maandag 22 april 2024

Brieven aan Edith Stein #74 'The Last Crucifixion of the Christ'

 

 

'The Last Crucifixion of Christ'
(versie 1)
 
 
 
BRIEF 74
aan Edith Stein 
'The Last Crucifixion of the Christ'
Joseph M. Heij 
Wolfheze bij Arnhem
 
 
Gnädige Schwester Teresia Benedicta vom Kreuz,

Lieve Edith,

Het moet er toch maar een keer van komen, niet? Jouw Jezus aan het kruis. Ik heb er zin in, maar heb er, en dat weet je, helemaal niks mee. Zo'n beeld kan nu niet meer. De titel van dat werk in wording is dan ook: 'The Last Crucifixion of Christ.'

In jouw tijd kon je nog met enig gemak geloven: jij was nog niet in rook opgegaan en via een van de altijd rokende schoorstenen van de crematoria in Auschwitz ten hemel gevaren -sorry dat ik het zeg - het kindermisbruik binnen jouw heilige kerk stond nog in volle bloei alsof het een schitterende lente beloofde te worden - het spijt me weinig hier wel iets over te zeggen - en kennis van de oosterse religies had bijna niemand nog.  

Edith, ik ken zowat niemand die niet onmiddelijk moet kotsen als ie een cruicifix ziet. Wij, mensen die nu nog leven, wij vinden het een heel naar beeld, een beeld dat alleen maar kan verwijzen naar alles wat het geloof de afgelopen tweeduizend jaar verkeerd deed en anderen goed, zeg veel beter, ik bedoel het oosten. Maar goed, ik wil wel een poging wagen jou te begrijpen en dus werd het tijd voor een kruisiging. De musical JCS in Nijmegen van eergisteren gaf me moed, maar nog veel eerder mijn BDE waarover ik je beloofde te vertellen.

Volgens mij ben ik er al eens eerder over begonnen, Edith, maar ik heb niks meer. Toen ze mij voor drie maanden parkeerden in de isolatie heeft een team mijn kamer geneutraliseerd: alles ie eruit gehaald en vervolgens spoorloos verdwenen. Ik had mijn ziel en zaligheid in die schetsen voor een kruisiging gestopt, maar de tuinman heeft op last van het team alles achter in de gestichtstuin verbrand. Er is geen snipper meer van over.   

Als ik het verhaal moet geloven dan belandde ik in een psychose waarin ik iedereen aanviel inclusief mezelf. Het spijt me natuurlijk enorm dat die religieuze zuster een hap uit haar wang moet missen; in het ziekenhuis hebben ze geprobeerd haar cosmetisch te reconstrueren, maar het ziet er niet uit als ik het mag zeggen. Over mijn eigen littekens kan ik heel kort zijn: ik vind ze mooi. Ze herinneren aan de onzichtbare wonden die mijn ziel hebben verpest en waaraan men nu dagelijks wordt herinnerd.

Bij het platspuiten moet iets verkeerd gegaan zijn, want ik raakte vrij snel daarna in coma, ademhalen werd een ding en een kwartiertje later stopte die. Met vliegende vaart werd ik naar het ziekenhuis in Arnhem gereden, maar eenmaal daar aangekomen was ik volgens de artsen al helemaal hersendood. 

Ik weet niet of jij op de hoogte bent van een BDE of, in het Engels, een NDE of er zelf ooit een hebt gehad? Ik denk het niet. Anno nu weet zowat iedereen wat het is, al geef ik toe dat er nog altijd veel mensen zijn die er geen waare aan hechten, die menen dat het slechts door koorts, morfine en anesthesie opgewekte hallucinaties zijn. Mooi niet. Ik vertel je er morgen meer over, nu willen ze met me wandelen in de tuin. Omdat het mooi weer is en lente.

