maandag 21 april 2025

Brieven aan Edith Stein #130 'De meest eigentijdse kunst is ook een joods vraagstuk'

The Barbershop
detail
 
mixed media on paper
150 x 110 cm
 
 
 
 
 
BRIEF 130
aan Edith Stein
'De meest eigentijdse kunst is ook een joods vraagstuk'
Joseph M. Heij 
Wolfheze

 

Lieve Edith,

De meeste rooms-katholieken hebben het niet zo op de meest eigentijdse kunst; de joden zijn verdeeld, maar doorgaans eerder geneigd tot modernismen dan katholieken. Dat zal wel komen omdat de roomsen eindeloos veel meer macht hebben dan de joden. Jullie joden vormen een eigenaardig volkje. Dom kun je jullie zekere niet noemen, gewiekst zijn daarom sommigen van jullie in hoge mate, maar vooruitstrevend bij uitstek. Ik begrijp dat Adolfus zich zorgen begint te maken over het joodse volk dat een vraagstuk heet. Het huwelijk tussen joods en rooms zoals jij dat voor je ziet zal hij zeker niet begrijpen tenzij ik het hem uitleg. 

Je weet Edith, dat velen van jullie luizenvolkje grote wereldbankiers zijn en wereldverbeteraars, meestal socialisten en communisten en dat de kunstenaars onder de joden alle peilers onder de beschaving wegslaan met de sloophamer die Ons Friedrich Wilhelm Nietzsche jelui aanreikte? Je weet Edith, dat ik dit niet zelf vind, niet denk, niet eens durf te denken, omdat ik niet geloof dat  het bloed van de Heere Jezus per se meer aan jullie handen kleeft dan aan dat van alle anderen, dat ik niet per se denk dat jullie bij een hedendaags forensisch onderzoek allemaal de klos zijn, schuldig, behoorlijk schuldig, onnavolgbaar schuldig? Ik denk niet dat ik dat geloof. Maar wel moet je begrijpen dat men dat toen dacht, ik bedoel in 1900 en een paar jaar daarna, zeg een veertigtal jaren later of nog langer.

Want het idee dat jullie joden een veel te grote vinger in de pap hebben, in de wereld, als je het afzet tegen de omvang van jullie volkje tegen dat wat je in de melk te brokkelen hebt, zowel aan de kapitalistische kant van het spectrum als aan de demonische kant, of andersom, ik bedoel dat je het woordje duivels of demonisch met gemak van plaats kunt wisselen, maakt bar weinig uit, beter nog, noem beide zijkanten van het spectrum kwaadaardig, dan is jullie invloed hoe dan ook grotesk. Ik zag dat een keer toen ik in Berlijn was. In het Joods Historisch Museum. Imposant gebouw wel van Daniel Liebeskind, maar of het de holocaust recht doet? Mij is het te esthetisch, te monumentaal. Had iets claustrofobisch gemaakt zoals alleen Ilya Kabakov dat kon. Of jullie eigen Franz Kakfa. Gewoon een labyrint, van rottend hout, met openbare pisbakken en nergens een uitgang, zeker geen vluchtroute. Bij de ingang werd mijn sleutelbos met klapmes in beslag genomen, maar gelukkig kreeg ik alles terug. 

De meest eigentijdse kunst is ook een joods vraagstuk. Ik wil er liever niet over uitweiden, maar in Duitsland en de Anschluss stikte het op alle vlakken zo erg van de Joodse artiesten dat ik wel begrijp dat een Wappie daar iets achter zoekt, eerder iets dat niet deugt dan deugt. Laat ik vooral geen manen gaan oplepelen, want er komt beslist geen einde aan, iets dat me ook mateloos irriteerde in dat museum. Voor ons is het uiteraard al helemaal niet zo heel leuk dat jullie met zo weinig waren maar indertijd en nu nog steeds zoveel in de melk te brokkelen hadden en ondertussen zo'n naargeestig klein volkje zijn dat je niet goed snapt dat de nazi's het met hun grote grondigheid en moderne hulpmiddelen niet goed wilde lukken om aan die hegenomie een bevredigend einde te breien, want ook na de oorlog bleef het hommeles. Wat is dat och Edith? En toch wil ik proberen jullie te redden, het liefst jou en Rosa, maar desnoods iedereen. 

