dinsdag 25 maart 2025

Brieven aan Edith Stein #125


Grazing Occultation
- detail -
 
mixed media on paper
ca 160 x 110 cm
 

 

BRIEF 125
aan Edith Stein 
''
Joseph M. Heij 
Wolfheze

 

Lieve Edith,

Hoe lang zijn moeder Klara en vader Alois nu precies dood? Weet jij dat? vrouwen zijn soms beter in het onthouden van geboortejaren en ook de dag van sterven dan mannen. Als je dat nog mag zeggen. Ik weet niet of je een verschil mag maken in man en vrouw. Omdat het allemaal iets ingewikkelder ligt dan het lijkt. In de praktijk. Op elke willekeurige dag. En dat is ook zo. Of je verschil mag maken in dag en nacht weet ik ook niet goed, Edith. Jij bent Joods, dat is wel duidelijk. En rooms. Ook dat is zo helder als een pas gewassen baby maar kan zijn. De kleur laat niet te wensen over.

Maar vader Alois stierf in het bruine café, 'al te bruine' zouden wij nu zeggen, op de 'al te bruine' sofa die daar nog altijd staat. Zegt men. Met 'al te bruine' bedoel ik dat je ernaar kunt kijken zo je wilt. Je bent tegen of je bent voor. Je haat dat bruin omdat het bruin is of politiek geladen of je vindt dat bruinhemdenbruin uiterst aangenaam. Ook al dat type bruin voor ons doen bezoedeld, heel erge bezoedeld, want Alois Schickelgruber zat er elke dag van de week op, met zijn dikke, oude al te overbodig geworden doueane-reet, werkelijk, ik verzin het niet, Alois zat daar elke ochtend van elke week sinds zijn pensionering bovenop. Op die bank met een roodbruine kleur. Die kleur werd door hem, door de vader, door Alois, eens en voor altijd 'onaangenaam bruin', bruinhemdenbruin, een kleur die geen fabrikant van verven verkopen kan of het moet Wallenfarben zijn.

Zo nu en dan liet Alois in dat enige plaatselijke café in Leonding een wind, niet hoorbaar, een kwestie van en absoluut gehoor en kwestie van relatieve smaak, iets dat hij via zijn zaad doneerde aan zijn tweede zoon de wind, net las Alois zat daar om een wijntje te drinken. Een rode. Via het roomse geloof, via de spiritualia, via de via dolorosa, als mooie dikke, maar intens lijdende zwarte vrouw op de achtergrond. Ze is geen slavin meer, ze is bevrijd, al generaties geleden. Maar ze is nog steeds niks. Heeft alleen haar stem. Ze is net zichtbaar, maar ook niet meer dan dat; het zou maar afleiden. 

De stem, die vocalen. Die raken elke nog weifelende ziel. Of zwarten ook werkelijk zwart zijn in hun ziel. En hoe mooi is dan zwart, wanneer het elke andere kleur doet vergeten? Elke twijfel of zwart wel de volledige afwezigheid van licht is of gewoon een heel mooie kleur? Elke twijfel wordt in de geest van Alois, met of zonder dat rode wijntje, om negen uur in de morgen en dus de horizon volledig uitveegt, zoals de bijna eigentijdse filosoof zo mooi zei, ergens, in een boek dat bijna niemand las en honderd jaar later nog steeds niet begreep maar wel oeverloos, zeg zonder horizon, werd geciteerd en geïnterpreteerd? 

Niemand mag er ooit nog op gaan zitten. Het ding is te heilig of te onheilig zo men wil.  

[...]