collectie CODA Apeldoorn
Rinke Nijburg
CODA Museum Vrienden
presentatie jaarprent 2014
voordracht SEVEN TRANSLUSCENT BUTTERFLIES
SEVEN TRANSLUSCENT BUTTERFLIES
Beste CODA Museum Vrienden,
Rinke Nijburg
CODA Museum Vrienden
presentatie jaarprent 2014
voordracht SEVEN TRANSLUSCENT BUTTERFLIES
SEVEN TRANSLUSCENT BUTTERFLIES
Beste CODA Museum Vrienden,
Beste Carin Reinders,
Beste Cees & Bonnie,
Wallpaper with Humming Birds
Ongeveer een jaar geleden had ik een tentoonstelling in CODA. Onder de
titel Slaapwandelaars en zielsverwanten[1]
was deze tentoonstelling doorgereisd van Duitsland naar Nederland.[2]
Wie de trap opliep, op weg naar de slaapwandelaars en de zielsverwanten, zag,
naast mijn naam, de titel van de tentoonstelling en een groot donkerblauw
plakkaat met daarop enige broodnodige uitleg over de kunstenaar en zijn werk,
een grote houtskooltekening hangen. Laten we met het oog op de jaarprent even
kijken naar deze tekening. Deze vrij
grote, staande tekening is gemaakt op wit papier. De tekening meet 150 bij 110 cm.
Ik zei net ‘houtskooltekening,’ maar bij nadere beschouwing kan de tekening
nooit met houtskool alleen zijn gemaakt. Sommige zwarte delen van het beeld zijn
daarvoor te zwart en houtskool is nooit rood, geel of blauw. Het gaat hier
behalve om houtskool ook om pastelkrijt, om soft-pastels die we niet moeten
verwarren met olie-pastels. De tekening is opgezet met houtskool en daarna
uitgewerkt met houtskool die gemengd werd met gekleurde pastels. Omdat deze
beide materialen blijven afgeven wanneer men de tekening aan zou raken, liggen
er een aantal flinterdunne lagen fixatief overheen, lagen die bestaan uit
transparante vernis die niet of amper verkleurt. De tekening werd gemaakt in 2007,
gedoopt met de naam Wallpaper with
Humming Birds datzelfde jaar nog ingelijst en tentoongesteld in Amsterdam
en direct aangekocht door een particuliere verzamelaar in Naarden. Deze
verzamelaar uit Naarden was zo goed de tekening in bruikleen te geven voor mijn
tentoonstelling in CODA. Aan het einde van de tentoonstelling werd het werk
door Carin Reinders aangekocht voor de collectie van CODA.
Nu we de schamele exacte feiten rondom de tekening hebben opgesomd,
kunnen wij proberen het beeld te beschrijven. We zien de rug van een vrouw, een
meisje nog. Het hoofd van een van de grootste bedrijfsverzamelingen van
Nederland,- niet nader aan te duiden, maar net als de meeste andere hoofden van
bedrijfsverzamelingen een vrouw,- zei, toen ik opperde dat het om een vrouw
ging: ‘Nee Rinke, dat is geen vrouw, dat is een meisje. Ik wou dat ik zo’n
kont had…’ Waarmee maar weer is aangetoond dat sommige dames zo geobsedeerd
zijn door hun figuur of door hun silhouet, dat ze zelfs op een
houtskooltekening nog jaloers kunnen
worden... Waar men al niet jaloers op kan zijn, want houtskool is niet meer dan een scheikundig
element met het symbool C. In Suriname zou de tekening het slecht
doen want daar houdt men niet zo van dit soort magere achterkanten. Goed. We zien een meisje, een jonge vrouw, die door de goden van de
kosmos werd gezegend met een bevallig silhouet. Het meisje zit, niet op een
stoel maar op de grond, met haar benen gevouwen onder haar zitvlak. Op haar
nogal witte rug zien we bloemen: felgekleurde bloembladeren, bloemknoppen,
bloemstelen, groene bladeren. Als het om echte bloemen zou gaan missen
we de vaas waarin de bloemen horen te staan. We zien geen vaas, we zien geen
water. Het is alsof het meisje zelf de bijna perfect symmetrisch
gevormde ranke vaas belichaamt. De bloemen drinken als water haar bloed…
De kans is groot dat we – gezien het oeuvre van de kunstenaar – hier
niet kijken naar echte bloemen maar naar getatoeëerde bloemen, naar skin-flowers.
