vrijdag 27 juni 2025

Brieven aan Edith Stein #136 'Van Lebensraum zwangere jongens'

  

On the Origins of Compassion
detail
mixed media 
126 x 90 cm
 
 
 
 
BRIEF 136
aan Edith Stein
'Van Lebensraum zwangere jongens'
Joseph M. Heij 
Wolfheze

 

Lieve Edith,

Hoe kon ik nou vergeten dat jij het geluid van gillende bommen, op de gekste momenten afgevuurd vanuit de eigen of vijandelijke vuurlinie, al meer dan een kwart eeuw kende? Ik stel me dat zo voor. Je vrijwillige bijdrage aan het Rode Kruis. Na het vrolijke gefluit van granaten en bommen. In het rusteloos pauzerende niemandsland waar geen soldaat zich durft te wagen verzamelen jij en je medezusters allerhande ledematen - losse onderdelen, vingers, onderarm, bovenarmen, nog hele armen, met hand en vier vingers, alleen de duim mist de vingers enorm - rompen, met of zonder ingewanden, rondslingerende darmen, bonkende harten, losse longen die de allerlaatste keer hun adem uitblazen, levertjes, niertjes, volledig verdwaasde hoofden die hun rompen zoeken, als er nog een oog in de kas zit op rond te kijken. Wat vergeet ik Edith? Benen en voeten. Raap je ook de briefjes op, de foto's, de kettinkjes? Die gaan ook terug naar moeder, naar vader die te oud was voor deze oorlog. Ik vergat het scrotum. Dat in de prille liefde de moeder zoekt die het zo graag had willen verwekken. Nageslacht is troostrijk. Het kan de volgende oorlog voeden.

Let even op de continuïteit Edith, wil je? Ik steek veel tijd in de brieven aan Dolf. Er hangt zoveel van af dat hij naar de kunstacademie gaat. - Dat ik dat zeg is niet bepaald origineel, eerder flauw. Honderdduizenden geleerden hebben zich dat voor mij ook al zitten afvragen. Lelijk Nederlands. - Ik geloof niet dat het waar is dat je als je Hauptbahnhof uitloopt meteen links of rechtsaf moet slaan om bij dat foeilelijke sektarische gebouw van de Sezession te komen, maar dat geeft niks. Ik denk dat hij, Dolf, toch niet gaat, te lui als hij soms is. Ook leest hij slecht is mijn stellige indruk. Hoe het ook zij, mocht hij de brief wel goed lezen en ook daadwerkelijk van Linz naar Wenen reizen en hij slaat de verkeerde weg in, een deel van de mensen op straat kan heus wel Duits. Ook hoeft hij echt niet bang te zijn om door elke Jood of Hongaar beroofd te worden. De meeste mensen deugen.

De Kus moet Dolf echt gaan zien, het is niet lelijk maar ook niet bepaald mooi. Of er momenteel ook werk van Schiele hangt, waag ik inmiddels te betwijfelen. Ik dacht er tijdens dat onweer van gisternacht over na en begon aan de onfeilbaarheid van het geheugen te twijfelen. Dolf en Egon zijn toch van dezelfde generatie? Mijn oma en die van Mijn Vriend zijn van dezelfde generatie en komen uit dezelfde buurt. Rondom 1890. Dolf is van 89. Egon van hetzelfde laken een pak of een jaartje jonger of een jaar ouder. Toch? Kijk het even na Edith, het zou vervelend zijn. Ik weet heus wel dat Schiele op de Weense kunstacademie zat. Misschien meldden beide van Lebensraum zwangere jongens zich wel tegelijkertijd aan? In 1907? Of in 8? Laat ik de gok wagen.

 

Herr Adolfus Schicklgruber
Humboldtstraße 31
Linz
Östereich

Wolfsschanze I Die Niederlände I Juni 2025

 

Beste Dolf,  

Leuk nieuws! Via via - via mijn oma van vaders kant die min of meer uit dezelfde streek komt - ken ik een jongen die gelijk met jou toelating wil doen aan de academie in Wenen. Ook hij mikt zo hoog mogelijk, slaat alle lokale, lees provinciale,  academies over om gelijk de Donau over te steken op weg naar de hoofdstad van het keizerrijk. [Edith: Of het waar is dat je vanuit Tulln waar Egon woont ook echt de Donau  over moet weet ik niet, maar het klinkt mooi.] Jullie hebben zowat dezelfde drive[Hoe zeg je dat netjes, Edith, als je dat Engels waarmee onze moerstaal mee wordt bezwangerd aborteert? Begeestering?] Jullie kunnen allebei goed tekenen. Komen allebei uit de stad, in ieder geval niet uit een in de tijd achtergeleven dorp. Jullie spreken allebei goed en verstaanbaar Duits, als je Duits kunt.

De jongen over wie ik het heb heet Egon Schiele. Ik denk niet dat je hem kent. De wereld is niet zo groot maar ook niet klein. En Oostenrijk-Hongarije lijkt samen met Duitsland en nog wat landelijke gebieden veel op goudhaartje: niet te groot maar ook niet al te klein. Mocht je Egon kennen, dan is het kat in het bakkie. Dan kunnen jullie elkaar bellen om wat af te spreken. Durf je dat niet goed, schrijf dan zijn oma een nette brief zoals je vader dat zo goed kon. [In het Duits is dat anständig Edith, ik weet niet of je dat wist.]  

Ik kan me vergissen, maar als ik het goed zie, dan zijn jullie allebei goede klassieke tekenaars, maar de voorlopige toekomst ligt in het loslaten van de nabootsing van dat wat de ogen zien als ze normaal uit hun ogen kijken. Er komt een tijdperk aan, ook voorlopig, waarin de objectieve wereld geen macht meer uitoefent over het subject. [Had ik het eerder in de tijd niet ook al over subject versus object Edith? Dan moet het er hier uitgehaald.] Wat onze ogen zien weten we onderhand maar al te goed, wat de ziel ziet weet niemand. In de filosofie is er al een flinke stap gezet in de richting van de mens die zichzelf losweekt van de oude wijnfles waar ie op zat geplakt als een onbeweeglijk willoos etiket. Niemand dicteert ons de werkelijkheid langer dan vandaag, god is de verschaalde rode wijn wiens bloed moet vloeien over tot op de bodem van de leeggedronken fles. [Is dit beeld correct?] Er is geen andere schepper van het noodlot dan de mens zelf. 

