zijn
genomen uit het vierde hoofdstuk:
1 Wat ben je mooi, mijn vriendin,
wat ben je mooi!
Je ogen achter je sluier zijn
duiven;
je lokken zijn als een kudde geiten
die omlaag komen van Gileads bergen.
2 Je tanden zijn als een kudde
schapen
die pas geschoren uit de wasplaats
komen,
twee aan twee, en geen enkele is
alleen.
3 Je lippen zijn een lint van
purper,
je mond is zo bekoorlijk,
je wangen achter je sluier zijn als
het hart van een granaatappel.
[…]
5 Je beide borsten zijn als twee
welpen, de tweeling van een gazelle,
weidend tussen de lelies.
6 Voordat de ochtendbries opsteekt
en de schaduwen wegvluchten
ga ik naar de mirreberg en de
wierookheuvel.
7 Je bent volmaakt mooi, mijn
vriendin, zonder enig gebrek. [3]
Voor degenen die deze woorden vrij
letterlijk dreigen te nemen is het goed om erbij te vermelden dat de protestantse
theologie meent dat hier, in dit lied, Christus, die natuurlijk de bruidegom
is, en zijn bruid, de kerk, elkaar bezingen. En nu komen we als vanzelf bij de
titel van de tentoonstelling, want de woorden hortus conclusus stammen uit datzelfde vierde hoofdstuk. In het
Latijn heet het: ‘Hortus conclusus, soror
mea sponsa; hortus conclusus, fons signatus,’ [4] In de Willibrordvertaling wordt dit vers vertaald als: 12 Een gesloten hof ben je, mijn zuster, mijn bruid, een
gesloten hof, een verzegelde bron. In de Delftse bijbel uit 1477, de oudste Bijbelvertaling die ik kon vinden,
werd conclusus, ‘gesloten’, net ietsjes anders vertaald, namelijk met het woord
‘besloten’: Du biste een besloten
hof mijn suster mijn bruut: du biste een besloten hof. ende
een gheteykende fonteyn. [5]
De geliefde bruid wordt gezien als
een gesloten of besloten hof.
II Voor een
vertaling waarin het woord ‘omsloten’ wordt gebruikt moeten we lang zoeken… Het
verschil in betekenis is echter enorm, want besloten is iets anders dan
gesloten. Gesloten is tegenwoordig gewoon gesloten. Het is of je voor de Albert
Heijn staat en je ineens herinnert dat het 1e Paasdag is en er die
dag geen enkele winkel open is. Sterker nog, het gaat hier om een winkel die
nog nooit open is geweest en ook misschien niet eens open wil gaan. Als een
bloemknop die uit zijn vel vergeet te barsten. De bruid is niet alleen maagd
maar ook nog eens onbereikbaar. Koning Salomo met zijn vader David op de harp
kan, onder het raam van de zoveelste Batseba [6], het ‘Alleluja’
van Leonard Cohen zingen tot hij een ons weegt, de bruid geeft niet thuis. Het
raam blijft gesloten, de deur wordt niet geopend.
Het onderhavige,
Latijnse vers is rijk aan vertalingen van het belangrijke, bijvoeglijke
naamwoord conclusus dat kan worden
vertaald als ‘gesloten’, ‘besloten’ of ‘omsloten’. Maar hoe het ook zij, het
gaat hier om een tuin, waar iemand graag een blik in zou werpen. De tuin is
aanlokkelijk. In de tuin lijkt het goed toeven. Sterker nog: in die tuin schijnt
alles perfect te zijn, zoals het ooit werd bedoeld. De omsloten tuin is een paradijselijke tuin, waarin een mens kan
wandelen met God, zonder angst om aangevallen te worden door een zondig beest,
een prikkend insect of beroofd te worden van tas, portemonnee en telefoon. We
hebben toch ook betaald om ons veilig te voelen? Of iemand anders betaalde toch
voor ons? Buiten deze tuin met hardnekkig hek, daar vindt de mens slechts de voortwoekerende
jungle vol boze kruiden en vallende torens. Buiten die tuin is het verpozen
heel wat minder aangenaam.
III Bruid en bruidegom kleden elkaar in het
Hooglied van Salomo en in de tuin der heilige lusten met de ogen uit. Adam
hoefde zijn fantasie niet te gebruiken om zich Eva zonder kleren voor te stellen,
en andersom ook niet. Poedelnaakt als hedendaagse nudisten liepen man en vrouw
door de paradijstuin te flaneren, plukten wat bloemen, wieden wat onkruid en vulden
met droog weer een gietertje of wat om de dorstige plantjes van water te voorzien.