Help me, als je wilt, uit te vogelen wat ik zeg over modernistische stromingen in de Weense kunst. Omdat ik niet goed weet wie er in de toelatingscommissie zit, is het behoorlijk lastig om een strategie uit te zetten. Moet ik Adolfus aanmoedigen om zich te oriënteren op de avant-garde en kan hij daarmee aanmeldingspunten scoren of is de academie conservatief of wellicht zelfs reactionair en is het beter dat hij volledig zwijgt als het gaat over allerhande vernieuwingen? Ik zeg dit niet om niet Edith, ik zeg dit omdat Adolfus, als hij geen talent heeft, niet over voldoende competenties beschikt, zich beter kan wenden tot de opkomende expressionistische stromingen in het Duitse Rijk dan op de Habsburgse nieuwigheden. Als je niet echt goed kunt tekenen of schilderen, maak je mijns inziens meer kans om aangenomen te worden wanneer je uit de eigen ziel put, noem dat desnoods het onderbewustzijn, dan wanneer je probeer de klassieke werkelijkheid zo goed mogelijk na te boosten. Mijn indruk is dat Adolfus het geduld niet heeft voor de nabootsing, wel voor de zelfexpressie.

Morgen stuur ik je het vervolg op de aanmoedigingsbrief. Ik ga daar nader in op de 'entartete Kunst'. Wellicht zag jij de tentoonstelling daarover in München? Zou mooi zijn. Vertel erover. Hoe dichter de ervaring bij de bron hoe authentieker.

Liefs jouw Joseph

  

NB Bij ons zijn de Magnolia en Japanse Kers alweer op hun retour, hoe is dat in Birkenau? Jullie lopen een week voor of achter; ik kan dat niet onthouden.

 

 

 

 

 

 

zondag 13 april 2025

Brieven aan Edith Stein #129 'Weest uiterst voorzichtig met tekenen uit de losse pols'

 

The Barbershop
 
mixed media on paper
150 x 110 cm
 
 
 
 
 
BRIEF 129
aan Edith Stein
'Weest uiterst voorzichtig met tekenen uit de losse pols'
Joseph M. Heij 
Wolfheze

 

Lieve Edith,

Alles goed met jou? Reageer alsjeblieft ietsjes sneller op mijn brieven, want ik doe het allemaal voor jou, niet voor mezelf, en er is echt haast geboden. Ik ken de afloop van de oorlog en het lot van het joodse volk. Voor we het weten is de jongen volwassen, is zijn karakter gevormd, valt er niets meer aan hem te veranderen en is er geen land mee te bezeilen. 

De brief die ik schrijf over zijn verlangen naar de kunstacademie in Wenen te gaan is niet goed opgebouwd. Dat had je me best mogen zeggen in plaats van andere dingen te doen die jij belangrijker vindt of dingen waarvan je denkt dat jouw god belangrijker vindt. Wat eraan mankeert weet ik niet. Misschien dat ik het begin wel bewaar maar de rest is waardeloos.

 

Herr Adolfus Schicklgruber
Humboldtstraße 31
Linz
Östereich

Ostenbach I Die Niederlände I Oktober 1907

 

Beste Adolfus,  

[...]

Dat je het niet zo hebt op de grote stad Wenen is alleszins begrijpelijk. Mijn vriend ging jaren geleden studeren aan de Rijksacademie in Amsterdam. Ik heb hem toen klip en klaar gezegd dat ik dacht dat dat niet goed voor hem was. Amsterdam is Arnhem niet, de stad waar hij pas ging wonen nadat hij daar vijf jaar lang de kunstacademie had gevolgd, met een paar pieken maar ook behoorlijk veel dalen, vooral psychisch, en Amsterdam is zeker het dorp niet waar zijn vader een tuinpad had met alleen een berkenboom die op een gegeven moment zo groot werd dat ie wel geveld moest worden. Snap je Adolfus? Iemand die uit een besloten dorpstuin komt, moet niet denken dat ie een weet hoe zich te gedragen in een kosmopolitisch park.

Ik weet dat je een hekel hebt aan het multiculturele Wenen, dat je veel meer houdt van de monocultuur uit het Waldviertel in Opper-Oostenrijk. Mijn vriend begrijpt jou als geen ander. In een dorp kun je 's avonds of 's nachts gewoon over straat lopen zonder dat er iets gebeurt. Je kunt lelijk vallen, maar dat is omdat je zoveel dronk, maar verder niks. Iemand kent jou, iemand raapt je op, er komt nog een late wandelaar bij en samen brengen ze je, met hun hand stevig onder je oksel, naar huis. Je hoeft niet eens te zeggen waar je woont; dat weten ze. In de stad is dat wel anders. 