Liefs Joseph


 

 


zondag 21 april 2024

Brieven aan Edith Stein #73 'Een Jezus die totaal niet op Jezus leek'

 

 

'Jesus Christ Superstar'
Stadsschouwburg Nijmegen
zaterdag 20 april 2024
 
 
 
 
BRIEF 73
aan Edith Stein 
'Een Jezus die totaal niet op Jezus leek'
Joseph M. Heij 
Wolfheze bij Arnhem
 
 
Gnädige Schwester Teresia Benedicta vom Kreuz,

Lieve Edith,

Sorry dat ik een poosje slecht bereikbaar was en ook niets van me liet horen... 

Ik denk dat ik een paar dagen mijn pillen niet had ingenomen, zoals in 'One Flew', de film, je weet wel, met die Indiaan, First Nation, die doet of ie gek is en alle pillen wegtovert uit zijn slokdarm. Omdat hij niet mee wil doen met het spel en weigert de laatste indiaan te zijn die wordt uitgemoord door het onoverwinnelijke blanke ras. Waarom ik niks slikte weet ik niet meer; ik zal wel boos zijn geweest. Waarschijnlijk omdat ze me per se naar de crea-middag wilden hebben en ik veel liever met rust gelaten wilde worden. Maar het kan ook iets anders zijn. Er zijn wel meer dingen hier die me zo langzamerhand mateloos beginnen te irriteren

Inmiddels ben ik alweer een dikke twee weken uit isolatie. De eerste week mocht nog helemaal niks, behalve platliggen en naar de pot rennen. De tweede week gaven ze me 'meer ruimte'. Omdat ik braaf was mocht ik met de afdeling naar de opvoering van Ivo van Hove's JESUS CHRIST SUPERSTAR, in Nijmegen. Het behandelend team heeft er lang over vergaderd of het wel slim was 'de kat op het spek te binden', mij naar een voorstelling te laten gaan die de godsdienstwaanzin in mij zou kunnen aanwakkeren. Gelukkig voor mij hebben ze onlangs een nieuwe zuster aangemomen die 'van het geloof' is en 'in De Heere' - zij is hier de enige - en die zei: 'Waarom zou je dat Joseph onthouden?'

'Als het Ramadan met aansluitend suikerfeest is mogen onze moslim-patienten daaraan meedoen, als Ganesha jarig is mogen de hindhoes snoepen, de Joden - dat zijn er vrij veel - eten smakeloze matzes met Pesach en de talrijke boeddhisten mogen zowel de verjaardag, de sterfdag alsook de 'verlichting' van Siddharta Gautama vieren. O ja, ik vergeet de enkele altijd overgevoelige antroposoofjesdie hier zitten. Die vieren niet alleen de Zomer en de Winterzonnewende, die vieren het hele jaar door alles wat er buiten gebeurt, weer of geen weer.' Dat zei ze. Ik snap dat het team met de mond vol tanden stond en dus mocht ik gewoon mee.

De voorstelling begon met een tribale dans van een doodenge gang. Alle dansers hadden een spijkerbroek aan en een zwarte of donkerblauwe hoodie, met de muts op de kop. Ik schrok me kapot. Ik dacht echt dat alle dansers zwarte meneren waren. Ik vond het knap bedreigend en in mij welde er een bron van ongenoegen en vluchtgedrag op. Winnen leek me onmogelijk, freezen kon ik niet. Ik wilde zo snel mogelijk de zaal weer uit, minder dan vijf minuten na aanvang van de voorstelling. Ik zei tegen de Bible-Belt zuster die naast mij was gaan zitten -ze vonde het haar verantwoordelijkheid dat ik die middag rustig bleef: 'Ik moet naar de wc.' 'Dat kun je niet doen Joseph, ' zei Jeanne dodelijk rustig, 'je zit net en bent nota bene vlak voor het begin nog naar de wc geweest. Blijf lekker zitten. Straks wordt het beter.' Ik bleef zitten, maar het hart in mij ging tekeer als een klopboor.         