Een aanrader zijn ook de opera's van Richard Wagner. Als jouw vader van Duitse muziek hield, had hij vast een grammofoon in huis en een paar platen. Je kunt het aanzetten als je tekent. Zet het geluid niet te hard. Je hoeft niet steeds te luisteren. Het duurt erg lang allemaal. Maar iets dringt diep in de ziel. Het gaat om Germaanse helden die boete doen en zo hele volkeren verlossen, het liefst Germaanse stammen. Wagner was ook bevriend met de jonge Duitse filoloog die je eens moest lezen maar wiens naam ik ben vergeten. Ze zijn allebei al jaren dood. Ze kregen ruzie. Grote geesten kunnen niet goed naar elkaar luisteren. Dolf, ik raad je aan zelf je lot in handen te nemen en het aan niemand anders over te laten. Er is geen verlossing dan zelfverlossing:  

"Wie anders dan Wagner leerde ons, dat de onschuld bij voorkeur interessante zondaren verlost? (het geval in Tannhäuser). Of dat zelfs de Wandelende Jood verlost wordt, huiselijk wordt, wanneer hij trouwt? (het geval in de Vliegende Hollander). Of dat verdorven oude vrouwspersonen er de voorkeur aan geven door kuise jongelingen verlost te worden? (het geval Kundry). Of dat mooie meisjes het liefst gered willen worden door een ridder die Wagneriaan is? (het geval in de Meistersinger). Of dat ook getrouwde vrouwen graag gered worden door een ridder? (het geval Isolde). Of dat "de oude god", nadat hij zich op alle mogelijke manieren gecompromitteerd heeft, uiteindelijk door een vrijdenker en immoralist verlost wordt? (het geval in de Ring). Verbaast U zich vooral over deze laatste diepzinnigheid! Begrijpt U het?"
 
[Dit heb ik van Wikipedia geplukt Edith. Het is van Nietzsche wiens naam ik liever niet noem. Dolf is te jong, te beïnvloedbaar, kan deze zelfverlossingsfilosofie niet aan is mijn indruk. Het citaat gaat over zijn vriend Wagner. Niet dat ik het internet op mag, maar mij werden deze woorden geschonken.]  

Het zou echt mazzel zijn en tof Dolf, wanneer jij en Egon in dezelfde klas kwamen en les hadden van dezelfde professor. Doe een paar maanden mee met gipstekenen, laat zien dat je veel goede zin heb en de beste wil. Wees aanvankelijk niet lui. Zorg voor rust, reinheid en regelmaat in het tekenen: drink niet teveel, zorg dat je handpalm het tekenpapier nier raakt en teken elke dag. Goethe zei: 'In der Berschränkung zeigt sich erst der Meister.' [Controleer het geslacht even.]   

Als het jullie gelukt is een paar klasgenoten op te stoken, kun je de professor confronteren met zijn kinderachtige lessen uit een archaïsch en het achterhaald tijdperk. Verwijs naar de enorme vooruitgang die Klimt en consorten hebben geboekt, strooi, als hij te weinig krimp geeft, met een paar grote namen uit de psychoanalyse en als alles tegen blijft zitten, dreig met de klassenstrijd. Per slot van rekening horen noch Egon noch jij bij de walgelijk imperialistische elite die kolonie na kolonie sticht op plekken waar nooit witte mensen waren. Dat jullie uit een iets hoger milieu komen dan een laag boeren of arbeidersmilieu moest je maar gewoon zo lang mogelijk verzwijgen.

Schrijf me eens gauw terug, Dolf, ik zou graag je gedachten eens lezen.

Hartelijks Joseph Heij 

 

Je zult het niet eens zijn met mijn adviezen Edith, maar ik zie niet hoe ik het anders moet inkleden. 

Liefs Joseph 

 

NB Ik ben bezig met een nieuw werk voor mijn vriend en zou graag jouw mening eens horen. Er staat een aanstootgevend naakt meisje op omringd door menselijke foetussen. In haar buik heeft ze nog een extra embryo, maar dat is anatomisch opengesneden. Het weefsel zwemt in een fles sterk water en is bedoeld voor wetenschappelijke doeleinden. - Jammer dat je zoiets nooit ziet op Marktplaats. - Het gaat me er niet om of je het mooi of lelijk vindt, ook niet of het knap is getekend; het gaat om wat jij denkt dat het betekent zonder dat je beschikt over enige voorkennis. Wee dus alsjeblieft zo objectief mogelijk, wil je?   

 

 

 

 

 

 

 

 

        

donderdag 26 juni 2025

Brieven aan Edith Stein #135 'Ein Krupstahl Wille zur Macht'

 

On the Origins of Compassion
detail
mixed media 
126 x 90 cm
 
 
 
 
BRIEF 135
aan Edith Stein
'Ein Krupstahl Wille zur Macht'
Joseph M. Heij 
Wolfheze

 

Lieve Edith,

Het heeft hier vannacht hard geonweerd. Het was al een paar dagen drukkend warm en dan kun je er donder op zeggen dat het een keer losbarst. Ik werd er wakker van, klom uit bed - momenteel lig ik 's nachts niet vast - en keer uit het raam. Gordijnen hoefde ik niet open te schuiven, want die hebben we niet, mogen we niet. We hebben aluminium luxaflex, van die dikke. Heel lelijk. Die hebben de meeste bewoners de hele dag dicht, maar ik trek die overdag helemaal omhoog. 's Nachts laat ik ze zakken, maar laat ze open staan zodat er altijd wat koelwit lantaarnlicht naar binnen valt. 

