vrijdag 15 april 2011

Ex voto # 1

Ex Voto for Tsu, 2005
potlood, stift en acrylverf op papier
80 x 110 cm

Ex Voto for Tsu
Ex voto’s hebben sinds lang mijn warme belangstelling. Het zijn schilderijtjes op paneel of doek die vrome katholieken vooral in vroeger tijden lieten maken wanneer men genezen was van een akelige ziekte of behoed werd voor een ernstig ongeluk. Letterlijk betekenen de Latijnse woorden ex voto ‘ten gevolge van een belofte.‘
In de traditie van de volksschilderkunst, en dus in een ietwat naïeve stijl, schildert de ex voto-schilder in opdracht van de genezen of op miraculeuze wijze geredde gelovige het tafereel waar alles om draait: de zieke op zijn bed, de onfortuinlijke onder het wiel van een kar. Boven in de hoek wordt in een witte wolkenrand soms de Verlosser aan het kruis, maar meestal de Heilige Maagd Maria afgebeeld. Door een van beiden, of door weer een andere heilige, wordt immers het wonder van de redding voltrokken.
Het fenomeen stamt, niet helemaal toevallig, uit de vijftiende eeuw en bleef tot ver in de 19e eeuw populair. Maar ook nu nog worden ex voto’s gemaakt en geoffreerd aan kerk of altaar. Italiaanse, Spaanse en vooral Zuid Amerikaanse en Mexicaanse ex voto’s uit de 18e,e en begin van de 20ste eeuw worden inmiddels terecht verwoed verzameld. 19

Het eerste wat men, uit impuls en dus gedachteloos, doet wanneer men verongelukt of ziek wordt is vloeken of bidden. Want gelegen komt zoiets als onheil zelden of nooit. Bovendien roept het de sterfelijkheid in herinnering. Maar wanneer men uit schrik spontaan begint te bidden, belooft men al gauw meer dan men waar kan maken. Dat wij onze geloften meestal geen gestand doen, vinden we tegenwoordig niet meer zo erg. Het bidden is een primitieve impuls, een reflex, die wij onszelf gerust mogen vergeven. Een onzinnig ongeluk meteen met de rede pareren en tot zinvol zwijgen brengen is de meesten van ons niet gegeven. Eerst maar eens hartgrondig vloeken wanneer wij met de hamer op de duim slaan. Daarna bedenken dat een metalen voorwerp door eigen toedoen met teveel kracht per ongeluk op een al te zacht en gevoelig deel van het doorbloede lichaam neerdaalde. Pijn huist in het onredelijke deel van de hersenen.

Bij ons om de hoek zit sinds jaar en dag een veilinghuis. Ik liep en fietste daar al 20 jaar langs zonder ooit naar binnen te gaan. Van tijd tot tijd staat er een bord aan de weg waarop soms ‘heden kijkdag’ en dan weer ‘heden veiling’ staat. Maar hoe groot mijn nieuwsgierigheid naar oude dingen steevast ook is, de drempel van het veilinghuis kwam ik maar niet over. Totdat een goede vriend, die niet eens in de stad woont, mij vroeg of ik ‘omdat hij wel zin had een paar schilderijen te kopen’ mee wilde gaan naar een van de kijkdagen.
Dit Cabinet of Natural Curiosities  is een meer dan welkome afwisseling van de veel te dure winkelstraatspullen zoals we die tegenwoordig in elke stad of flink dorp kunnen vinden. Misschien is het niet het meest hoogstaande veilinghuis van Nederland – ik hoorde iemand zeggen dat het een veilinghuis voor de armen is – toch was ik verbaasd over de hoeveelheid prachtig vreemde, exotisch, niet alledaagse spullen die op 3 verdiepingen keurig waren uitgestald. Tot ons geluk bleken ook in dit armenhuis der veilingen de prijzen sinds de economische crisis, zoals bijna overal, enorm gekelderd.

