Marie, heb jij het ook zo koud? 2003
balpen, stift, acrylverf en droge naald op papier
37 x 49,5 cm
Marie, heb jij het ook zo koud?
Marie, ik heb het zo koud. De zelfgebreide muts die jij me met kerstmis hebt gegeven, de wollen wanten die ik van Sinterklaas heb; ze maken me niet warm. Je zou toch zeggen dat het moest helpen, dat het de kou buiten zou houden, maar het voelt meer alsof de kou langzaamaan in me kruipt, alsof ik langzaam versteen, alsof ik meer beeld ben dan afbeelding. Ik raak m’n lichaam kwijt Marie, maar kan ook niet zeggen dat ik grip hou op de geest die in me is gevaren. D’r was eens een geest die in me was gevaren, maar ik kan niet zeggen dat ik die helemaal begreep, helemaal snapte. Het leek vaak of die geest zijn eigen weg ging en niet de mijne. Snap je? Heb jij dat ook Marie? Dat je je niet meer thuis voelt in je eigen bast? Maar ook niet in je eigen eigen? Kijk Marie, de sterren stralen aan de donkere hemel, ze geven licht. Maar dat licht, weet je, is al zo ontiegelijk oud. Dit is te lang gelden om echt waar te zijn. Ze zijn misschien allemaal allang uitgegaan en wij zitten ernaar te kijken of ze er nog zijn. Snap je. Dat is, denk ik, wat ik bedoel. Je kijkt naar mij en denkt: ‘Wat een flinke vent, wat een bonk energie. Eeuwige jeugd. Maar ik zie dat niet. Ik ben zo’n hemellichaam. Allang uitgegaan, allang gedoofd. En jij zit er nog naar te kijken alsof ik nog straal, nog schijn. Maar het is nep. En soms zie ik er een vallen, zie er een doven; maar meestal blijven ze bedrieglijk lang schijnen. Het bibberen. Ik moet steeds zo bibberen, maar het wordt al minder, het wordt al beter. Mijn handen voel ik al; niet meer. De benen ook niet. Marie, je bent mooi. Je ogen. Er zitten lichtjes in. Het zijn toch geen tranen. Het is toch vuur, Marie? Voel je dat ik opwarm, dat het helpt? Marie, heb jij het ook zo koud? Ik denk toch wel dat jij het heel koud hebt. Einde.