dinsdag 25 februari 2025

Brieven aan Edith Stein #122 'Vergeet nooit dat je de hengst voert, niet met de merrie'

 

Atonement
detail
 
mixed media on paper

 

 

BRIEF 122
aan Edith Stein 
'Vergeet nooit dat je de hengst voert, niet met de merrie' 
Joseph M. Heij 
Wolfheze

 

Lieve Edith,

Nou is ook meneer Schicklgruber overleden. Godver, Edith. Ik begon net goed contact met de familie te krijgen. Alois - een jaar of wat met pensioen - was al een tijdje niet goed in orde, dat wist ik wel, had bloedspuwingen. Maar dat het zo voortijdig en plotsklaps afgelopen zou zijn, 'dat kon niemand weten dan God de Vader'. En ook is het Gods wil. Zo moet ik dat, om in de sfeer te blijven, nu wel zien. 

Alois ging naar zijn stamcafé in het dorp, ik weet de naam niet, plofte met zijn dikbuikige douanelijf neer op de roodbruine sofa, op de plek waar hij altijd zat, precies daar waar het leer in de loop van de tijd al te veelvuldig ingedeukt werd en een permanent zinkgat had gemaakt, bestelde een glas rode wijn, nam er een slok van, spuwde bloed en was dood. 

Ik kon er vannacht niet goed van slapen Edith. Mijn brieven aan de familie Schicklgruber waren steeds aan beiden geadresseerd, maar uiteraard noem je eerst de man in huis en dan het paard. Vergeet nooit, zei ik tegen Joseph, dat je de hengst voert, niet met de merrie. Nu is het helemaal anders. Elke brief die ik vanaf nu stuur, lijkt een slecht verstopt aanzoek aan de nog jonge Klara in plaats van een oprechte poging de familie beter te leren kennen. Let er dus op Edith, dank je, dat mijn toon correct blijft en dat er geen enkele verdenking komt te rusten op mijn belangstelling voor dit door God boven andere families verkozen gezinnetje.

Als je goed oplet, dan zul je zien dat ik als adres Oosterbeek opgeef en niet Wolfheze. - Ik ben bang dat de Schickgrubers er vroeg of laat achter zullen komen dat ik niet in Wolfheze woon maar daar geïnterneerd ben. -

 
 
Frau Klara Schicklgruber-Pölzl
Leonding 
Nummer 61
Östereich

Osterbach I Die Niederlände I 5 Januar 1903

 

Lieve Klara

Mijn bereikte helaas alweer zeer droevig nieuws: uw lieve man Alois overleed eergisteren plotsklaps. Na de dood van al zoveel familieleden en kinderen moet het voor u als godsvruchtige vrouw aanvoelen alsof er van hogerhand een doem op uw familie kwam te liggen maar dat is niet zo. De Voorzienigheid plaagt wie Hem oprecht liefheeft soms veel meer dan lieden die niet in zoiets als een goede god geloven. Waarom dat zo is is mij een raadsel, maar hopelijk ziet u een kans uw geloof te eerder te versterken dan te verzwakken. U richt zich goedgelovig en dus goedgemutst op dat wat nog wel is: twee lieve dochters en twee prachtzoons. 

Het is jammer dat het tussen uw man en Alois junior zo slecht botert. U zit daar steeds tussen als tussen kokend water en lopend vuur. Junior heeft dan ook helemaal het karakter van uw man, toch? Die twee botsen omdat ze allebei stronteigenwijs zijn. Uw lieve man bedoelde het goed, ik bedoel de vermaningen en bestraffingen, maar het werkte averechts uit. Bij ons is het vandaag de dag niet zo heel gangbaar meer om aan de eigen kinderen lijfstraffen uit te delen en soms vind ik dat wel jammer. Veel kinderen zijn tegenwoordig behoorlijk over het paard getild en verbeelden zich iets heel bijzonders te zijn, bijvoorbeeld het centrum van de kosmos of het centrum van hun eigen brein. En dat is jammer.

Ik begrijp dat u zich zorgen maakt over de kleine Paula die zo het lievelingetje van vader was en over Adolfus die de leidende hand van zijn vader in de komende periode node zal missen. [Edith, vind je 'node' hier goed of moet ik zeggen 'enorm'?] Een puberende zoon zonder vader is als een lentekalf in een wei zonder schriklappen. Het onnozele beest haalt zich het vel open aan het prikkeldraad of het brein krijgt een optater van het schrikdraad. Ziel en lichaam raken zo onbedoeld en nodeloos beschadigd voor de toekomst.   

Mocht u er belang bij hebben, dan wil ik best eens een lange wandeling met de jongen maken. Ik kan met de trein komen, kan in de schuur slapen en met het jong de wandeling naar de middelbare school in Linz maken. Is dat wat? U denkt er maar over na zolang u wilt, geen haast. Wel is het zo dat ik niet stante pede komen kan, omdat ik wel in Osterbach op de trein kan stappen, maar er in Arnhem alweer uit moet om te wachten op de trein naar Düsseldorf. En dan moet ik nog het hele Duitse keizerrijk door voordat ik aan de grens met Oostenrijk ben. En uw weet van uw man hoe lang het kan duren bij de douane die uiterst belangrijk werk verricht maar de boel ook eveneens nodeloos vertraagt. [Ik gebruik hier weer het woord nodeloos. Is dat hinderlijk, vind je?] 

Lieve Klara, ik ben een man Gods en ook het feit dat ik zelf nooit kinderen had maakt dat ik met gepaste afstand uw zoon kan helpen met het zoeken van het juiste levenspad. Zie het niet als onbescheidenheid laat staan onbeschaamdheid dat ik u dit voorstel doe, zo zit ik echt niet in elkaar. Vanaf de geboorte van Adolfus immers voel ik diep van binnen dat u van de Voorzienigheid een zeer bijzondere zoon hebt gekregen die beslist iets belangwekkends mag verrichten onder de mensen.

Wist u Klara, dat bij ons de eerste sneeuwklokjes nu al boven de verse sneeuw uitsteken alsof ze nog nooit sneeuw hebben gezien? Hun gezichtjes kijken allemaal naar de witte sprei die op de stuifgronden ligt. [Vind je dit een mooi poëtisch beeld of is het kitsch? Ik kan proberen iets anders te verzinnen.]

Heel veel sterkte in de komende periode, arme Klara, en heel veel wijsheid en barmhartigheid gewenst in de omgang met uw beminde kinderen.

Een warme groet,

Uw Joseph 

 

Hoe koud is het bij jou, Edith, en zijn er bij jullie ook al zulke vrolijke sneeuwklokjes te zien ergens op het terrein? Of net daarbuiten?

Liefs Joseph