Op de bovenste verdieping van het veilinghuis waar de boel niet eens bewaakt wordt, staan altijd de stapels schilderijen en ingelijste reproducties van schilderijen waar men geen raad mee weet. Het zijn de winkeldochters. De actuele catalogus van het veilinghuiswil de prijzen niet eens vermelden; er staat slechts een streepje achter het lotnummer. Achteraan een van de stapels zag ik een schilderij op doek dat weliswaar geen ex voto was maar wel helemaal in de stijl van ex voto’s was geschilderd. Een prachtig volkse, minstens honderd jaar oude schildering van een madonna met kind. Beiden met een aandoenlijk lief gezicht. Omdat ik de middag van de veiling niet kon, bracht ik een bod van 50 euro uit op de hele stapel. Na een paar dagen werd ik gebeld dat ik de troep op kon halen.

Moet ik nu, uit dankbaarheid voor dit gelukkig lot, een ex voto schilderen? 

maandag 11 april 2011

Paradise Lost # 1 Without Mary


Without Mary, 2009
houtskool, pastel en kleurpotlood op papier
111 cm



“now reigns
Full orbed the moon, and with more pleasing light
Shadowy sets off the face of things; in vain,
If none regard; heaven wakes with all his eyes,
Whom to behold but thee, nature’s desire,
In whose sight all things joy, with ravishment
Attracted by thy beauty still to gaze.”
Milton, John, Paradise Lost

Wanneer wij twee nagenoeg identieke meisjes onder een stralend blauwe hemel zien schaterlachen van de pret dan menen wij al gauw dat zij gelukkiger zijn dan wij. Zij hebben immers elkaar om op te vrijen en wij zijn maar alleen. Maar wanneer wij twee dezelfde meisjes midden in de nacht een beetje al te sip naar de maan zien kijken dan zijn we maar wat blij met onszelf. Zij hebben immers aan elkaar niet eens genoeg en wij wel aan ons alleen.

In het paradijs wordt nooit iets gevonden wat als verloren werd beschouwd. Iets verliezen betekent namelijk altijd het voelen van een gemis en zoiets bestaat in het paradijs niet. In het paradijs wordt alleen gevonden. Mensen die alleen vinden schenken alles weg; zij missen immers nooit iets. Dit soort heiligen is zeldzaam. De meesten van ons werden voorgoed uit het paradijs verdreven.

In het epische gedicht Paradise Lost (1667) voert John Milton de naakte Eva ten tonele als louter schaduw van Adam. Adam immers had God in een vlaag van mannelijk narcistisch verlangen om een beeld van zichzelf gevraagd. Eva was daarmee slechts waterspiegel en geen zelfstandig wezen met een vrije wil. Het gevolg hiervan was dat Eva zichzelf begon te missen. En deze achilleshiel wist Satan te raken. Waarom, meende Lucifer, scheen de maan ’s nachts anders dan om haar te zien en om door haar gezien te worden?

Paradise Lost, Espace Enny, Laag Keppel
Deelnemende kunstenaars: Anya Janssen, Mirka Farembegoli, Rinke Nijburg, Gerda Ten Thije, Surya de Wit, Lee Eun Young.

maandag 4 april 2011

All about Drawing # 1

 
De bestraffing, 2006-2007
houtskool, pastel, balpen en verfstift op papier
148 x 150,5 cm


Veel boeken hebben is een deugd, maar ze niet allemaal tegelijk kunnen lezen is een ondeugd. Nog erger is de gedachte dat men sommige boeken nooit zal herlezen. Gelukkig werd de kinderbijbel bij ons thuis vroeger zoveel gelezen dat de verhalen maar nog vaker de daarbij behorende afbeeldingen in de ziel gegrift staan.