Het park is groter en de schaarse verlichting help helemaal niets. Bijna niemand kent je of geeft om je. Je loopt daar volstrekt alleen, Adolfus, vermoedelijk met de ziel onder de arm omdat de docent die modeltekenen geeft niet gecharmeerd is van je modeltekeningen. Vermoedelijk zijn die modellen van de straat en uit het park gepulkt. Dat zijn geen bekenden van je, daarvoor is de stad veel te groot en waarschijnlijk geen volksgenoten maar van een etniciteit die helemaal niet uit Wenen komt. Geen first nation. Niet indigenous. Ik leg dat nog wel een keer uit. Nu moeten we ons concentreren op je aanmelding aan de academie.

Het is belangrijk dat je je oriënteert op het actuele kunstklimaat. Ik kan je zeggen dat Wenen een neurotisch hardlopende stad is die haar best doet om universeel kosmopolitisch te zijn en dat lukt heel aardig. Je kunt het daar mee oneens zijn kerel, maar de feiten kun je niet even vlug veranderen. Zoals het decadent oude Rome niet in een dag gebouwd werd, zo werd Wenen niet zonder slag of stoot een caleidoscopische wereldstad waarin niet alleen ondenkbaar veel etniciteiten lang elkaar heen leven, maar ook nog eens werkelijk bizar veel modernistische ideeën worden ontwikkeld, waar jij je volgens mij maar beter niet in kon verdiepen omdat die experimenten met de het menselijk brein je alleen maar van je à propos zouden kunnen brengen en steeds verder verwijderd van het hartstochtelijk begeerde kunstenaarschap. 

Hoe het ook zij, zo goed ken ik je nou ook weer niet, wellicht kan het geen kwaad je te verdiepen in de meest hedendaagse ontwikkelingen in de stad. Is de Sezession al geweest, noem die dan, zeg dat je er was, desnoods dat je nog niet goed weet wat je ermee aan moet. Zeg dat de Klimt kent, dat je sommige werken wel kunt velen. Noem terloops Schiele, Kokoschka. Zeg dat ze het begin van talent hebben maar slordig zijn in de afwerking van hun tekeningen maar vooral hun schilderijen, vergeet niet te zeggen dat je hun seksuele gedragingen afkeurt. Leg uit dat ze de ideeën Sigmund Freud niet begrijpen, dat het anders zit, niet zo bedoeld werd als zij het interpreteren. Het is borrelpraat, ze lezen niet, ze hebben van horen zeggen wat dieptepsychologie is. 

Wees uiterst voorzichtig met tekenen uit de losse pols, met schilderen in al te grote toetsen. Pak van tijd tot tijd ook een klein penseeltje. Het is wel in de mode, maar modes gaan ook weer voorbij. Houd je bij de klassieken, bij Rafael, Michelangelo, Da Vinci. Voor je het weet vind de commissie je werk modernistisch vluchtig en dus van voorbijgaande aard. Met hetzelfde gemak waarmee professoren aan de kunstacademie iets te verkrampt vinden, vinden ze iets anders ontspoord; ze zien heus het verschil tussen geen talent en teveel eigendunk. 

Nou weet ik van je moeder dat het met die eigendunk wel goed zit, Adolfus. Je vader heeft die er wel - en met de allerbeste bedoelingen van de toenmalige wereld en opvoedkundige denkbeelden - bij jou uitgeramd, althans dat was het idee en ik denk dat jouw vader in die zin ook dacht dat hij een zeer zinvolle bijdrage aan de maatschappij, maar vooral aan de keizer had geleverd, niet aan de kerk of het geloof, die religieuze cultuur zei hem op het laatst niet meer zoveel, zoals het de avant-garde in Wenen helemaal niets meer zei. Dat hij nog een rooms begrafenis kreeg, wilde ook, had meer te maken met de buren, met de mensen in het dorp, met de kennissen in Linz, de elite uit Wenen. 

[...]

 

Edith, ik wil hem aanmoedigen, wil dat hij aangenomen wordt, je weet waarom. Ik weet natuurlijk allang dat hij niet wordt aangenomen, maar ik heb voorkennis en handelen met voorkennis is uit den boze zoals waarzeggerij dat is, omdat de arme dolende ziel alle naargeestige profetieën over hem of haar of hen uitgesproken zelf in vervulling doet gaan. Precies zoals elke magneet noodgedwongen naar het noorden wijst en elke mot door het noodlot gedwongen op de brandende Kristalnachtvuren afvliegt om daar levend te verbrande. 