Ik dacht aan jou. Dat jij en Rosa vannacht ook onweer hadden, want de buien trokken van west naar oost. Ik stelde me voor dat jullie de bulderende kanonnen van de Russen konden horen. Stalinorgels vind ik het mooist geluid produceren, maar als het lawaai heel erg dichtbij zou komen, dan lijkt het me angstaanjagend. Kunnen jullie het verschil horen tussen naderend onweer en de naderende oorlog? Komt het geallieerde front al dichterbij of nadert het wispelturig traag? Het bovenlicht heb ik zover mogelijk open gezet, om wat koelte binnen te laten. Maar slapen lukt niet en dus begon ik zojuist aan deze brief. Het gaat erom dat Dolf links of rechtsom wordt aangenomen aan de academie. 



Herr Adolfus Schicklgruber
Humboldtstraße 31
Linz
Östereich

Ostenbach I Die Niederlände I Juni 2025

 

Beste Dolf,  

Omdat ik je ouders goed heb gekend en zij allebei allang dood zijn, dacht ik dat je wellicht steun nodig had. Zeker nu je je wederom wilt aanmelden aan de kunstacademie in Wenen. Dat je de stap zet om uit Linz te vertrekken vind ik heel gedurfd. Linz is onbeholpen klein en kleinburgerlijk, bijna boers en dat is niks voor jou. Je vader was een kosmopoliet en volgens mij ben jij dat ook. Een aardje naar je vaartje. - Ik geloof dat ik een dakje op de tweede a moet zetten maar dat maakt niet uit. Edith vertaalt de brief toch in het Duits. Edith is een vriendin van me. -   

Als je met de trein gaat, zorg dan dat je als je de hoofdingang van het hoofdstation in Wenen uitloopt, linksaf slaat. Loop een paar honderd meter rechtdoor. Aan de linkerkant vind je het gebouw van de kopse kant    Ik weet niet of je moet betalen, misschien is het gratis. En anders zeg je dat je een museumjaarkaart hebt of student bent. Je jaarkaart is gestolen en student moet je nog worden. Dat snappen ze wel. Zorg dat je er een beetje artistiek uitziet. Een leren jas uit de kringloop is goed, het haar naar een kant gekamd, beetje blauw of rood of roze erin, paar piercings. Overdrijf het niet, want als je er te woke uitziet dan gaan ze zich aan je ergeren. Wees ook beleefd zoals je van je ouders geleerd heb en laat de woede-aanvallen die jouw vader steeds vaker had achterwege. Je hebt ze ook, maar neem van mij aan dat die zelden helpen om ergens gratis binnen te komen.    

Links en rechts hangen een paar Schiele's en Kokoschka's. Kijk daar niet naar, loop door. Op de kopse kant hangt een schilderij van Gustav Klimt dat je beslist als eerste moet gaan zien. Oordeel niet meteen, want die neiging heb je, vertelde je moeder toen ze nog leefde. God hebbe haar ziel. Loop recht op dat werk af. Het heet De Kus. Ga ervoor staan en sluit je ogen. Let op de plek waar je ademhaling zit. Zit die heel hoog, wat in jouw geval vermoedelijk zo is, zorg dan dat ie lager komt te zitten. Adem vanuit je onderbuik en zo langzaam mogelijk. Ga vooral niet hyperventileren want dan kun je beter rechtsomkeert maken, de uitgang nemen en in het park recht tegenover de Sezession gaan wandelen. Daar staan heel mooie ceders van de Libanon in wier schaduw je kunt bijkomen en naar jonge flanerende meisjes kunt kijken. Of naar jongens.

Als je merkt - je liep niet naar buiten maar staat nog voor De Kus - dat je rustiger wordt, richt je je op omgevingsgeluiden. Dat kan je eigen ademhaling of hartslag zijn maar ook een suppoost die naar jou toeloopt en niet goed begrijpt waarom jij daar met de ogen dicht staat, vlak voor een schilderij dat toch allereerst een visueel spektakel zou moeten zijn, nog voordat het beeld het brein verovert en ermee gaat spelen. - Dit beeld heb ik van iemand anders. - Het idee dat uit het boeddhisme stamt is dat al je gedachten stil worden, niks meer zeggen en dat je alleen nog bestaat in het hier en nu. Als je het niet snapt beveel ik je Eckhart Tolle aan. Maar als je die man niet kunt velen zoals ik dan zoek ik op YouTube iets anders voor je.    

Het zou tof zijn als het lukte om een paar minuten - dat lijkt heel lang, dat weet ik - bijna niet te zijn. Je denkt niets, je persona lost op, je hebt eigenlijk nergens meer een mening over, je wordt niet bij het minste of geringste geagiteerd. Dat is het idee. Op de academie noemen ze dat ABL. Art Based Learning wil elk mensenkind dat een museum bezoekt zover krijgen dat het subject - jij dus - wegvalt, stil valt, zwijgt zeg maar gerust, om zo het object de spirituele ademruimte te geven om zo subject te worden, schenker. Dat jij in dit spel de ontvanger wordt zij duidelijk.

Probeer dat nou eens echt te doen Dolf, het is echt een aanrader. Je hoort mij niet beweren dat De kus een echt goed geschilderd schilderij is, dat de anatomie deugt, de compositie, de kleuren. Alleen al het gebruik van al dat bladgoud is natuurlijk nogal kitscherig. Volgens mij moet het je lukken. Stel dat het je echt lukt om het voortdurend opspelende ego voor een paar minuutjes te parkeren en je doet je ogen open en ziet De Kus van Klimt, de verf is nog niet eens droog, wat zie je dan? 

Daarna zak je af naar het werk van Kokoschka en Schiele. Ook hier pas je de ABL-methode toe. Ik kan je alvast verklappen dat het bij dit werk veel lastiger is om er bijna bewusteloos maar met de ogen iets goeds in te ontdekken. Wel denk ik dat je eerder kans maakt privéles te krijgen van die laatste twee dan van de eerste. Klimt is zo beroemd en daar hangen zoveel mooie vrouwen omheen dat je het gevoeglijk kunt vergeten dat je hem kunt naderen. Oskar die zichzelf kaalgeschoren heeft en een schele pop als levensgezel heeft verkozen is zo gek als een deur en heeft geld nodig. Schiele omring zich net als jij met veel te jonge meisjes maar is net ietsjes minder gestoord. Waar ze allebei wonen weet ik niet, vraag even rond, misschien doen ze niet zo moeilijk als vandaag de dag. Er belt hier soms iemand aan die mij zegt te kennen, maar ze mogen niet eens zeggen dat ik hier ook echt zit. Het is troostrijk om onvindbaar te zijn.

