woensdag 29 januari 2025

Brieven aan Edith Stein #119 'Zo gaat men dus om met zijn vrienden'

 

The Act of Killing
2023-2025

detail (with temporary head of Edith Stein)

 

BRIEF 119
aan Edith Stein 
'Zo gaat men dus om met zijn vrienden'
Joseph M. Heij 
Wolfheze

 

Lieve Edith,

Mijn Vriend kon wel spreken die avond. In Bredevoort. Dat je het weet Edith. Zo gaat men dus om met zijn vrienden. Toezeggen dat je geïnterviewd wilt worden, dat is ego. Angst die zich om het hart heen wikkelt als een wurgslang, ook ego. Joseph vragen om plaatsvervangend op te treden, angst voor de dood van het ego. En vervolgens toch net genoeg moed vatten, in zijn geval 'indrinken', om zich door G. naar de plaats van bestemming en bemesting te laten rijden, verdrinkend ego.

Dankzij zijn oudste dochter die film heeft gestudeerd in Rotterdam kon ik het hele interview op Vimeo, zeg internet, bekijken en beluisteren. Wat een bezoeking. Een misplaatst ego, iets dat het zo ongeveer per definitie wel moet zijn, is al erg genoeg om pakweg een uur naar te moeten kijken en luisteren. Maar een voorovergebogen, vergrijsd ego dat amper een fatsoenlijke zin weet te ontwerpen of omhoog te spuiten als een klaterende fontein in Rozendaal, je weet wel De bedriegertjes', dat is zoogdierlijke treurigheid op zijn allerbest.

Ik was een gezegend want door jou gewaarschuwd mens, ik had daar nog niet zo gauw over nagedacht, maar de voorspelling kwam uit. De mevrouw die hem zo charmant interviewde en hem voortdurend terugvoerde naar de bron van zijn impotente fontein, haar initiële vragen, vroeg hem er niet eens om, het ging als vanzelf. Halverwege de avond begon hij ineens over mij. Je zou met mij hopen Edith dat hij eindelijk eens toegaf dat hij al zo langdurig een makersblokkade heeft, a writer's block, een perpetuum mobile permanentum. Maar dat zit er niet in.

Je vraagt of ik je het linkje wil sturen naar de betreffende video-opname, maar ik aarzel. Liever heb ik dat je je tot mij verhoudt. Omdat ik jou heb ontdekt in zijn boekenkast. Tussen de Babylonische stapels boeken die zijn grijsblauwe mist-ogen nooit zullen zien. Het is een foezelig Duits boekje uit 1957 met jouw naam erop en de ondertitel Eine große Frau unseres Jahrhunderts. Mijn Vriend heeft de eigenaardige gewoonte om voorin elke boek dat hij aanschaft, of krijgt, met potlood zijn naam in priegellettertjes te schrijven. Op de Franse titelpagina staan ook nog de datum dat zijn ego het bemachtigde, de vindplaats en de betaalde prijs: Arnhem, [...], Walburgkerk, f 0,25, 30 mei 1987.

Nu ik je toch spreek, wilde ik je iets voorleggen waarover je kunt nadenken. Er is wel haast bij, maar over een enkele nacht ijs gaan wil ik niet. Zeg per me omgaande gewoon wat je van het plan vindt. Hoe ik op het idee kwam, weet ik niet zo goed meer. Het kan best zijn dat jij me, zonder dat je het wist, ertoe hebt aangezet om de Führer in 1933 een brief te schrijven. Zelf immers heb je De Heilige Stoel een zeer vrome brief geschreven waarin je vraagt of De Heilige Vader zich wil ontfermen over het lot van de Joden in Duitsland.

Ik dacht Edith: als ik, Joseph, nou eens de nieuwe Reichkanzler een zeer nette brief schrijf waarin ik hem vraag zich jouw lot aan te trekken, dan zou jou een heleboel ellende bespaard blijven. Ik kan gelijk ook een woordje doen voor jouw lieve Rosa, je lievelingszus. Weinig zin zal het hebben dat ik bij de Duizendjarige Duitse Stoel verzoek om gratie voor alle Duitse Joden, over de Oost-Europese maar niet te spreken. Zoiets kan later nog wel eens, wanneer jij en Rosa via Zwitserland in de USA zitten of in Palestina. Schrijf ook waar je het liefst naartoe zou willen.   

Edith, ik hecht er veel aan dat je gered wordt, want wie anders moet ik schrijven die ook echt luistert?

Liefs Jouw Joseph

 

NB Mijn vriend was pas jarig, 27 januari, ik heb niks van me laten horen.