Het meisje zal een Japanse zijn. Want waar anders dan in Japan versieren jonge
dames hun hele lichaam met geniaal gestileerde en uiterst vakkundig
getatoeëerde bloemen en koi-karpers? Maar er zijn meer dingen waaruit we kunnen
opmaken dat we hier niet van doen hebben met een West-Europese schoonheid, maar
met een Oosterse. Zo doet het kapsel Japans aan en ook de manier van zitten die
we al hadden beschreven maar nog niet nader geduid. In haar rechteroor draagt
het meisje een parel. Onmiskenbaar een verwijzing naar Johannes Vermeer.[3]
– Misschien zien we niet eens een Meisje met de parel, een Girl with
a Pearl Earring maar een Geisha with a Pearl Earring, waarmee de
betekenis van het beeld onmiddellijk verspringt. – We zien vogeltjes die we met
gemak kunnen herkennen als uit de kluiten gewassen kolibries. In een museum in
Frankrijk zag ik eens opgezette kolibrietjes, het verkleinwoord is eigenlijk
volstrekt overbodig, in een vitrine vastgespeld op een kussentje en voor eeuwig
de naaste van een flinke, eveneens opgeprikte nachtvlinder die groter was dan
het arme ding zelf. Vogels die kleiner zijn dan insecten doen het universum kantelen.
In de verte zien we Mount Fuji, de berg Fuji, een vulkaan die zo’n
112 kilometer van Edo oftewel Tokio ligt. Waarom we de berg niet één keer zien,
maar twee keer, bedekt met eeuwige sneeuw, en daarnaast nog eens minstens vijf
keer zonder sneeuw, is niet helemaal duidelijk. Het lijkt wel of het meisje
niet kijkt naar de echte berg, naar de Fuji, maar naar een afbeelding van Mount
Fuji. Het lijkt ook wel of iemand heeft zitten oefenen in het tekenen van
de berg; sommige Fuiji’s zijn beter getekend, beter gelukt, beter uitgewerkt
dan andere. Sommige bergen zijn voortijdig verlaten alsof het toch niet lukte
om de contouren in één lijn te vatten. Alsof de vulkaan, die sinds 1709 slaapt,
begint te ontwaken en de altijd rustige zenmeester besluit de benen te nemen
voor hij wordt verteerd en vereeuwigd. Zoals in Pompeï gebeurde, waar niet de
mens de vulkaan vereeuwigde, maar de vulkaan mens en dier voor het nageslacht bewaarde…
De door de kunstenaar gekozen titel lijkt gelukkig enige uitsluitsel te
geven over het beschreven beeld, want die luidt zoals gezegd Wallpaper with
Humming Birds. In het Nederlands vertaald klinkt het helaas een beetje
plat, maar vooruit, het moet maar: Behang met kolobries. We kijken dus,
als we de titel mogen geloven, naar een meisje, een Japans meisje, dat in
typisch Japanse zithouding op een vloer zit, zowat tegen de muur aan. Ze kijkt naar
het behang waarop we een patroon zien dat de berg Fuji eindeloos herhaalt. Wat
ook kan is dat we kijken naar een voorbedrukt behang en tegelijkertijd naar half
gelukte en verlaten tekeningetjes van die berg. De tekening had ‘Oefeningen
in Mount Fuji’ kunnen heten. Heeft deze vrouw zojuist de hand gelegd aan
een nieuwe versie van de berg of staat ze op het punt potlood of penseel ter
hand te nemen? Gaat het hier om de opperste concentratie vlak voor een nieuw
Olympisch record? Gaat het om volmaakte aandachtigheid die men nodig heeft om
dezelfde handeling, die men al duizenden malen heeft herhaald, met zo’n grote
intensiteit te hernemen als was het voor het eerst en volmaakt? Zoals schijnbaar
doelloze handelingen worden herhaald in de Koreaanse film met de prachtige
titel Spring, Summer, Fall, Winter, and Spring again,[4]
een film uit 2003. De eindeloze en troostrijke terugkeer van steeds
hetzelfde dat nooit helemaal hetzelfde is. Onwillekeurig denk ik ook aan de
houtsneden van Cees Andriessen[5],
omdat dat kunstenaarschap de perfecte Laaglandse belichaming lijkt van deze Oosterse
manier van begrijpen…
Helaas, wat het meisje precies ziet we weten niet, laat staan wat zij
denkt. We weten niet of het hier echt gaan om een behangetje, om een echt
landschap, om een innerlijk landschap, een visioen. Om een schamel of geslaagde
poging een simpele handeling met zoveel aandacht en liefde te herhalen dat er
geen verschil is meer tussen het tijdelijke en het eeuwige, een korstmos en de