Als je meer hulp of adviezen nodig hebt voor je tweede aanmelding dan hoor ik dat. Ik help je graag. Ik hield en houd nog steeds veel van je lieve moeder en uiterst strikte maar zeer rechtvaardige vader. Beiden sloot in in mijn hart, ook al is het graf dat jij zou mooi ontwierp inmiddels geruimd. 

Hartelijks Joseph Heij 


Volgens mij, Edith, gaat het de goede kant op met de brief, al is de brief nu veel te lang en moet die ingekort worden. Doe jij dat? De toon bevalt me. Ik doe een beetje vaderlijk maar niet dominant. Ik help hem, maar net te weinig om er gerust op te zijn dat het wel snor zit met die aanmelding. Hij moet, zoals ons Nietzsche zegt, toch ook een ijzersterke wil tot macht ontwikkelen. Ein Krupstahl Wille zur Macht. Avant la lettre. Want jij nog ik mogen een voorschot nemen op de toekomst die zich zal gaan ontvouwen. We moeten blijven geloven dat we staal met handen kunnen verbuigen.

Liefs Joseph 

 

 

 

 

 

 


woensdag 25 juni 2025

Brieven aan Edith Stein #134 'Een gokje wagen bij Egon Schiele of Oskar Kokoschka'

 

On the Origins of Compassion
detail
mixed media 
126 x 90 cm
 
 
 
 
BRIEF 134
aan Edith Stein
'Een gokje wagen bij Egon Schiele of Oskar Kokoschka'
Joseph M. Heij 
Wolfheze

 

Lieve Edith,

Hoe is het nou met jou en Rosa en het Joodse volk? Ik kan je vertellen dat de geallieerden onlangs Dresden hebben gebombardeerd, de Gazastrook volledig hebben platgelegd en als kers op de taart alle nucleaire faciliteiten in Iran dusdanig hebben verzwakt dat Iran de komende paar weken nog geen atoombom op Israël kan gooien. Dat laatste is een pak van ons hart, Dresden zijn de meeste mensen allang weer vergeten, maar Gaza zit vooraan in het hoofd, want daar wordt, naar men zegt, pas echt een genocide gepleegd. 

De oorlog het Joodse volk al anderhalf jaar voert met het Palestijnse volk gaat veel te ver. Dresden dat volgepakt zat met vluchtelingen mocht van iedereen best wel gebombardeerd worden, maar Gaza niet. De laatste nazi's die zich in mei 1945 niet wilden overgeven aan de Amerikanen mochten opgejaagd worden en gedood, ook al vielen daar veel burgerslachtoffers bij, maar dat is nu heel anders. Ik zou je dat maar wat graag eens willen uitleggen, dat verschil tussen toen en nu, maar dat kost best veel tijd en die hebben we nu gewoon niet. Het is belangrijk om te zorgen dat Dolf op de kunstacademie wordt toegelaten. 

 

Herr Adolfus Schicklgruber
Humboldtstraße 31
Linz
Östereich

Ostenbach I Die Niederlände I Juni 2025

 

Beste Dolf,  

Wat goed van jou dat je aan het voorbereiden bent op je nieuwe aanmelding aan de kunstacademie. Je had een andere academie kunnen proberen, die in Linz of Graz, maar ik snap dat je voor Wenen gaat. Een mens kan niet hoog genoeg mikken. Ze zeggen wel: 'Wie niet waagt, die niet wint.' En dat is zo. In Twente waar de vrouw van mijn vriend vandaan komt, aan haar dus alle eer, vullen ze dat gezegde aan: 'En als je niet neukt, krijg je ook geen kind.' Een man kan niet diep genoeg spitten. Sorry dat ik het zeg, Dolf, maar omdat jij niet zo'n gevoelig stadstype bent, maar eerder als een boer met beide benen in de volle grond staat, durf ik het wel te zeggen. Ik verwacht dat jij in een eventuele oorlog met de vijand, maakt niet uit wie, je mannetje staat. Jij bent het type dat zo overtuigd is van de goede zaak - en die zaak is echt goed - dat je blind vertrouwt op de overwinning, niet zomaar een willekeurig kleine overwinning, maar de eindoverwinning. Ik vertrouw daar volledig op. 

Maar of je ook aangenomen wordt op de Weense academie is de vraag. Het spreekt voor zich dat je grote kans maakt, maar het is geen uitgemaakte zaak. Tegenwoordig zijn er opmerkelijk veel jongelui van joodse komaf die worden toegelaten. Kan best zijn dat het eerlijk gaat, die toelating, maar helemaal vertrouwen kun je daar nooit op. De boel veranderen heeft weinig zin, dan moet je eerst voldoende macht hebben. Daarom is het goed dat je nieuw werk maakt.

Als ik je werk zo bekijk, dan heb je een goed gevoel voor architectuur. Soms staat een muur niet helemaal recht, soms klopt het perspectief van een raam niet, maar dat kun je altijd wijten aan een constructiefout van de aannemer of zelfs de architect. Met dat laatste zou ik voorzichtig zijn, want de vermaarde Weense architecten die lesgeven aan de academie zullen het je al gauw kwalijk nemen dat je uitgerekend hen in een kwaad daglicht stelt. Wat ook kan is aangeven dat het om een oud gebouw ging; alle gebouwen immers zakken vroeg of laat een beetje scheef, zeker na een rechtvaardige oorlog. 

Steek veel tijd in het bestuderen van de menselijke anatomie, zou mijn advies zijn. Ik bedoel niet te zeggen dat er iets mankeert aan je eigen anatomie, aan je talent om mensfiguren te tekenen, maar met wat meer oefening zouden ze nog geloofwaardiger worden, minder stijf, minder onbeholpen. Lastig is het voor mij, Dolf, om dit goed uit te leggen. Maar het moet nu eenmaal lijken alsof je net zoveel van mensen houdt als van systemen en gebouwen als je poppetjes tekent en nu is dat nog niet zo. Ik ben eerlijk, daar heb je veel aan. 