In het begin was alles goed. Waarom God
aarde en kosmos ĂĽberhaupt schiep, daar buigen theologen en wetenschappers zich
al vanaf de oertijd over. Waarom Hij
naast het goede ook het kwade schiep -of duldde- eveneens. Men is het er nooit
helemaal over eens geworden of dat scheppen van God in zes dagen ging of dat de
god er veel langer over deed, zeg acht miljard lichtjaren. We laten dit soort
vragen even uitrusten in de tuin met klaterende fontein waarin we zo aangenaam verpozen.
Uit het eerste
Bijbelboek, uit Genesis 2, het volgende: 4b
Toen de HEER God aarde en hemel maakte, 5
waren er op aarde nog geen wilde planten en groeide er geen enkel
veldgewas, want de HEER God had nog geen regen op de
aarde laten vallen en er was nog geen mens om de grond te bebouwen, 6 om het water uit de aarde omhoog te halen en de aardbodem te
bevloeien. 7 Toen boetseerde de HEER
God de mens uit stof dat Hij van de aarde nam, en Hij blies hem de levensadem
in de neus: zo werd de mens een levend wezen. 8 Daarna
legde de HEER God een tuin aan in Eden, ergens in het
oosten, en daarin plaatste Hij de mens die Hij geboetseerd had. 9
De HEER God liet uit de grond allerlei bomen
opschieten, aanlokkelijk om te zien en heerlijk om van te eten. […] [7]
15 Toen bracht de HEER God de mens in de tuin van Eden, om die te bewerken en te
beheren. 16 En de HEER God gaf de
mens dit gebod: ‘Je mag van alle bomen in de tuin overvloedig eten, 17 maar van de boom van de kennis van goed en kwaad mag je niet
eten, want op de dag dat je daarvan eet, zul je sterven.’ [8]
IV God hield van mooie dingen maken en kennelijk
ook van tuinieren. Maar het pronkstuk van de schepping, de paradijstuin, was zo
groot en zo mooi dat Hij een hovenier nodig had als Hij, de god, een dagje wat
anders deed. De aldus de adem ingeblazen hovenier op zijn beurt had ook wel
eens wat anders aan zijn hoofd dan onkruid wieden en struiken snoeien. De
eerste mens wilde onder een boom kunnen liggen nadenken over het leven, in
plaats van altijd maar weer werken, en dus vroeg Adam aan God om iemand te
maken die het vak van hovenier van hem, van de allereerste mens, kon leren. De
hovenier bedacht ook allemaal namen voor de plantjes die hij voor de gelegenheid Ă©Ă©n voor Ă©Ă©n bij
hem langs liet komen.
Het had allemaal
zo mooi kunnen zijn, -en blijven,- maar het gaat helemaal mis. Je kon erop
wachten zoals in een soap op tv: de slang verleidt de leerling, de leerling
verleidt de hovenier. God, de directie van Intratuin, wordt boos, ontlaat de
hovenier samen met de leerling en jaagt de twee de kweekkassen uit. Voorgoed. Jammer
dan. Sinds die dag spelen we zelf voor tuinman, in onze eigen liefst voor
vreemden gesloten en dus omheinde tuin. – De tuin van mijn vader kende vroeger
een lage heg van liguster en haagbeuk. Toen ik onlangs eens opnieuw langs het
tuinpad van mijn vader liep, viel het me op dat de lage heggetjes bij de meeste
huizen inmiddels zijn vervangen door hoge schuttingen waar het boze niet
overheen kan kijken. Maar niemand zal toegeven dat er iets veranderd is: dat we
banger zijn geworden en dat de paradijstuinen zich daarom steeds meer sluiten.