kosmos, tussen gelukt en niet gelukt. We zullen nooit weten of het meisje kijkt
of dat zij de ogen gesloten heeft. We zullen niet weten of zij mediteert dan
wel door haar man of haar meester voor straf in de hoek is gezet. Omdat wij het gelaat niet kunnen zien, omdat
het gezicht verborgen is, en de ogen, die de poorten tot de ziel zijn, wel kunnen
worden gezocht maar nooit zullen worden gevonden. We zullen het moeten doen met
het ranke, blanke silhouet van haar rug, met de fantoom van de berg en met het
onhoorbare zoemen van de bevroren kolibries die in Japan helemaal niet
voorkomen. Maar als we heel stil zijn dan horen we niet het tikken van de klok,
niet het zoemen van de kolibries, maar de grondtoon van het heelal, het neuriën
van de Boeddha, het parmantige zingen van Monty Python’s Brian uit Life
of Brian.[6] Met
de hier bijna aangezwengelde discours over het nut van de kosmos bevinden we
ons inmiddels niet meer in het paradijs van de eeuwig pruttelende watervallen,
de erotisch riekende bloemen en overheerlijk zoemende kolibrietjes, maar in het
antracieten duister van het heelal. Laten we uit dat oord van bijna wiskundige
betekenisloosheid maar weer vertrekken.
Seven Transluscent Butterflies
In de prent die ik op verzoek van CODA Museum Vrienden maakte, zien we een
meisje, misschien hetzelfde meisje wel, een beetje kleiner dit keer, wat meer
naar de achtergrond geschoven, nog smaller in de heupen. Dit keer wordt ze omringd
door vlinders, niet door vogels. Wanneer wij de twee werken naast elkaar plaatsen,
Wallpaper with Humming Birds en Seven Transluscent Butterflies,[7]
valt onmiddellijk op dat het tweede beeld veel kleiner is dan het eerste.
Maar ook wordt duidelijk dat de gebruikte techniek een ander moet zijn. Het
gaat hier weliswaar ook om een werk op papier, maar het papier is veel minder
wit en het werk is minder vol van kleur. Het lijkt wel stiller in dit
universum, minder troostrijk. Maar waarom? Waarom werden de kwetsbare vogeltjes
vervangen door nog veel kwetsbaarder vlinders? En waarom zijn die beestjes
bijna doorschijnend, lijken eerder niet dan wel te bestaan? Droomt het meisje
uit het eerste beeld dit tweede beeld? Vervaagde in haar droom alles? Droomt
het vluchtige schepsel wel zelf of wordt het menske slechts gedroomd? Het lijkt
hier onmogelijk om een behangetje te kunnen gaan. De in vlinders
gemetamorfoseerde kolibries zijn ten opzichte van het meisje immers veel te
groot. Of het moet betekenen dat het arme kind is opgenomen in het behang en slechts
patroon, wezenloos decoratief lichaam in een geprojecteerde, verzonnen kosmos. Is
zij door haar Lepidopteroloog, de wetenschappelijke naam voor een
vlinderkenner, met knopspelden vastgepind in een insectendoos? Is Psyche[8]
slechts een eendagsvlinder die haar Lepidopteroloog nooit zal zien? Wordt haar
kosmos lichter en stiller?
Psyche
2011-2013
houtskool, pastel en kleurpotlood op papier
charcoal, pastels and
colour pencil on paper
work 110 x 150 cm / frame
??? cm
private collection / particuliere collectie,
Oosterbeek (NL)
Er is weinig verbeeldingskracht voor nodig om het kind uit de prent van gedaante te doen veranderen. We kunnen het kind ziek maken, het anorexia nervosa toedichten. We kunnen het kind trakteren op uiterst hedendaagse obesitas, extreme obesitas, als het gewone niet genoeg is. Van zijn of haar schepsels kan de dichter, de romancier, de regisseur, de god immers maken wat hij of zij wil. Maar het maaksel kan ook de maker bezoeken, de schepping de schepper. Zoal in de film Ober[9] uit 2006 van Alex van Warmerdam waarin de door veel tegenslagen geplaagde, vreugdeloze ober aanklopt bij de schrijver van het filmscript om ter wille van hemzelf, Edgar, de hoofdrolspeler, aan de film toch vooral ook een positieve wending te geven. Zoals Adam, de eerste mens, aan God een speeltje vroeg, eist Edgar van Herman, de schrijver van het script, ‘een leuke vriendin’. Maar soms is er geen dichter, geen schrijver, geen schepper die genade schenkt. Soms blijft alleen de stilte.