Ik stel voor dat je les neemt. Ga in de leer bij een schilder of tekenaar die zich bewezen heeft en de mens op klassieke wijze geloofwaardig weet neer te zetten. Heb een beetje geduld met de man want hij bedoelt het goed, want hoogstwaarschijnlijk zet hij je eerst aan het natekenen van gipsmodellen uit het oude Griekenland. Kan ook zijn dat er pal naast jou Joodse jongens staan die ook naar de academie willen. Tegenwoordig zijn het niet altijd meer diamantslijpers of bankiers. Ja, hun vaders wel, maar zij wilden iets anders doen dan hun ouders. Eigenlijk net als jij. Want je vader zag ik jou een douanebeambte of een boer of allebei, maar jij vertikt het om in de voetsporen van de ouwe te treden en dat is je goed recht. In die zin verschillen jij en de joodse jongens die naast jou staan te tekenen niet van elkaar.

Mocht het je echt niet willen Dolf, om de menselijke anatomie goed onder de knie te krijgen, dan zou ik je willen adviseren om bij de nieuwlichters in de leer te gaan. Ze zijn amper ouder dan jij maar ik zeg je: ze gaan doorbereken. Klimt ken je, maar die neemt echt geen studenten aan zonder grote zak met gouden kronen. Wel zou je een gokje kunnen wagen bij Egon Schiele of Oskar Kokoschka. Je kent ze niet, maar als het gaat om mensen tekenen hebben ze beslist flair, meer dan jij momenteel. 

Dolf, ik bedoel dat niet onaardig. Ik ben de eerste die zou willen dat je kunstenaar werd. Na jaar 2 kun je modeltekenen altijd nog laten vallen, zoals zovelen doen. Niet iedereen heeft er gevoel voor. Er zijn andere wegen naar Rome. Laat even weten hoe jij het zelf ziet, want dat is het voornaamste. Jung, die ook bij jou in de buurt woont, noemde dat individuatie. Je moet worden wie je ten diepste allang was. Iets anders worden heeft geen enkele zin, sterker nog, maakt een mens dood ongelukkig en na alles wat jij in de jonge leven al hebt meegemaakt, gunt de voorzienigheid je ongetwijfeld iets beters. In de vrolijke wetenschap dat het je gaat lukken,

Een oprecht warme groet,

Joseph Heij uit Nederland  

 

Wil jij de brief straks inkorten, Edith? Ik meende oprecht dat ik het kort en bondig kon formuleren maar het valt me tegen. Morgen schrijf ik Dolf een allerlaatste keer over de beste korte termijn strategie om op de academie te komen. Daarna richt ik me op WOI. Ik wil hem helpen die zonder kleerscheuren en scheuren in de schedel door te komen. Heb het goed Edith. Houdt moed, want de God van Abraham, Izaak en Jakob heeft de wereld, ook al zien wij daar nog niks van, allang overwonnen.  

Liefs Joseph 

 


 

 

 

 

dinsdag 24 juni 2025

Brieven aan Edith Stein #133 'Free Free Falestine'

On the Origins of Compassion
mixed media 
126 x 90 cm
 
 
 
 
BRIEF 133
aan Edith Stein
'Free Free Falestine'
Joseph M. Heij 
Wolfheze

 

Lieve Edith,

Door omstandigheden kwam het even niet van schrijven. Hier in huis gebeuren de raarste dingen. De een wordt hier enorm opgewonden over, de ander over iets totaal anders. Soms gaat het over politiek, maar meestal niet. Verderop in de gang hangt een Palestijnse vlag waaronder in druipend slecht leesbaar zwart geschreven staat: Free Free Falestine. Of het ook expres verkeerd geschreven werd weet ik niet, maar mooi vind ik het wel. Het lijkt een beetje op KKK en ook legt het meteen de link naar de Filistijnen wier DNA geen enkele overeenkomst vertoont met dat van de Palestijnen - wel dat het mensen zijn natuurlijk, dat wel. - 

Tegenwoordig kunnen wetenschappers aan je genetische antecedentenonderzoek nauwkeurig aflezen waar een mens allemaal vandaan komt. De dochter van mijn vriend heeft zo'n DNA onderzoek laten doen. Het blijkt dat zij voor 60 procent uit Scandinavië komt - opvallend is dat ze altijd al een hang had naar herfst, winter, sneeuw, husky's, zeg Zweden, - voor een deel Tsjechisch en nog een paar componenten. 

Wat je dan nog niet weet is of je recht hebt op een bepaald stuk land als je kunt aantonen dat je daar en daar vandaan komt. Zelf ben je misschien verwijderd van een stuk land en wil je dat terug hebben, maar hoe toon je aan dat dat precies dat huis is in dat dorp in die en die straat en in deze of in gene provincie. Van de huidige Joden - voor zover die voorradig zijn - is bekend dat hun DNA overeenkomt met dat van de oude joden - zeg die van tweeënhalf duizend jaar geleden - uit Judea en Samaria. Maar dat wil nog niet zeggen dat ze per se recht hebben op dat of dat huis in die en die straat in het oude Jeruzalem. 

Wat je wel kunt doen, als je zo nodig je voorouderlijke wortels wil opgraven, is een mooi huisje bouwen, op een rechtmatig stukje verworven grond, bijvoorbeeld een olijfgaard. Zelf zou ik, vanwege het klimaat en de schaduw, de oude olijfbomen laten staan, maar dat doet een aannemer meestal niet. Ze graven de stamboom met wortel en tak uit en maken er op z'n best een mooie tafel van met een paar stoelen of krukken. Een soort stamtafel met stam-krukken, als weemoedige herinnering aan de tijd dat de first nation tree of indigenous tree nog leefde.