V Van het begrip hortus conclusus en de iconografische rijkdom ervan hoorde ik voor
het eerst in 1994, op de schitterend ingerichte tentoonstelling van Henk van Os
Gebed in schoonheid, Schatten van
privé-devotie in Europa in het Rijksmuseum in Amsterdam. [9] In de
rooms-katholiek iconografie en theologie die aan de protestantse voorafgaat is
het in de late middeleeuwen veelal liever Maria die in de omsloten tuin zit dan
de kerk. Ten eerste kan een stenen gebouw niet zitten en ten tweede is het
ietwat vreemd om de hele christenheid in erotische termen te bejubelen. De Heilige
Maria, Moeder van God, onbevlekt ontvangen en vol van genade, neemt de plaats
in van de onbevlekt geboetseerde maar in ongenade gevallen Eva. De hof is weer
toegankelijk geworden, eerder omsloten dan gesloten. Dit beeld van Maria in een
door muurtjes en heggetjes omgeven tuin met bloemen heeft de christelijke iconografie
verrijkt met de meest schitterende en ontroerende beelden waarvan er enkele ook
hier op de tentoonstelling in Uden te zien zijn. [10]
Sinds de
Reformatie de Mariadevotie opgaf en sinds de roomse Contrareformatie het accent
begon te verleggen van Maria de maagd naar Maria de moeder raakte het beeld van
de maagd in de tuin hopeloos verloren. Bovendien maakte de omsloten
middeleeuwse tuin plaats voor de veel opener Renaissance en Baroktuin. Ook had de
tijd steeds minder op met de god van de Bijbel en zo raakte het begrip van de hortus conclusus bijna verloren. Met het
verschijnen van het boek De omsloten tuin [11] van Rob
Aben en Saskia de Wit in 1998 is daar verandering in gekomen. Het boek draagt
de lange maar veel verklarende ondertitel: Geschiedenis
en ontwikkeling van de hortus conclusus en de herintroductie ervan in het
hedendaagse stadslandschap. Rob Aben zou in 1994, vier jaar voor publicatie
van het boek, de tentoonstelling Gebed in
schoonheid misschien ook bezocht kunnen hebben. Wellicht ook heeft hij De ontdekking van de hemel van Harry
Mulisch uit 1992 gelezen, want ook daar komt het begrip hortus conclusus een paar keer voor. Kan ook best zijn dat Rob het
beeld veel langer kende, u kunt het hem vragen, want helemaal verdween het
begrip nooit. Het boek De omsloten tuin
beleefde een herdruk, werd bijzonder goed gerecenseerd en is nog altijd erg
moeilijk te krijgen. Ik heb het maar even van de Mediatheek van de Arnhemse
academie geleend.
Het boek komt de eer toe het begrip hortus conclusus aan het einde van de jaren negentig weer voor een groter publiek te hebben ontsloten, veel meer dan het magnum opus van Mulisch of de prachtige tentoonstelling van Van Os dat deden. Zelf schreef ik ietsjes later in de tijd een inleiding voor de uitgave Hortus Conclusus [12] van beeldend kunstenaar Gerda Ten Thije uit 1994, een van de deelnemende kunstenaars aan deze tenoonstelling. Het boek van Rob Aben en Saskia de Wit kende ik indertijd nog niet, maar kennelijk zat er wel iets in de Hollandse lucht.
Het boek komt de eer toe het begrip hortus conclusus aan het einde van de jaren negentig weer voor een groter publiek te hebben ontsloten, veel meer dan het magnum opus van Mulisch of de prachtige tentoonstelling van Van Os dat deden. Zelf schreef ik ietsjes later in de tijd een inleiding voor de uitgave Hortus Conclusus [12] van beeldend kunstenaar Gerda Ten Thije uit 1994, een van de deelnemende kunstenaars aan deze tenoonstelling. Het boek van Rob Aben en Saskia de Wit kende ik indertijd nog niet, maar kennelijk zat er wel iets in de Hollandse lucht.
VI Zoals de paradijstuin beschermd wilde worden
tegen onkruid en ongedierte, zo moet het goede steeds weer beschermd worden
tegen het kwade en het kwetsbare tegen het sterke. Moesten tuinen eeuwenlang
beschermd worden tegen de gevaarlijke, ongetemde natuur, zo moeten vandaag de
dag tuin, park en natuur beschermd
worden tegen de opdringerige, lawaaiige stad. Had dhr. Anton Kröller om lekker
te kunnen jagen nota bene niet aan het begin van de twintigste eeuw stukje bij
beetje de onvruchtbare en woeste zandgronden van de Hoge Veluwe opgekocht, van
tal van eigenaren, had hij er niet door een plaatselijke smid een stevig hek
omheen laten zetten, dan hadden we nu geen schitterend Nationaal Park de Hoge
Veluwe gehad, maar een met villa’s, megastallen, pretparken en bedrijventerreinen
volgebouwde keten van stuwwallen uit de voorlaatste ijstijd.