Met lood in de schoenen en de hand van zuster Jeanne vasthoudend keek ik door oogkiertjes naar die enge gang; sommige hoodies hadden lang blondkrullend haar en ronde heupjes en konden onmogelijke enge mannen voorstellen. Een paar minuten later, toen de kappen af gingen, bleek dat het gezelschap multi-etnisch en multi-gender was. Judas was niet bepaald zwart noch ongenadig Joods, maar wittig met lang krullend donkderblond haar, en Jezus leek totaal niet op Jezus: hij was amper blond, eerder donker. Ik vond Hem het beste. Wat een geweldige stem. En net als de echte Heere Jezus: het hart op de tong, de ziel in de keel en de lijdzaamheid van een zeldzaam oprechte boeddhist. 

Na afloop kregen Jezus, Maria Magdalena en Judas het hardste applaus. - Logisch, want hun stem had verreweg het meest te lijden gedurende de show.- Eigenlijk was het trouwens eerder een staande ovatie dan een luid applaus.

Edith, vertel me eens hoe het jou vergaat, wil je? Morgen vertel ik over mijn weer uit de ijskast getrokken plan om een kruisiging te schilderen en ook wil ik je iets vertellen over mijn bijna BDE.

Lieve groet,

Jouw Joseph



  





dinsdag 5 maart 2024

50PK Ede - Onmensen en roofdieren - Zaaltekst

 

Suspended Animation
2024
mixed media on paper
ca. 150 x 110 cm


 

TENTOONSTELLING
50PK Ede

Onmensen en roofdieren
Ton Hardeman & Rinke Nijburg

Autobiografische zaaltekst door Rinke Nijburg

 

Rinke Nijburg (Lunteren 1964)

Op de dag dat Anton Mussert zijn volgelingen zou toespreken op de Goudsberg in Lunteren stond mijn moeder aan de Lunterseweg in Ede haar tong uit te steken tegen de langsrijdende auto’s en fietsers die op weg waren naar de ‘Landdag’. Mijn opa vond dat maar niks en floot haar terug: niet omdat hij zelf gecharmeerd was van de ‘NSB-kameraden’, integendeel, hij wilde zelf liever een beetje in de luwte blijven om ‘heel andere dingen’ te kunnen doen. Zo ongeveer vertelde mijn moeder het aan het einde van de jaren zestig van de vorige eeuw, toen ik zelf nog kleuterde. Ze had het vaak over de oorlog en dat kwam bij mij behoorlijk ‘binnen’. Met mijn best vriend Arjan speelde ik ‘Colditzje’: ontsnappen uit Colditz, het Duitse kasteel waar gevangengenomen hoge officieren van de geallieerden zaten. We imiteerden wat we oppikten uit de gelijknamige tv-serie.

 

In de brugklas van het Christelijk Streeklyceum in Ede plakte ik een uitgeknipte krantenfoto van de kop van Adolf Hitler op de voorkant van mijn agenda. Een klasgenote stak haar tong tegen me uit; ze vond het stom. In een of andere les, geen idee meer welke, bracht ik een keer luidruchtig de ‘Hiltergroet’ op het moment dat meneer Michon, de statige rector, langs het lokaal liep. Hij kwam heel rustig binnen en vroeg wie dat had gedaan. Ik scheet peultjes, maar gaf toe dat ik dat was geweest. Hij was niet eens boos op me, zei alleen dat ik dat ‘liever nooit meer’ moest doen, omdat de beweging waar ‘die man’ de baas van was in die periode onmenselijk leed had veroorzaakt. 

 

Een puber kan gefascineerd zijn door de meest vreemde dingen en mensen. Behalve door de Führer en de CCCP (USSR) - ook van die beweging had ik een plaatje op mijn agenda geplakt - was ik volledig in de ban van De Heere Jezus en eigenlijk ben ik dat nog altijd. Goed en kwaad houden me veel teveel bezig: vooral extreem goed en extra kwaad probeer ik op de een of andere manier te begrijpen, een plekje te geven, maar dat lukt niet zo best. Wat me wel een klein beetje heeft geholpen is de evolutieleer van Darwin en Wallace: laten we eens naar onszelf kijken als dieren, als zoogdieren, als een beest met een veel te groot brein, kroon der schepping, zogenaamd rentmeester van moeder aarde. 

