woensdag 27 september 2023

Brieven aan Edith Stein #55 'Vandaag ben ik erg verliefd op je'

 


 

BRIEF 55  
aan Edith Stein 
'Vandaag ben ik erg verliefd op je' 
Joseph M. Heij 
Wolfheze bij Arnhem

 

Edith, zeer Begenadigde Zuster van het Heilige Kruis van Jezus, 

Vind je het wel goed dat ik de aanhef zo nu en dan varieer? Ik kan me voorstellen dat je er moeite mee hebt dat ik je niet steeds op dezelfde manier aanspreek. We kennen elkaar natuurlijk amper en alleen van brieven en sociale media.

Vandaag ben ik erg verliefd op je en dat wilde ik je wel laten merken... Anne Frank zet boven haar brieven altijd Lieve Kitty, maar zelf vind ik Lieve Kitty of Edith te neutraal. In de eerste noten mag best iets doorklinken van de gemoedstoestand van de schrijver. Nou, en daarom begin ik zo vurig, want je portret is af. En omdat ik zo verliefd op je ben, wil ik ook helemaal niet dat iemand anders meeleest. En je weet het, want ik vertelde je er al over: hoe kritselijker aanhef en intro van een brief zijn, hoe meer lieden afhaken. 

Dat de vrouw van mijn vriend mijn brieven aan jou maar blijft posten is vervelend genoeg. Dus zoek ik manieren om ook de laatsten die niet meer in god geloven weg te treiteren. Die afschuw probeerde ik ook in jouw portret te leggen. Het is beter wanneer mensen jou via mij verstoten dan aantrekken. Ze hoeven maar een piepklein stukje van je oeuvre te lezen en ze geven al over. Snap je? 

Mijn vriend was hier en dat was niet alleen een onaangename verrassing maar het evenement kostte me ook nog eens de hele middag. Hij bleef maar doorzeuren over het verschil tussen een depressie en een burn-out. Dat en depressie wel erger is maar korter duurt. Dat mensen een depressie wel van je gezicht kunnen aflezen, maar een burn-out niet. Dat ze het geduld met je verliezen als zoiets langer dan een week of vier duurt. Dat ze allengs beginnen over hun eigen sores. Dat ze veel goede raad weten en nog betere zeer praktische tips geven. 

Dat je wel gaat werken maar dat je hart thuisblijft. Dat je op je pensioen zit te wachten, maar dat maar bijna niet dichter bij komt. Dat een jaar lesgeven, -hij werkt op de kunstacademie- wel tien jaar lijkt te duren en een dag een hele maand. Dat het lijkt of de lesdag nog niet is afgelopen of de volgende dag staat alweer te trappelen van ongeduld. -Hij werkt maar 1 dag in de week op de academie, dus zitten er zes dagen tussen.- 

Maar vermakelijk was zijn komst wel. Hij, mijn vriend, werkt samen met een andere, veel gerenommeerder docent. Als thema van het jaar kozen ze voor hun studenten 'religie'. Niet serieus, maar religie als fictie, als grote grap -ze noemden dat aan het einde van de vorige eeuw ook wel camp- ingegeven door het postmoderne denken van die tijd dat alle systeemdenken tegen elkaar weg wilde strepen zodat er een soort tabula rasa met enorme achtergrondruis overbleef. 

Niet mijn vriend, die wil niks met religie op de academie. Hij is zo van het geloof in Jezus dat hij onderhand wel door heeft dat het op zijn zachts gezegd niet bepaald handig is daar ook maar iets aardigs, iets positiefs over te zeggen. Het verdedigen is al helemaal niet slim. Hij zou iets wat hem zo aan het hart gaat, namelijk zijn kristuluk geloof, nooit inzetten als een spelletje.

Sorry Edith, ik krijg mijn medicijnen, ik kom erop terug. Help me herinneren dat ik iets zeg over mijn vriends wederwaardigheden op de kunstacademie en over jouw portret. Ik moet over beiden nog dringend iets zeggen.

Jouw verliefde Joseph