Onlangs pakte iemand De kinderbijbel van Johanna Kuiper uit 1960van de kinderboekenplank en bladerde er doorheen. Ik heb er nooit meer in gekeken. Bij een van de op een warmgele onderkleur gedrukte afbeeldingen voelde ik iets in de onderbuik, geen vlinders maar wel de schok van de herkenning.
Op de tekening in dikke zwarte lijnen is een man te zien die tot zijn middel in het water van een rivier of meer staat. Achter hem staan twee jongemannen die vermoedelijk de kleren van de bader dragen. Het landschap heeft veel weg van een woestijn- of maanlandschap met middelhoge bergen. De zwaar behaarde man met haarlint lijkt almaar dieper het water in te lopen. Maar het is niet zozeer de man zelf, noch zijn naaktheid, noch de homo-erotische setting van het geheel dat vroeger mijn aandacht moet hebben getrokken. Dat speelt allemaal wel een rol, maar het zijn vooral de vreemde vlekken, de zwerende wonden op zijn bovenlijf die me mateloos fascineerden.
Onder de tekening van A. Jagtenberg staat: … en Naäman ging naar de Jordaan en waste zich zevenmaal. Ik weet niet meer wie Naäman was, wel heb ik de wonden onthouden. Op de een of andere manier moet het iets te maken hebben met de tekening De bestraffing (2006-2007) die vanmiddag wordt opgehaald om af te reizen naar het Stedelijk Museum Schiedam vanwege de tentoonstelling All about Drawing.

Illustratie van A. Jagtenberg
… en Naäman ging naar de Jordaan en waste zich zevenmaal.
uit De kinderbijbel van Johanna Kuiper, p. 165
H.J. Paris Amsterdam, 1960


zondag 3 april 2011

Mercy Seat # 2

Mercy Seat, 2011
dummyschets No 2
potlood en, kleurpotlood en stift op papier
12 x 7 cm


Een van de meest eigenaardige beelden uit de christelijke iconografie is ongetwijfeld de genadestoel, ook wel bekend onder de uit het Duits afkomstige term Gnadenstuhl: een afbeelding van de Heilige Drie-eenheid. Dat een genadestoel een vreemde voorstelling is komt natuurlijk juist omdat het nogal plomp een van de meest abstracte concepten uit het christendom verbeeldt: een god die uit 3 delen bestaat. Als abstract concept erg moeilijk voorstelbaar wordt het eenmaal geïncarneerd een uiterst curieus beeld. De zoon moet immers lijken op de vader, de vader moet ouder zijn dan de zoon, de zoon moet niet in opstand komen tegen de vader en de vader moet mild zijn voor zijn eniggeboren zoon. En ergens zit een duif, die de Heilige Geest verbeeldt. Vaak zit ie op de kop van de zoon of zweeft boven het hoofd van de vader.

Onze buurman heeft duiven. Wanneer wij ’s zomers achter in de tuin zitten wil er nog wel eens eentje op een tak boven onze hoofden neerstrijken. Het is dan wachten tot het beestje gaat schijten. Op de kop van de zoon noch de vader zit ooit schijt. De heilige geest nuttigt slechts geestelijk voedsel.

Wanneer we bedenken dat op menig Zuid-Amerikaans ex voto de geest net als vader en zoon als mens en niet als vogel wordt afgebeeld, dan moet die zowel op de vader als de zoon lijken. Het levert Monty-Python-achtige taferelen op.

Morphological Freaks # 3

Stag-beetle / Vliegend hert, 2006
verfstift, acrylverf, lakverf en vernis op kunststof
diameter 33,5 cm (dikte 11,5 cm)