Misschien moest
er ook weer eens een heilige maagd in het bedreigde ecosysteem geplaatst
worden. Als beschermheilige van al wat kwetsbaar is. De onbevlekt ontvangen
Maagd Maria baarde immers een zoon van een tuinarchitect. De eniggeboren Zoon
van God was, net als zijn Hemelse Vader, niet alleen timmerman maar ook
tuinman. Toen Jezus wist dat Hij moest sterven, knielde Hij voor zijn eigen
kruisbeeld neer in de Hof van Olijven, de tuin van totale kwetsbaarheid en
weerloosheid. En drie dagen later stond Jezus, de Heer, op uit de dood in weer
een andere, eveneens schitterende tuin. Maria Magdalena, met getijdenboek en
kruikje onder de arm, en dierbare liederen uit Het Hooglied van Salomo zingend,
misschien zelfs het Alleluja van
broeder Cohen, zag de Heer die toch zo goed kende, aan voor een hovenier.
VII Wanneer iemand in onze onttoverde areligieuze
tijd, opnieuw een maagd, een eenhoorn of een god plaatst in zijn of haar tuin,
dan moet u maar denken dat de tijd niet alleen rijp is voor de omsloten tuin
zelf maar misschien ook voor het mysterie dat achter al het zichtbare ligt en
dat mensen van alle tijden god noemden. In het boek Knielen op een bed violen [13] van Jan
Siebelink knielt een hovenier zomaar op een kwetsbaar bed met violen:
“‘Hans Sievez.’ Heerlijk en angstig tegelijk. Angst, want wie kan bestaan voor Zijn Aangezicht? En een alles verzengende vreugde. ‘Ja Heere. Hier ben ik!’ Een vuurkolom of een vuurzuil. Vuur. De stem opnieuw. ‘Hans Sievez.’ ‘Ja Heere, hier ben ik!’ Vuur dat Sadrach, Mesag en Abednego niet verteerde in de oven van Nebukadnezar. Zelfs hun hoofdhaar schroeide niet.” [14]
De door Siebelink gebruikte woorden doen sterk denken aan de beroemde getuigenis van Blaise Pascal:
'Het genadejaar 1654
Maandag 23 november (...) vanaf ongeveer half elf 's avonds tot ongeveer half Ă©Ă©n 's nachts.
VUUR
God van Abraham, God van Isaak, God van Jakob. Niet de God van filosofen en geleerden. Zekerheid. Zekerheid. Gevoel. Vreugde. Vrede. God van 'Jezus Christus' […] [15]
Wie weet of we nog vandaag in een omsloten tuin kunnen geraken waarin we worden aangeraakt door de god.
“‘Hans Sievez.’ Heerlijk en angstig tegelijk. Angst, want wie kan bestaan voor Zijn Aangezicht? En een alles verzengende vreugde. ‘Ja Heere. Hier ben ik!’ Een vuurkolom of een vuurzuil. Vuur. De stem opnieuw. ‘Hans Sievez.’ ‘Ja Heere, hier ben ik!’ Vuur dat Sadrach, Mesag en Abednego niet verteerde in de oven van Nebukadnezar. Zelfs hun hoofdhaar schroeide niet.” [14]
De door Siebelink gebruikte woorden doen sterk denken aan de beroemde getuigenis van Blaise Pascal:
'Het genadejaar 1654
Maandag 23 november (...) vanaf ongeveer half elf 's avonds tot ongeveer half Ă©Ă©n 's nachts.
VUUR
God van Abraham, God van Isaak, God van Jakob. Niet de God van filosofen en geleerden. Zekerheid. Zekerheid. Gevoel. Vreugde. Vrede. God van 'Jezus Christus' […] [15]
Wie weet of we nog vandaag in een omsloten tuin kunnen geraken waarin we worden aangeraakt door de god.
Dank u wel.
Rinke Nijburg
Openingswoord op zaterdag 1 juni 2013
Hortus Conclusus, omsloten tuin
1 juni-18 augustus 2013
Museum voor religieuze kunst Uden
Museum voor religieuze kunst
Vorstenburg 1
5401 AZ Uden
1 juni-18 augustus 2013
Museum voor religieuze kunst Uden
Museum voor religieuze kunst
Vorstenburg 1
5401 AZ Uden
[1] Hooglied
4:12. Vertaling uit het Latijn: ‘Een gesloten hof ben je, mijn zuster, mijn
bruid, een gesloten hof, een verzegelde bron.’
|
[3] Hooglied 4:1-3 en 4:5-7.