Al lijkt de prent Seven Transluscent Butterflies de innerlijke
vrede zelf belichamen, zelf kan ik het
beeld niet los zien van de roman Chinmoku (Japans: 沈黙), het meesterwerk uit 1966 van de beroemde Japanse schrijver Shusaku
Endo, in het Nederlands vertaald onder de titel Stilte.[10]
Het boek beschrijft de receptie van het
christendom in Japan van omstreeks 1650. In die tijd was het vrij gewoon iedereen
die zich tot het christendom bekeerde, of daarvan werd verdacht, op wrede wijze
daar weer vanaf te helpen. Diepe indruk op mij maakten de scènes waarin Endo
beschrijft hoe rooms-katholiek zendelingen en hun kersverse bekeerlingen op de
kop in putten werden gehangen tot ze stierven. Regisseur Martin Scorsese werkt sinds 2008 aan een verfilming van
het boek. De
rooms-katholieke Japanse schrijver Endo beschrijft de oorverdovende stilte van
god op een bijzonder indrukwekkende wijze. Wanneer u de laatste twee afbeeldingen van de PowerPoint
en de aftiteling bekijkt, ziet u zowel het beeld en een groot deel van de titel
verdwijnen. Wat blijft zijn de twee woorden Seven en Flies. Dankzij het Droste-effect rest ons slechts de fonkelnieuwe
titel Seven […] Flies. Wat deze titel weer betekent voor het beeld en
wat dat te maken zou kunnen hebben met de roman Lord of the Flies[11]
van William Golding laat ik liggen. Het is aan u of de vlinder, de dolende
ziel, in de almaar sneller uitdijende, oneindige kosmos nog zin heeft om te
fladderen of niet.
Hartelijk dank voor uw aandacht.
Rinke Nijburg
Arnhem, januari 2014
[1] Rinke Nijburg, Slaapwandelaars en
zielsverwanten, Schilderijen, tekeningen en grafisch werk, CODA, Apeldoorn
(NL), 27 april t/m 23 juni 2013.
[2] Rinke Nijburg, Schlafwandler und
Seelentiere, Gemälde, Zeichnungen, Grafische Arbeiten, Stadtmuseum Borken,
Borken (D), 17 februari t/m 21 april 2013.
[3] Johannes Vermeer, Meisje met de parel,
1665-1667, Mauritshuis, Den Haag.
[4] Kim Ki-duk
(regisseur), Spring, Summer, Fall, Winter, and Spring again, Zuid-Korea,
2003.
[5] Cees Andriessen (Wageningen, 1940).
[6] In de Monty Python film Life
of Brian uit 1979 zingt de met Jezus Christus verwisselde Brian aan het
kruis hangend het inzicht nabij en in navolging van zijn eveneens gekruisigde
buurman: ‘Always Look on the Bright Side of Life.’
[7] Wallpaper with Humming Birds meet 150 x 100 cm, Seven Transluscent Butterflies meet 39,1 x 29,7
cm.
[8] Psyche is de titel van een van de
recentste grote tekeningen (2011-2013), een tekening die op hetzelfde formaat werd
gemaakt als Wallpaper with Humming Birds, namelijk 150 x 110 cm. De
titel werd -met instemming van de kunstenaar- aan de tekening gegeven door de
verzamelaar die het werk kocht.
[9] Alex van Warmerdam (regisseur), Ober,
Nederland 2006.
[10] Shusaku Endo (1923-1996) wordt gezien als
een van de grootste Japanse schrijvers uit de ‘derde generatie' van na de
Tweede Wereldoorlog. Ik kreeg het boek ooit van Wouter Prins(Museum voor
religieuze kunst, Uden) cadeau. Stilte (vert. C. M. Steegers-Groeneveld)
werd onlangs (opnieuw) uitgegeven door uitgeverij Kok, Utrecht, 2012. Een goede
inleiding op het werk vormt een artikel van Bas Heijne in NRC, 31 maart 1995: http://nrcboeken.vorige.nrc.nl/recensie/het-allerheiligste-en-het-allersmerigste-de-japanse-schrijver-shusaku-endo-een-moralist-zon