 

Het toeval wil dat mijn ouders, toen ze in 1955 trouwden, gingen inwonen bij de kleinzoon van de beroemde Hugo de Vries in Lunteren (Oude Arnhemseweg). Naast de Bijbel waaruit elke zondag door mijn vader werd voorgelezen, wisten wij niet beter dan dat God weliswaar de aarde had ‘geschapen’ maar daar wellicht net iets langer over deed dan 6 dagen. Geloof en evolutie stonden soms wel op gespannen voet met elkaar, maar elkaar uitsluiten was niet bepaald nodig en zo kijk ik nog steeds naar wereld en kosmos.

 

Ik kan over straat lopen en naar mensen kijken en denken: ‘Dat zijn allemaal kinderen van de ene god die we ‘God de Vader’ of ‘De Schepper’ noemen.’ Maar met hetzelfde gemak zie ik ze lopen, de mensen en denk: ‘Allemachtig, hoe is het mogelijk dat dit een zoogdier is; dat het op zijn achterste benen is gaan lopen, kleren aantrekt en denkt dat ie ver boven de rest van de levenden uitsteekt?’ Ik vind dat tegelijkertijd ‘opmerkelijk vreemd en uiterst grappig’. Het doet me denken aan de allegorische novelle ‘Animal Farm’ van de George Orwell, Brits schrijver, die vet links was maar in de ogen van links niet links genoeg en werd uitgekotst. 

 

Het spijt me dat ik niet over elk werk dat in 50PK hangt iets kan zeggen. Misschien heb ik nu wel iets gezegd over het grootse werk dat in het hart van de tentoonstelling hangt, rechts van het schilderij Kruispunt van Ton Hardeman: ‘The Act of Killing.’ Ik hoop het, maar helemaal begrijpen doe ik dat werk niet echt. Maar dat kan ook niet goed, omdat ik de werkelijkheid waaruit dat beeld stamt maar niet kan vatten.


R.N., Arnhem, 1 maart 2024

 

 

 

zondag 3 maart 2024

50PK Ede - Onmensen en roofdieren - Openingswoord

 

opening 50PK Ede, 2 maart 2024
openingswoord Gerda Ten Thije
vlnr: Ton Hardeman, Gerda Ten Thije, Rinke Nijburg
foto: S. Sartorius


 

TENTOONSTELLING
50PK Ede

Onmensen en roofdieren
Ton Hardeman & Rinke Nijburg

OPENINGSWOORD door Gerda Ten Thije

 

Geachte bezoekers, geachte kunstliefhebbers, Rinke en Ton,

Hartelijk welkom,

Als beeldend kunstenaar en zeer bevriende collega van zowel Rinke als Ton, ben ik door hen gevraagd het openingswoord te doen voor de tentoonstelling 'Onmensen en roofdieren'.

Een kunstenaar die een openingswoord doet, dat hoor je niet vaak. Kennelijk weten wethouders, burgemeesters en andere bestuurders vaak meer te vertellen over het werk van de exposerende kunstenaars dan een willekeurige kunstenaar, of de kunstenaar zelf. Niets is ook erger dan een kunstenaar zijn eigen werk horen uitleggen. Dat gaat hier dan ook niet gebeuren. En ik waag me er niet aan om het werk van collega-kunstenaars te duiden. De beelden zullen gezien moeten worden en voor zich moeten spreken. Zo kreeg Remco Campert eens de vraag, toen hij een gedicht van hemzelf had voorgedragen: kunt u ook eens uitleggen wat het gedicht betekent? Waarop Campert antwoordde: 'Zal ik het nog een keertje voordragen?’

