woensdag 19 maart 2025

Brieven aan Edith Stein #124 'Rode kersen die zwaar gewond raken'

 

Grazing Occultation
- work in progress
 
mixed media on paper
ca 160 x 110 cm
 

 

BRIEF 124
aan Edith Stein 
'Rode kersen die zwaar gewond raken'
Joseph M. Heij 
Wolfheze

 

Lieve Edith,

De zon schijnt hier volop; alles bloeit tegelijk, al zeggen ze dat het te vroeg in het jaar is. - Te vroeg, maar dat zou het klimaat zijn dat zichzelf opwarmt. Maar dat begrijp ik wel; niemand lijdt graag kou. - Na een paar jaar vergeet een mens toch hoe het een paar jaar eerder ook alweer ging. Ik weet niet eens wanneer de zon in zomer opkomt of in midwinter ondergaat. De langste dag, de kortste, het zegt me niets. Ik leef bij de dag die op de een of andere manier toch weer aanbrak of ik dat nou kan waarderen of niet. Ik kan niet eens onthouden of ik gisteren zwaar depressief was of een tikkeltje minder dan de dag daarvoor. Hoe zou een mens zich alles dat gebeurt ook moeten kunnen herinneren en voortdurend de exacte afstand van deze depressie tot de volgende moeten kunnen meten? De dikte van de laag sneeuw die zelden meer valt, de pasgeboren eitjes die de kat elk voorjaar uit de lenteboom vist, de tamme kastanjes die stekelig weerloos op het harde herfstasfalt vallen - of vallen ze in een ander jaargetijde? - de hitte die tegenwoordig niet meer te verdrijven is zoals vroeger een boze geest zich na langdurig aandringen nog wel liet uitdrijven, de rode kersen die zwaar gewond raakten als ze ook maar een beetje bloedrood op de wangen kregen omdat de merel hen overbodig dood wilde hebben. Edith, hoe zou een mens zich de jaargetijden nog moeten kunnen herinneren zoals ze vroeger waren? Hoe is dat in Auschwitz? Zie je nog wel eens een winterkoninkje dat nerveus neerstrijkt op het prikkeldraad dat het hek bewaakt omdat niemand de lente mag zien, niemand de zomer, alleen de winter is toegankelijk, alleen de late herfst en de vroeg invallende vorst. Al het andere mag de jood niet meer zien. Zo is het toch Edith. Wist je dat het in het beloofde land nu ook weer zo is? Voor een ander volk, van een andere maar verwante stam, een volk met een ander geloof maar misschien wel dezelfde, enige god die ontelbaar veel dochters had die niet meetelden maar die geen felbegeerde zoon had of er, na lang en vurig bidden, toch nog wel eentje verwekte bij een kind dat nog maagd was, een heel mooi meisje van negen of dertien jaar oud, wat maakt het uit? De lucht vandaag is strak en volmaakt lichtblauw, 21 maart 2025 Edith, en dat na een laffe, pesterig kwakkelende winter die dagen achtereen donker uit de beide ogen bleef kijken tot zowat geen mens de ogen neerslagloos droog hield. Zie is het hier Edith hoe is het in jouw stulpje in Birkenau dat vlak naast Gaza ligt waar het weinig beter is? Ook daar geen voorjaarszon, geen opgewekte krokussen of naar zichzelf starende maar overgelukkige gele narcissen. Ook daar geen vogel die een voorjaarsdeuntje zingt, een poes die over straat rolt zodat een opgewonden kater haar wel moet bespringen, deze geile geste niet kan weerstaan, geen mier die de voelsprieten uit de verschroeide aarde steekt om een Babylonische hoop zand op te werpen tot een Babylonische toren die toch weer wordt gezien en vernietigt, geen hoop die opgeworpen wordt en hoop blijft, geen aarde die niet verzengd wordt door de huidloze hitte die naadloos volgt op het bombardement dat tapijten weeft in uiterst mooie patronen die doen denken aan de keramische tapijten in het Alhambra die namens de islam aan de enige lentegod op aarde geschonken werden omdat er maar een god is en dat zien jullie joden ook zo, Edith: er is maar een god. En zelfs jullie meest onbegrijpelijke sekte van alle joodse sekten, die van Rabbi Jezus, Edith, zelfs die sekte, die begreep dat een god, de enige, dat die naast al die heerlijke dochters ook een zoon wilde, al was het ook maar een zoon en de beste die een god zich ook maar kon wensen, wel een die wij niet begrijpen, die wij niet verstaan, die wij een lege blaas noemen, een zoon die niet bepaald knap was - want welke joodse zoon Edith, wees eerlijk Edith, is nu echt knap zo dat een vlinder er in het voorjaar op neer strijkt? - een cocon zonder pop, een vijand zonder vrienden, een karavaan zonder kamelen en zonder water, een huis zonder balkon of tuin, een flat zonder raam, een geluidloze nachtegaal, een sneeuwklok die in januari of was het december of november wel hoopvol blad ontwikkelt maar geen klok om de lente in te luiden, geen bloem, geen coloriet, geurloos, bijna naamloos. Ik vind dat Edith, geen zoon van god die het waardig is om een zoon van god te noemen, de jongen heeft de genen van zijn vader niet, de looks niet, de drive niet, hij legt het aan met gevallen vrouwen Edith, met Maria Magdalena, met een hoer Edith die haar kut opent voor elk minderwaardig, overbodig, met Round-up of iets anders te