Heeft het zin denk dat dat ik hem wijs op de stille joodse jongen Ludwig die een paar klassen hoge op het gymnasium in Linz zat? Ik kan daar wel iets over zeggen, maar geloof niet dat zijn antisemitisme zich in dit stadium al goed ontwikkeld had.

Edith, ik ga nog even lekker in de tuin op een bankje zitten genieten van het mooie weer, de lentebloesems die nu echt op hun hoogtepunt zijn en hoop dat zuster Jeanne langs loopt zodat ik kan kijken naar haar zeer bevallige catwalk-loopje. Ik raak er niet opgewonden van, dat weet je, eerder heeft het de kwaliteiten van een haastige harige rups op zoek naar voedsel.

Liefs Joseph

NB Doe Rosa mijn lieven groeten. Zeg dat ik haar ook wel zou willen schrijven, maar haar niet goed genoeg ken.     

 

 

 

 

donderdag 10 april 2025

Brieven aan Edith Stein #128 'Witroze foetussen die nooit mens worden'

 

Mockery
detail
 
mixed media on paper
128,5 x 178 cm
 
 
 
 
 
BRIEF 128
aan Edith Stein 
'Witroze foetussen die nooit mens worden'
Joseph M. Heij 
Wolfheze

 

Lieve Edith,

Weet jij waarom YouTube dat doet? Censuur plegen op filmpjes? Gisteravond mocht ik van het regime een uurtje internet op. Omdat ik wilde zien of ik jou soms ergens zag, op een van die oude opnamen die ik al veel te vaak heb gezien. Ik zag jou niet, noch je lieve zusje Rosa. Ik zocht jullie maar vond je niet. YouTube verfrommelt alle afbeeldingen van naakt, geweld, en dood tot een kosmisch vage wolk van niet weten of, zoals jullie Duitsers zeggen: nicht gewusst. Zeg jij het maar, wat het is.

Maar een zeer recent geüpload filmpje, gemaakt door de Amerikanen die Dachau bevrijden, liet gewoon alles in analoge Kodachrome-kleuren zien: de barakken met kaarsrechte schaakstraten ertussen, de frisgroene dartelende blaadjes aan de onwetende bomen, het was toch pas pril april, de sprankelend roze lijken, de verongelijkte kampbewaarders die ineens iets moesten doen in plaats van toezien, de schuifelende bulldozers die alle gevallen voorjaarsbloemen in een graf moesten duwen, net over de rand zodat de aarde schoon bleef en gespeend van stankoverlast en overbodige ziektes. Het kunnen ook opnamen zijn uit een ander kamp, misschien Bergen Belsen, misschien Edith vergis ik me. Zeg het gewoon; een mens immers kan zich vergissen, kan vergeten.

Edith, ik zocht je tussen al die beelden. Ben YouTube dankbaar dat dit filmpje nog niet werd gecensureerd, snap ook wel dat ze dat doen, censureren, want het is niet geschikt voor mensen, maar wanneer wel kuisen en wanneer niet, dat is de vraag. Ben ook dankbaar dat het oude 32mm filmpje werd gedigitaliseerd, werd gerestaureerd. Maar altijd weer ben ik bang dat iemand die achter de computer zit het mooier maakt dan het in werkelijkheid allemaal was, dat geweld wordt aangedaan aan jou en aan Rosa en dat ik jou noch Rosa herken tussen de wriemelende doden die als mieren de krochten van de verloren hoop der mieren in glijden. Ik kon het beeld wel stil zetten, Edith, dan zag ik een fractie van de werkelijkheid, een frame, een uit uit tweemaal een dozijn, als het waar is Edith, dat 32mm 24 frames oplevert. 

Ik ben geen kenner Edith, weet niks van film, weinig van de oorlog, en ken jou niet goed genoeg om je eruit te pikken tussen al die dode joden. Lees even wat ik vanochtend schreef, wil je.


Herr Adolfus Schicklgruber
Humboldtstraße 31
Linz
Östereich

Ostenbach I Die Niederlände I Oktober 1907

 

Beste Adolfus,  

[...]