Ton heb ik samen met Rinke leren kennen op Ateliers Arnhem, een Experimentele Master Opleiding in Arnhem, begin jaren 90. Een oud schoolgebouw in Arnhem-Zuid, inmiddels afgebroken, diende als werkterrein, en iedere deelnemende kunstenaar, het waren er 16 in totaal, kreeg een eigen ruimte om zijn of haar kunstje te doen. Ieder bezat een sleutel van het gebouw en kon daar op de gekste tijden terecht. Het was een heel inspirerend jaar. We werden begeleid door bekende Nederlandse kunstenaars, zoals fotograaf Hans Aarsman, beeldhouwer-ontwerper Joep van Lieshout, schilders als Jan Roeland, Kees de Goede, Willem Sanders en een aantal bekende gastkunstenaars, waaronder Thom Puckey en Hewald Jongenelis. Ook waren er kunsthistorici en theoretici aan de opleiding verbonden. Samen met uitgever Jan Brand en kunsthistoricus Alex de Vries maakte iedere deelnemende kunstenaar, veelal i.s.m. Stichting PlaatsMaken, een eigen publicatie in een oplage. Ton maakte een verzamelalbum met afbeeldingen van zijn eigen werk geïnspireerd op de bekende Verkade-albums, en Rinke maakte een wit-oranjegeel gestreept boekje met inplakplaatjes van zijn schilderijen, met als titel ‘De mensen in dit huis’. Beide uitgaves zijn hier vandaag te zien.

Het hele jaar door kregen we input van Chris Dercon, de Belgische, toenmalige directeur van Witte de With, een hippe tentoonstellingsruimte voor hedendaagse internationale kunst in Rotterdam. Chris Dercon was een fenomeen: een zeer bevlogen jonge kunsthistoricusfilosoof-theoreticus, curator en museumdirecteur. Wij hadden een dergelijke docent nooit eerder meegemaakt; alhoewel zeer inspirerend, wel een flink ego die een vaak niet te volgen kunsttheorie moest ventileren. Hij maakte tijdens Ateliers Arnhem met ons werk echter wel een prachtige tentoonstelling, dat moet gezegd worden: alles d’r op en d’r an. Dercon liet ons zien hoe je een tentoonstelling maakt en welke werken hij daar in vond passen en waarom; we hadden zelf weinig in te brengen, maar konden het na afloop wel mooi op ons cv zetten! Vanaf die tijd zijn we dus bevriend.

Ton en Rinke zijn twee tegenovergestelde personen, maar hebben ook veel gemeen, héél veel gemeen. Allebei geboren en getogen in de Gelderse Vallei, in de Nederlandse Bijbelgordel; Ton in Ede en Rinke in Lunteren, op een steenworp afstand van Ede. Alhoewel allebei afgestudeerd aan ArtEZ, toen nog Academie voor Beeldende Kunsten Arnhem geheten, kenden ze elkaar aanvankelijk niet. Toen Rinke en ik afgestudeerd waren, zat Ton net een blauwe maandag op de academie.

Op Ateliers Arnhem was er tussen de twee meteen een klik. Allebei zeer bevlogen en dezelfde onverholen, droge humor. Allebei fan van de grote Duitse schilder Max Beckmann. Allebei docent: Ton binnen de Volksuniversiteit in Veenendaal en ’t Riet in Ede, en Rinke bij ArtEZ in Arnhem. En wat ze vermoedelijk niet van elkaar weten: ze drinken allebei graag een biertje. Toch maar eens samen naar ’t Taphys op ’t Jansplein, in Arnhem. Allebei zijn ze bovendien ook nog gedreven tekstschrijvers-verhalenvertellers- poëten, of liever gezegd makers-schrijvers van onnavolgbare hersenspinsels. Misschien komt dat wel door al dat bier... Kortom, er was en is veel herkenning.

Het werk had toen al veel inhoudelijke raakvlakken. En zoals nu op de uitnodiging staat: ‘Ton Hardeman en Rinke Nijburg houden allebei van het duister; niet alleen van het wegvallen van het licht wanneer de avond valt, maar ook van het schimmige duister dat in dieren schuilt en zich ook op klaarlichte dag manifesteert. In hun werk domineert het schemerdonker; dieren worden geportretteerd als mensen en mensen als beesten.’