Tijdens het bij de tentoonstelling Conversatiestukken horende diner van gisterenavond had ik een gesprek met een meneer, een psychotherapeut. Naar aanleiding van mijn eigen bijdrage aan Conversatiestukken vertelde ik over het boek Morphologically disturbed insects. De meneer vroeg zich net als ik af of insecten zich wel zo druk maken over een kernramp als wij.
We hadden het over mieren, noeste sociaaldemocratische arbeiders. De meneer vertelde dat hij had gelezen dat als een mier doodgaat deze een bepaalde stof de ether inspuit die de mieren- doodgravers ogenblikkelijk opvangen. Zij komen als op commando aangesneld om de dode mier te recyclen. Opgeruimd staat immers netter.
Ik weet niet of de man van het diner in god geloofde, maar ik opperde dat de stof die stervende mieren bij hun heengaan uitscheiden vermoedelijk het elixer van de onsterfelijke ziel is die ten hemel vaart. Zoals de middeleeuwse ziel de mond van de stervende als een soort eenmansvliegtuigje verliet om naar het paradijs te emigreren.
Zoals het met het geweten van mensen nogal tegen valt, lijkt recent hersenonderzoek uit te wijzen dat er van een vrije wil eigenlijk eveneens nauwelijks sprake is. Die twee zaken zullen net als menig Siamese tweeling maar moeilijk van elkaar te scheiden zijn. Zoals lichaam en geest onscheidbaar zijn. De mens zal net zo weinig vrije wil hebben als een insect. Het verschil is vooral het geloof dat de mens op de been houdt. Het geloof dat er zoiets als een vrije wil bestaat.
Het niet hebben van een vrije wil sluit trouwens het geloof in het eeuwige leven of een reeks van volgende levens helemaal niet uit. Als de god werkelijke compassie heeft met het arme leven dan zal deze als een liefhebbende vader of moeder alles verzamelen wat een onsterfelijke ziel heeft om het in een andere gedaante weer in de kosmos terug te ademen.


Conversatiestukken, 2011
Ad Gerritsen & Rinke Nijburg
porseleinklei, glazuurverf
diverse afmetingen

vrijdag 1 april 2011

Morphological Freaks # 2


Morphological Freaks, 2011
Stag-beetle / Vliegendhert
Conversatiestukken
porseleinklei, glazuurverf
afmetingen 22 cm ø
Tot mijn grote spijt zijn er gisteren 2 borden met insecten nog tijdens het beschilderen gesneuveld. Ze bleken te broos voor mijn handen. Op eentje stond een vliegendhert, een van de mooiste, grootste, maar in Nederland tevens een van de zeldzaamste insecten. Ik heb nog nooit een mannetje vliegendhert  in het echt gezien; wel afgelopen zomer in Zuid-Duitsland een vrouwtje, zonder de enorme kaken van het mannetje toch ook al een indrukwekkend beest. Misschien is het geen toeval dat juist het bord met vliegendhert sneuvelde. 
Uit Morphological Freaks # 1 zou men kunnen opmaken dat ik eigenlijk niet mee had moeten doen aan de tentoonstelling Conversatiestukken. Ik heb immers een hekel aan de actualiteit en die is nu juist de insteek van de tentoonstelling. Maar dat wat onder de actualiteit ligt heeft wel mijn warme belangstelling. Het is meer het gekeuvel over de waan van de dag dat me niet interesseert. Wat me wel bezighoudt zijn de diepere drijfveren van de mensen die de actualiteit vormgeven. Wat beweegt mensen ten diepste? En hebben ze kennis genomen van die vaak duistere diepten? Of worden ze gedreven door motieven die ze zelf helemaal niet kennen?
Insecten hebben vermoedelijk geen last van een slecht geweten. Want dat is toch wat het denken over het menselijk handelen vooral oplevert: dat er maar weinig zuiver is aan de eigenlijke beweegredenen van mensen. En ook dat men dat laatste vaak liever niet al te veel beseft, omdat zoiets een slecht geweten genereert.
We moesten er maar niet cynisch van worden. Zo lang het goed gaat, dient kernenergie immers de vooruitgang van de beschaving. Vrolijk worden we in ieder geval van insecten die koortsachtig gemutileerd doorgaan met het vergaren van voedsel, blijven strijden en sterven.

 
4 Conversatiestukken, 2011
porseleinklei, glazuurverf
diverse afmetingen