Ik zag een Maria met kind. Is het getekend of geschilderd? En wat is het formaat? Op beeldscherm kan ik die dingen echt niet goed inschatten. Dat werk is echt wel goed gedaan. Al vraag ik me af of je daar je hart wel helemaal bij had. Of je hebt gewoon niks met het afbeelden van mensen, of niks met religieuze onderwerpen, of je had je dag gewoon niet. Zoiets kan gebeuren, zoiets overkomt iedereen wel eens. 

Of die lui op academie in Wenen echt kijken naar de ziel die een aspirant student weet te leggen in de afgebeelde mensfiguren weet ik niet. Ik ken die docenten niet. Ik kan ze googelen, maar of dat helpt? Zelf let ik daar wel op en meen dat het daar nu nog aan ontbreekt. Of het is gewoon jeugdige onkunde, iets dat misantropen al gauw menen te kunnen ontmaskeren als gebrek aan talent waar het nog maar de vraag is of ze dat zelf wel voldoende hebben of dat ze vooral goed waren netwerken zonder al teveel meer talent te hebben dan alle anderen die geen lesgeven aan academies.

Het ding, jouw Maria met kind, is mooi van kleur, de textuur van de kleding is goed getroffen, de koppen behoeven nog aandacht, maar wat zeuren we? Drie kwarts afbeeldingen van homo sapiens sapiens zijn moeilijk, niet onmogelijk, mensen direct aankijken, noemen ze en face, onthoud dat goed als je op gesprek mag, is onmogelijk, want dan ziet de getalenteerde artiest louter 'zielsverduistering'. We weten, zeker sinds de Weense jood Sigmund Freud, - woonde die man eigenlijk bij jou in de buurt en zag je hem wel eens lopen? - allemaal dat je jezelf beter geen welkom kunt heten in de ziel van een ander. Wellicht ben je alleen welkom in die van je moeder, om de doodeenvoudige reden dat jij beter met haar had kunnen trouwen dan je vader, want dat was een onaangelijnd wild varken en jij hebt een rustig kabbelende ziel. Die heb je van je mooi-ogige ultramarijn vrome moeder. 

Vroeg zij, je liefhebbende moeder, jou om een afbeelding van de Heilige Maagd met Goddelijk Kind? Of was dat je eigen ingeving? Doe zoiets, een autonoom kunstwerk maken, nooit om een ander te lijmen; werken in opdracht is uiterst gevaarlijk. Immers, een mens doet dan al gauw meer concessies dan goed is voor zijn of haar of hem visioenen. Ze, de opdrachtgevers, vragen geheid naar je motieven en dus ook waarom je koos voor dit religieuze, roomse thema en voor je het weet sta je met de mond vol ongebleekte tanden. Met alleen maar de nietszeggende slogan 'Ik deed het voor mijn lieve moeder' komt geen enkele opmerkenswaardige geest op de Weense kunstacademie. Misschien dat ze daar elders, op het platteland, in Linz of Salzburg, waar jij vandaan komt, wel genoegen mee nemen maar neem van Joseph aan en die kan het weten, zoiets snijdt geen hout in de multiculturele hoofdstad van het Habsburgse keizerrijk.

[...]    

Edith, Ik kom er niet uit; zo wordt de brief veel te lang. Het moest anders. Maar ik heb nog veel te zeggen. Dus met versturen wacht ik nog even. Vertaal dit dus ook nog even niet in het Hoogduits. Niet nodig. Want enerzijds moet het korter, anderzijds heb ik meer te zeggen. 

Liefs Jouw Joseph

 

NB Bij ons is de Magnolia alweer bijna uitgebloeid. Bah wat gaat dat snel. Die bloemen houden het amper twee weken. Ze lijken veel op ongeboren wit-roze foetussen die nooit mens worden.   









donderdag 3 april 2025

Brieven aan Edith Stein #127 'Uw moeder is zwaar ziek en sterft in december aan borstkanker'

 

Mockery
detail
 
mixed media on paper
128,5 x 178 cm
 
 
 
 
 
BRIEF 127
aan Edith Stein 
'Uw moeder is zwaar ziek en sterft in december aan borstkanker''
Joseph M. Heij 
Wolfheze

 

Lieve Edith,

De droogte houdt al meer dan een maand aan en dat, 'dat is nooit eerder gebeurd', zeggen de oorlogszuchtige meteorologen, die de aarde beërven, die een verborgen agenda verborgen bijhouden, meten wat ze allang weten, het klimaat bederven door erover te zeuren, de pret ook, de zin om te willen leven. Waarom anders zit ik hier, Edith, in deze zoet smakende, water vragende laaglanden bij de opdringerige zure zee? En waarom zit jij daar, zo ver landinwaarts, op het snijpunt van spoorwegen die een mens alleen maar verder de oostelijke woestijn in voeren, in een wagon dat eerder vee vervoerde en nu mensen die geen mens zijn? Toch ook niet voor niks? 