De onderwerpen en esthetiek in het werk van deze kunstenaars schuren tegen de goede smaak van de moderne kunst aan. Beide kunstenaars grijpen terug op kunsthistorische taferelen om die vervolgens naar onze tijd te transformeren. Het existentiële noodlot dat de mens trof, is het bewustzijn een dier te zijn, dat heel erg zijn of haar best doet juist géén dier te zijn. Dat ongeluk probeert de mens te boven te komen, om zo een god te worden of een Übermensch. In de zoektocht naar de diepste drijfveren van de mens stuit men op het beste en het slechtste van het ijdele zoogdier. Een enkele keer weet een mens daar boven uit te stijgen en metamorfoseert in een heilige zoon of dochter van de god of de goden. Wie het beest wel en wie het beest niet weet te temmen is, net als in de werkelijkheid van alledag, lang niet altijd meteen duidelijk.

Beide kunstenaars delen de treurige staat van mens en dier. ‘Onmensen en roofdieren’, het roept heel veel op: barbaren, beulen, gedrochten, draken, demonen, monsters, schurken, smeerlappen, sadisten, daders, predators. Ongewone figuren en wezens bevolken hier de tentoonstelling. Maar wie zijn deze figuren? Zijn het wel allemaal onmensen en roofdieren? Want zonder de roofdieren, de predators, géén slachtoffers, géén prooien. Waar zijn dan de slachtoffers, waar zijn de gedupeerden?

Ik denk wel dat wij allemaal ménen voldoende mensenkennis te hebben om schapen en bokken te scheiden, te kunnen zien of een medemens of dier betrouwbaar is of niet. Maar dat is niet zo. Ik moet denken aan de crime-zender ID, een afkorting van Investigation Discovery, waarin voornamelijk waargebeurde misdaadverhalen worden naverteld en ontrafeld. De zender laat zien waar gevoelens van wraak, hebzucht en jaloezie in kunnen uitmonden. De kijker, de toeschouwer, kruipt in de huid van de dader, het slachtoffer, een politierechercheur of een forensisch expert. De mensenkennis wordt danig op de proef gesteld. Net als je denkt zeker te weten wie de dader is, blijkt even later dat het toch degene is die je absoluut betrouwbaar achtte. Als slachtoffers van geweld ook daders zijn wordt het pas echt ingewikkeld.

Het grote probleem is dat de vaak veronderstelde tweedeling tussen slachtoffers en daders er in werkelijkheid niet is. Van bepaalde categorieën getraumatiseerden en slachtoffers is bekend dat zij dadergedrag kunnen hebben vertoond, ja zelfs in het heden zich agressief kunnen gedragen. In de levensloop van één persoon komt vaak zowel slachtofferschap als dadergedrag -agressief gedrag of delinquentie- voor. Misbruikte en verwaarloosde kinderen bijvoorbeeld lopen een verhoogd risico zelf op latere leeftijd delinquent gedrag te vertonen. De overlap tussen victimisatie, zeg slachtofferschap, en delinquentie blijkt aanzienlijk, en een veronderstelde slacht-offer-daderscheiding is dus in wezen onjuist. In de dierenwereld is het niet anders.

Wat er op deze tentoonstelling te zien is, is soms geraffineerd, oogstrelend en toegankelijk, maar tegelijkertijd ook afstotend, grauw en afstandelijk. Er zijn in het werk van beide kunstenaars personen, gebeurtenissen en tijden door elkaar gehusseld tot één beeld. Maar één ding echter staat voorop, het is beslist niet eenduidig; ik denk ook niet dat dat de bedoeling is. De dubbelzinnigheid gooit hier hoge ogen. En laat dat alsjeblieft maar zo blijven.

Dank u wel.

Gerda Ten Thije

 

50PK Ede, zaterdag 2 maart 2024 om 15:00u

OPENINGSTIJDEN
vr, za, zo van 12-17u

LOCATIE
50 PK
Kazernelaan 50
6711 RL Ede

PARKEREN
Verbindelaarsweg 51
Ede