[4] Hooglied 4:12. Vertaling uit het Latijn: ‘Mijn zuster, o bruid! gij zijt een besloten hof, een besloten wel, een verzegelde fontein.’
[5] Deze vertaling
is ontleend aan de transcriptie van de Delftse bijbel 1477 o.l.v.
Nicoline van der Sijs, © 2008 Nicoline van der Sijs.
[6] Batseba of Bathseba is een persoon uit de Joodse Tenach en christelijke Bijbel. Zij was de vrouw van Uria (de Hettiet) en later van Koning David.
[7] Genesis 2:4b-9a.
[6] Batseba of Bathseba is een persoon uit de Joodse Tenach en christelijke Bijbel. Zij was de vrouw van Uria (de Hettiet) en later van Koning David.
[7] Genesis 2:4b-9a.
[8] Genesis
2:15-17.
[9] Gebed in schoonheid, Schatten van privé-devotie in Europa 1300-1500, tentoonstelling door Henk van Os in het Rijksmuseum in Amsterdam van 26 november 1994 tot en met 26 februari 1995.
[9] Gebed in schoonheid, Schatten van privé-devotie in Europa 1300-1500, tentoonstelling door Henk van Os in het Rijksmuseum in Amsterdam van 26 november 1994 tot en met 26 februari 1995.
[10] Speculum humanae salvationis (Spiegel
der menselijker behoudenisse), c.
1500, blokdruk. Dit zeldzame boek is een Latijnse uitgave uit de Nederlanden.
Het is een godsdienstig werk dat het leven van Christus en de Heilige Maagd
vertelt. Boven aan elke bladzijde staan twee voorstellingen, zodat men er vier
ziet als het boek open ligt. Op de tentoonstelling Hortus Conclusus. omsloten tuin ligt het boek open op de pagina met
de hier weergegeven afbeelding van een hortus
conclusus.
[11] De omsloten tuin, geschiedenis en ontwikkeling van de hortus conclusus en de herintroductie ervan in het hedendaagse stadslandschap; (i.s.m. Saskia de Wit). Uitgeverij 010, Rotterdam (The Enclosed Garden; 1999, tweede druk 2001). Zie voor een pdf van het boek: www.robaben.com/PDF/Omsloten-Tuin.pdf.
[12] Gerda Ten Thije, Hortus conclusus, Hubertus Pers Arnhem, 2000. Met een inleidend essay van Rinke Nijburg: Don Quichotte op de eenhoorn. Over de hortus conclusus als beeld voor de maagdelijkheid.
[13] Jan Siebelink, Knielen op een bed violen, Amsterdam 2005.
[14] Jan Siebelink, Knielen op een bed violen, Amsterdam 2005, 5e druk, hoofdstuk 34, pp. 168-170. Tijdens het openingswoord werd een veel groter deel uit het hoofdstuk voorgelezen.
[15] Na zijn dood vond men in de voering van een kledingstuk van Blaise Pascal (1623-1662) handschriften van hem. Het was een getuigenis in tweevoud op perkament en papier dat begint met de hier geciteerde woorden.
[11] De omsloten tuin, geschiedenis en ontwikkeling van de hortus conclusus en de herintroductie ervan in het hedendaagse stadslandschap; (i.s.m. Saskia de Wit). Uitgeverij 010, Rotterdam (The Enclosed Garden; 1999, tweede druk 2001). Zie voor een pdf van het boek: www.robaben.com/PDF/Omsloten-Tuin.pdf.
[12] Gerda Ten Thije, Hortus conclusus, Hubertus Pers Arnhem, 2000. Met een inleidend essay van Rinke Nijburg: Don Quichotte op de eenhoorn. Over de hortus conclusus als beeld voor de maagdelijkheid.
[13] Jan Siebelink, Knielen op een bed violen, Amsterdam 2005.
[14] Jan Siebelink, Knielen op een bed violen, Amsterdam 2005, 5e druk, hoofdstuk 34, pp. 168-170. Tijdens het openingswoord werd een veel groter deel uit het hoofdstuk voorgelezen.
[15] Na zijn dood vond men in de voering van een kledingstuk van Blaise Pascal (1623-1662) handschriften van hem. Het was een getuigenis in tweevoud op perkament en papier dat begint met de hier geciteerde woorden.