In Jeruzalem een huis bouwen in de oude binnenstad is geen goed plan. Om de haverklap moet het werk worden stilgelegd omdat er onder de boom iets gevonden werd dat nader bestudering verdient door archeologen uit de stad zelf of die uit Tel Aviv. Het stelt bijna nooit iets voor, een paar oude munten, een stuk of wat scherven, zou je denken, maar onder de Romeinse munten en scherven liggen andere, oudere, die net als dat DNA aantonen dat hier al joden woonden voordat er ooit een moslim kwam. De Israëlische musea liggen vol met al die saaie munten met matig vormgegeven olijftak of menora en aan de andere kant amper leesbare stokoude Hebreeuwse inscripties. Over de gebakken klei moeten we het maar liever niet hebben; dat je aan de klei en de vorm en de versieringen kunt zien wie het maakte, wil ik best geloven, maar ikzelf kan er geen brood van bakken.

Hoe het ook zij, de nieuwe joden zouden van mij best bovenop de oude joden mogen wonen en naast de mensen die er de afgelopen tijd al woonden, vaak arabieren, soms ook joden, maar dat is een vrij groot probleem geworden. Eigenlijk, Edith, ben ik blij voor je dat je dat niet meer hebt mee hoeven maken, het is niet zo fraai, het is eerder lelijk, heel lelijk en gevaarlijk, zeer gevaarlijk. Als ik Joods was, Edith, zou ik er liever niet wonen, in het Beloofde Land, maar waar dan wel weet ik ook niet. Overal immers kom je oude munten tegen en kleitabletten waarop iets geschreven staat in een taal die je niet kent en over een volk dat je nooit leert kennen en zelden je beste vriend wordt. Denk je niet met mij Edith, dat wij, stamcellen van homo sapiens sapiens, veel meer tijd zouden moeten steken in de oorsprong van het mededogen dan die van de first nation?

Ik zou willen scanderen: Free Free Fomo Sapiens! Maar hier in huis luistert niemand naar mij en geluiden van buiten dringen hier amper door en dus weet ik ook niet of er buiten de hortus conclusus iemand naar me luistert. Maar wat geeft het? Jouw nalatenschap, Edith, wordt vandaag de dag ook maar matig bestudeerd, vergat ik te zeggen. 

Liefs Jouw Joseph 

 

NB Morgen ga ik weer een brief aan Dolf sturen. Volgens mij was ik aanbeland bij zijn sterke aandrang zich voor de tweede keer aan te melden aan de Weense kunstacademie en dat hij er vrij zeker van is dat hij dit keer ook wordt aangenomen.  

   

  

 

 

 

 

 

 

 

donderdag 19 juni 2025

THE CUCKOO’S CHICK: the silly child, a poor girl

 

The Cuckoo's Chick
2015
charcoal, softpastels and colourpencil on paper
appr. 150 x 90 cm



Lentos Kunstmuseum Linz, Austria
Being a Girl*?! 
From panel painting to new media
23.10.25 to 06.04.26



THE CUCKOO’S CHICK: a silly child, the poor girl
A tentative interpretation of an image that says little on its own

 


I. Restrictions as a Disclaimer

When an artwork is presented to the public, a legitimate question often arises: 'What does the artist mean by this work?' And inevitably, the next question follows: 'What does the title mean?' Understandable questions, which in my view are difficult or even impossible to answer.

First of all, and this is obvious, the meaning of any language that is not spoken or written lies within itself, in the language used. If the maker had nothing to express visually, they would have written a text, a manifesto, or recited or sung something. But a visual artwork offers an image, not a text. While just as visible to the human eye as a written or printed text, it does not intend to be a text. Occasionally, a visual image does contain text - text that sneaks in like a Trojan horse - as if the image does not speak well enough for itself. If the creator of the visual image writes or speaks, only then there are textual clues.

The Cuckoo’s Chick prefers to remain silent, knowing only its own baptismal name consisting of two words - a definite article and a noun - not contained within the image itself, but written below it in nearly illegible handwriting. But fine, let’s proceed.

The frame of reference for The Cuckoo’s Chick is, first and foremost, any other visual image made by a human, not textual images written by humans. This child exists primarily in the context of other, more or less equal and thus comparable objects. An object without other nearby objects does not exist - or barely exists. A frame of reference is presumed and also given. The frame of reference for this child is the artist’s other work and works by others created in the same era and it exists within its own time and, among its generational peers, is a child of its time.

The viewer who wants to understand a visual image immediately translates it into language. This usually happens completely automatically and almost instantly. The poor viewer resembles the blind child chasing a giant grasshopper in the pitch dark, never able to catch it.

Visual images follow their own internal logic, which by definition cannot be translated into words, no matter how much one might wish to, and no matter how hard the well-meaning viewer tries. It makes sense, then, that the artist hesitates to say anything that might steer the viewer’s thoughts. Why would anyone want a travel guide - and where is this guide supposed to lead the traveler or pilgrim?

Even the artist runs behind the facts, trying to put into words what was created visually. They too, almost by reflex, translate the visual image into language - and something always gets lost in the process, or a great deal. Because the idea is embedded in the flesh of the image from the moment of its incarnation - not outside of it, for instance in language. And yet the human brain translates all visual information into words immediately: 'This is the child that came into the world.' 'This is the die that was cast.' 'Who is it?' Wordless observation is difficult, but when it succeeds, it touches on bare existence - beyond words - toward the things that are animated.

It is understandable that the viewer wants to know - or better yet, read or hear -something about the background of the work. If the artist remains silent, they are quickly accused of needlessly mystifying things. Meanwhile, the viewer must accept that an image is not always an illustration or a propaganda poster, with a clear, unambiguous message - a single narrative from A to B to C, a story with a crystal-clear beginning and a deeply satisfying or deeply disturbing end, an image that, once decoded, has no more secrets. I find nothing in either extreme.

Without doing violence to the internal logic of the image, without interpreting it too rigidly, but also without indulging in endless mystification, artist and viewer balance- like a tightrope walker - on a thin thread that is usually red and always called Ariadne.

The fate of the artist who tries to write about their own visual work is sealed before even a single letter or title is committed to paper. But the urge to write and to search for the meaning of the image in words is too strong to resist entirely. Still, guilt lingers, because the image wanted to offer nothing to the world but its wordless self. Forgiveness is asked in advance: through my fault, through my great fault. Mea maxima culpa.