bestrijden insect dat op haar neer wil strijken. Haar nemen is nog te nestjes gezegd, Edith, het gaat om neuken, het gaat om doodsverachting, eigenlijk is het zaad een geautomatiseerde rij stalen kogels die zacht en warm en uiterst weerloos vlees volledig terecht wil vernietigen, omdat het niks is, want het is weerloos, omdat het wil opvoeden wat niet op jou lijkt, de dader, de man die dit doet maar niet weet dat ie dit doet, omdat ie niet nadenkt, omdat deze man niet begrijpt dat de ander de ander de ander is en ook blijft, tot aan het einde der tijden. Dat begrijpen zit er niet in, zoiets verstaan maakt onrustig, maakt overbodig, maakt alles nodeloos stuk. Zie deze mens, laat deze mens. Hij is eenzaam, zoals Adam er geen been in zag die hele tuin helemaal alleen te moeten onderhouden. De lafaard, hij vroeg de god, de enige die in die tijd bestond, de enige die hij kende, om een slaaf, een hulpstuk, een verlengstuk. Zodat hij zelf buiten schot bleef, buiten beeld, geen kinderen hoefde te baren, die niet hoefde te baren of te zogen, dat ontspruitende zaad niet hoefde te beminnen, niet hoefde te coachen, nooit ergens naar hoefde te luisteren, dat geluid dat om aandacht vroeg gewoon kon negeren, kon buitensluiten, kon doodslaan als een lastige vlieg aan het raam dat naar buiten wilde, naar het licht, maar niet wist hoe, niet wist dat een raam een raam was, een vinding van een andere soort, iets dat waar het met de al te kleine hersens maar vele ogen niet begrijpt, nooit kan begrijpen, tenzij die andere soort, bijna ook een insect, een beestje dat zoals het hoort bij de mensen op de rug ligt en wakker wordt en in het natte voorjaar in een van schone lakens en spijltjes voorzien bedje wakker, wakker werd met alles zes de pootjes omhoog en niet weet hoe het ooit nog op kon staan. Iemand moet hem of haar of hen, maakt niet uit, dit immers is een mens, helpen om op te staan. Maar wie is een mens? Wie helpt deze vlieg, deze tor wanneer je er minder last van hebt wanneer je die dood slaat? Zo Edith, zie ik het doodslaan. Het is nuttig, de last verdwijnt van de schouders, het juk wordt licht als een veertje, het bestaan draaglijk. Het lijkt wel lente. Ik denk Edith, dat het veel eerder en veel vaker lente is wanneer je we lastige vliegen doodslaan, insecten bestrijden, onkruid verdelgen, ongeboren vruchten op tijd aborteren, dat is voor ze te rijp zijn om te plukken, Edith, let daar wel op in Auschwitz-Birkenau, voordat ze als van nature, als van god of kosmos gegeven, naar beneden vallen, uit de baarmoeder. Euthanaseer de bejaarden die geen leven meer hebben omdat het er niet uitzicht, het voor de bühne geen gezicht meer is, voor de economie geen winstpost maar louter verlies, Edith, het liefst het tegenwoordig zeer onvoorspelbare weer echt herfstig en guur weer wordt, niemand nog zin heeft om boodschappen te halen of onkruid te trekken. Probeer uit deze dingen die wij tegenwoordig volmaakt normaal vinden nu al lering te trekken in het hier en nu, dat immers is wat wij leren van Ons Eckhart Tolle, die het hier en nu begrijpt als geen ander en snapt dat een lastige vlieg een lastige vlieg is, precies wanneer jij buiten in het zonnetje zit, net een boek wilt lezen, welk boek Edith wilde jij net gaan lezen? Toch niet de Bijbel of Johannes van het Kruis? Doe dat niet Edith, het is onkruid, het gaat in die entartete boeken om de donkere nacht waar geen einde aan komt, om het omarmen van het meest afzichtelijke lijden, om de onzichtbare dood waar nooit een einde aan komt. Edith, jouw pathologisch zieke geloof in een kosmische god die de ondergang van deze eenzaam ademende planeet in een onkenbaar grote winter begrijpt en in de schoot wil nemen, om zinloos veel tranen op te vangen, om het oeverloze gejank aan te horen, de horizonloze pijn, dat is geen god Edith, dat is er een van ons, dit is een mens.

Bij ons is het nu mooi lenteweer Edith, al geloof ik dat de meteorologische lente al eerder begon dan de astronomische. Hoe is het bij jullie. Schrijd daar eens over. Over de ontluikende voorjaarsbloeiers, de zinloos zingende vogels. Had jij niet ook geschiedenis gestudeerd? Een mens kan niet alles onthouden; niet van zichzelf maar nog minder van anderen; ik weet niet meer wat je studeerde aan de uni. De Amerikanen hebben nu een president met een naam die klinkt als Donald J. Duck, je weet wel, van Walt Disney. Welke Disney-films heb jij gezien? Je zou er, als je van dat genre houdt, een paar kunnen hebben gezien in jouw interbellum dat al onder de plak zat van de man aan wie Donald J..

Ik sta op het punt om Adolfus een extra fijne, zeer bemoedigende brief te schrijven. De jongen wil zich aanmelden voor de kunstacademie in Wenen. Hij weet niet waar hij aan begint. Ik wil hem helpen. Ik hoop dat het hem lukt. Hij heeft zoveel geleden, hem zat zoveel tegen. Ik schrijf je morgen wat ik hem wil zeggen.

Liefs Joseph