 


II. The Cuckoo Child, Finally in Words

The artwork titled The Cuckoo's Chick was created around 2015 - possibly a bit later, and maybe even started earlier. It was drawn using various materials, including charcoal, pastel, and colored pencil, on thick white paper, measuring approximately 150 by 90 cm. We see a human child, quite young, presumably a girl - if one is still allowed to say such things. The child appears to have a rather light complexion. She seems to be in a room: to her right (on the viewer's left) stands a large chair, the floor appears to be made of wooden planks or parquet - it's not entirely clear. In the background, we see a dark door or window on the right, and above the child's head, a lamp or a moon.

The girl is wearing a white-grey skirt of tulle-like fabric with many frills, and a cardigan that is strikingly asymmetrical in color. Color, in general, is barely present in the image; nearly everything is drab grey. On her feet are oversized shoes, heavy boots, and underneath, the child wears thick woolen socks - though whether it’s real wool, we do not know. The child’s head is somewhat problematic; whether one may see or say such a thing is unclear. But it's evident that the child deviates from the norm, the prototype of a young human. The skull is clearly too large, and the eyes are far too close together. Most striking of all, the child is cross-eyed or squinting. Due to her physiognomy deviating too much from the average, she was likely bullied at school - unless all children looked like her.

The final element that demands our attention is the hand puppet the child is holding in her left hand. We cannot see the hand itself, but it seems very much as though it has fully taken possession of the puppet’s innards. The hand climbs up through the opening and wriggles its way through intestines and stomach, up the esophagus and windpipe. The puppet does not need to breathe, nor eat or drink; what was never alive is being animated by the living. Every child is a shaman and believes that everything is ensouled - especially a doll that resembles a human: everything longs for breath, everything seeks contact. The most beautiful aspect is perhaps the annunciation of this viable impregnation: a strictly private proclamation of the stirring of the inanimate by the breath of life, like a seraph breathing into the lifeless: 'A Close Encounter of the Fifth Kind.' 

The child’s index finger is in the puppet’s head, thumb and middle finger in the left and right arms. The puppet is strikingly black - nowadays you can buy those, but in the past, it was quite a thing. And even when black dolls were available, they usually wore little straw skirts. This puppet wears a beautifully decorated robe and raises its arms like a priest - perhaps to speak, to conjure, or to warn the viewer. The puppet is no longer a child, appears older, perhaps weathered, possibly even a grown man. But can one still say all that? The black puppet wears only one large earring - not two.

Perhaps the living child clutches the chair out of fear, out of anxiety. Perhaps she realizes the puppet is angry, says something unexpected, something she didn’t want to hear. If the puppet is a priest or shaman, then messages sometimes come through - from the other side, from the subconscious, prophecies the viewer may prefer not to hear. What was once stone-dead but turned out to be viable may now have its own will, wants something other than the creating child with her contagiously boundless imagination and cognitive limitations.

 


III. The Other as Fear

With a bit of luck, the child does not merely project her own unfathomable mind onto the brain of the puppet - our dark shaman - but a dialogue may emerge between creator and creation, between the giant girl and the little man. But such a dialogue can only arise if the child refuses to be satisfied with herself, doubts herself, or is fed up with her inner monologues. This dialogue between subject and world is what the Danish philosopher Søren Kierkegaard called the perpetuum mobile of existential doubt. Opening oneself to the other, no matter how lifeless it initially appeared, may be the only source of light or salvation from this endless doubt about existence. The French-Jewish philosopher Emmanuel Levinas once called this the "questioning face of the other" - the other whom one encounters, to whom the “I” is elected. Every human being is destined to read the questioning other in the face and to respond as best as possible, especially when that face asks for help.

One of my father’s brothers, Uncle Jakob, moved with his young wife shortly after WWII from South Limburg in the Netherlands - a region bordering both Germany and Belgium - to Belgian Congo in Central Africa, where he worked in the diamond industry. There they had their only child, a daughter. The child was as white as her parents and behaved accordingly, as an only child with privileged white skin. Occasionally, the family visited the Netherlands. Whether I had been born yet, I don't know - I don't remember. Regardless, I never forgot the anecdote my late mother often told.

The young girl, my niece, naturally in a princess dress, once dropped a handkerchief in our home. She didn’t pick it up herself but said, 'Aunt Ger, would you pick that up for me?' My mother refused. She said, 'You can do that yourself. Bending over is healthy.' Uncle Jakob, who had lived in Belgian Congo for years, moved when unrest began around 1959 with wife and child to California. Whether the handkerchief anecdote happened in their Congo period or later in the US, I no longer know - but it hardly matters. The child was destined to rule, to command. She knew no different and fulfilled her role with flair. 

Perhaps this is also the right moment to say something about the title, The Cuckoo's Chick, which is not so easy to interpret. Naturally, everyone pictures the birds cuckoo's chick - too fat and far too large - refusing to make room for the original hatchlings. All the food goes into the wide-open mouth of the cuckoo's chick; the others wither and are eventually shoved out of the nest by the fat bully. The greed of the simpleton is so great that it would rather be an only child than be raised in a family with siblings. Obsessed with the compulsive thought of coming up short, the chick suppresses every notion of sharing the bread and wine, resulting in boundless loneliness and budding fears.

But those who are yet to be born rarely determine their own fate. It wasn’t the cuckoo egg that laid itself; it was the impulse of the mother cuckoo that managed to deposit the guilty egg in another nest - among much smaller eggs - too lazy to build a home herself, too sluggish to feed it herself, and too loveless to teach the child how to fly. Now, we shouldn’t blame the cuckoo for all of this; it thoughtlessly repeats what parents and grandparents and long lines of ancestors have always done. The cuckoo has no grand conscience - if it even has anything like: 'I knew what I was doing' or 'I didn’t know.' [1]

If we want to change this ingrained, parasitic displacement syndrome, then that will - understated as it may be - be quite the task. It’s unlikely that it will ever work with the bird who spawned a cuckoo chick, but human children must keep hope alive that what is crooked can indeed be straightened. Once aware of the utterly unconscious exploitation of the other, a person should be capable of adjusting their behavior - for the good of the community, and to the education and amusement of the insatiable ego.

So ask yourself this: 'Which of us is the enlightened cuckoo's chick who, though never having laid itself in the wrong nest, refuses ever again to let its own egg push out any others?'

 


IV. Blessed Are the Poor in Spirit

My mother had a big heart for the weak, especially for Ria, her little sister, a mentally disabled child who, after suffering meningitis, became severely physically and mentally handicapped and spent her life in a wheelchair. I was afraid of Aunt Ria because when you had to shake her hand, she would squeeze it hard and laugh.

The white disabled child plays with the black hand puppet as if it were alive. Why did her parents give her that puppet, of all things? Why not a white one? Why a little man? Why not a girl who looked like her? Does the child know what she is doing? Is the puppet allowed to exist? Is the little man allowed to speak? Is he an “other” or merely the girl’s mouthpiece? Can a mentally impaired person truly engage in a dialogue with the other? And: what human is not impaired? How much free will and rights does a lesser human have? What is a human? What is lesser? Who is accountable - and who is not? Who do we still blame for the mistakes of history?

My mother occasionally spoke about the war, which she had lived through as a young girl. I believe she found it important that we grew up with those stories. She told us about the deaf miller across the road, who was shot on liberation day. Confused German Wehrmacht soldiers shouted at him to halt - but he was deaf. They shot him in the back and he died. She also told us about her father, my grandfather, who nearly got taken away in a raid van with a young Jewish girl they had hidden in their home. He admitted they had hidden her - he couldn't lie. Why he wasn’t taken, nobody knows. She also talked about Dutch girls who had dated German soldiers - “Moffenmeiden.” [2] After the liberation, these girls were immediately rounded up, had their heads shaved, and were publicly humiliated. My mother - and her parents -disliked revenge.

The ideology of the Nazis, fundamentally based on racism, was adamant that humanity was not one undifferentiated mass - that there were higher and lower types, Übermenschen and Ungeziefer. This cold, clinical cynicism divided humanity through a semi-scientific system adorned with vivid illustrations. Some etnicities  were not even deemed worthy of the term Untermensch [3]: Jews, Roma, and Sinti were rated so low they were denied the term human - instead labeled as rats or vermin. Mentally handicapped people, even if of Aryan race, were preferably removed from society as discreetly as possible. German citizens, initially unfamiliar with Nazi racial theories, had to learn to accept that not everyone who looked human actually was.

 


V. Other sources

As the primary visual source for The Cuckoo's Chick, I used some hundred-year-old photographs from archives, mainly from the USA. I’m deeply interested in photography, especially from the first century of its existence - starting around 1835. I recall combining three photographs: one of a white girl in an interior, one of a black girl in a white dress, and a third for the child’s head. I forget where I got the head of the little man - the shaman - but it came from somewhere else. What fascinated me most was a rare photo from the late 19th century of an African American girl wearing exactly the same dress as the white girl. That child - or rather her parents - had achieved something, were emancipated; some could afford the same lifestyle as white Americans. They adapted, to show they belonged to a certain class, to the model of the white middle class. Today, we might say they aligned too much with an identity not their own. Now, roots and identity ask us to express both visibly - through clothing and hairstyle.

Besides the deliberately sought photographic sources, the photo-collage concept is also imbued with stylistic drawing influences - inescapable ones. Every drawing -The Cuckoo's Chick is technically best defined as a drawing - contains, consciously or unconsciously, traces of the medium’s history. At the 1985 exhibition Traum und Wirklichkeit, Wien 1870–1930 [4], which we visited with the entire academy, I first saw original works by Gustav Klimt, Egon Schiele, and many others. Even before I was struck by Klimt or Schiele’s paintings, I was undeniably moved by their drawings. I loved Schiele most, who drew more rawly and directly than Klimt and portrayed humans as vulnerable mammals: girls and young women, often drawn from life; in all their fatal beauty, also mortal flesh. More than Klimt, Schiele embraced the fatal inadequacy of human spirit and body. The shabby little dresses, pitiful sheaths for the feminine form, have rarely been captured more vividly.

Spiritual and philosophical sources for The Cuckoo's Chick include first and foremost the core of the four canonical gospels, namely the parables, and Totality and Infinity by Emmanuel Levinas.  [5] To prevent man and cosmos from collapsing into deterministic Darwinism, I try to keep the mind alive, let's say spiritual - like a noble heir of Baron von Münchhausen, beneath this fatal firmament - by drawing from an old source:

'There is neither Jew nor Greek, slave nor free, male nor female, for you are all one […].' [6]

Levinas saw neither the self nor fellow man as mere animals with cognition, but as slightly more: a mamal with a conscience: 'I did know.' The radicality of his stance lies in how the self reaches full maturity only in relation to the other, who makes a demand. Rather than viewing the other - and thus also the self - as a finite closed system (finality), as unfreedom, as hell, he saw humans as chosen for the other in infinite openness (infinity).

Should sentimentality well up, I believe I owe the culture I descend from mostly gratitude for its distrust of ideologies, its refusal to judge, its ethos of doing good quietly, and its lived-out beliefs. For their entire lives our mutual ancestors drew from the same sources as my wife and I do - father and mother of two daughters and a son.

 

Rinke Nijburg, Arnhem, June 2025

 

Notes: 

[1] Needles to say this sentence refers to the infamous line quoted by a lot of Germans shortly after WOII: 'Ich habe es nicht gewusst.' 

[2] Free translation: Jerry Chicky.

[3] The ideology of the Nazi's had little to do with the ideas of W.F. Nietzsche. For Nietzsche 'der Übermensch' had nothing to do wih race but all with Der Wille zur Macht which is nothing else than the individual striving for the utmost selfrealisation. 

[4] Wiener Künstlerhaus, Traum und Wirklichkeit, Wien 1870–1930 ("Dream and Reality, Vienna 1870–1930"), March 28 to October 6, 1985.

[5] Emmanuel Levinas, Totality and Infinity: An Essay on Exteriority, The Hague, 1961.

[6] Galatians 3:28. One could very easily and in accordance with this old teaching add: '[...] white nor black [...].'