Er zit altijd iets achter, Edith. In jouw ogen een goddelijk plan dat jou en je lieve zusje rust geeft, vrede ook, terwijl men, de zeer bijgelovige Duitsers, de fabrieksovens alvast feestelijk opwarmt, voor de nachtelijke ontvangst van een slenterende trein, die alle verschrikte dieren zo goed en kwaad als het gaat in slaap sust. Het kan best eens de trein zijn waar jij en Rosa in zitten, op de zwaar vervuilde, met menselijke mest geïmpregneerde grond, die men na afloop door insecten schoon laat maken met een tandenborstel. Voor niks gaat de zon op, zei men vroeger, in de negentiende eeuw, toen de wereld nog niet verduisterd werd door veel te zware rook die uit de hoog opgemetselde schoorstenen bijna nooit omhoog wilde maar veel eerder omlaag, om te landen in de maagdelijk roze longen van de arbeiders die beter niet rookten en niet dronken maar dat wel deden. 

Die keuvelende smog, die gezellig nasmeult in de roze longen van ambitieuze steden, vooral nooit meer platteland wilden zijn, iets dat ze altijd waren, veel te lang eigenlijk, met al die oeroude rivieren, Edith, die eerder heilig waren want schoon. Het drinkwater, Edith, stikt in het plastic dat achteloos wordt weggeworpen in stokoude rivieren die zichzelf waren en niet waren, zeggen wij, waar wij doorheen waadden en waar wij niet doorheen ploegen, op weg naar waar eigenlijk? Naar de overkant? Maar wat is de overkant Edith, wat het doel wanneer slechts rook uit een schoorsteen overblijft? Niets menselijks, niet goddelijks? Alleen de wanhoop die overblijft wanneer een dier zich ontlast?

Onderstaande brief wilde ik graag naar de jonge Adolfus sturen die er, zoals alle jongens en meisjes van alle windstreken, jongens- en meisjes en anderszins dromen op na schijnt te houden. Ik geloof dat ik deze brief eerder had moeten sturen dan de vorige, over zijn overleden moeder. Omdat de jonge zich eerder aanmeldde voor de kunstacademie in Wenen dan zijn lieve moeder overleed aan borstkanker. Maar wat geeft het; het is toch geschiedenis. Ik gebruik nu de u vorm maar weet niet meer goed wat ik eerder deed. Kijk daar even naar, Edith, wil je.



Herr Adolfus Schicklgruber
Humboldtstraße 31
Linz
Östereich

Ostenbach I Die Niederlände I Oktober 1907

 

Beste Adolfus,  

Goed plan hoor om zich aan te melden voor de kunstacademie in Wenen. Een mens kan niet ambitieus genoeg zijn, zeker in tijden dat het noodlot een mens met veel talenten tart. Uw gevreesde, maar nochtans beminde vader is nu ruim vier jaar dood en waart als vanzelf - bij welke wees is dat niet zo? - nog altijd rond in uw geest, uw moeder is zwaar ziek en sterft in december aan borstkanker, uw vaderlijke nalatenschap is bijna opgesoupeerd.

[Of dit waar is Edith, dat moeten we nog nakijken]. 

U toont ambitie en dat is het waar het in dit leven om draait. Ook al legt u, in uw veel te jonge overmoed, soms adviezen en kritiek naast zich neer, zeer begrijpelijk wel, zeker met uw karakter, om maar niet te spreken over uiterst nare omstandigheden, dat wat u allemaal in uw jonge jongensleven voor de kiezen kreeg - een heel aantal voortijdig gestorven broertjes en zusjes, een kei moeilijke want zeer autoritaire maar veel te vroeg gestorven vader die het beste met u voorhad, maar dat niet bepaald kon laten blijken door zo nu en dan een arm om u heen te slaan,  een moeder die aan de vooravond van kerstmis de pijp aan Maarten gaf - ondanks al uw tegenslagen in dit vroeg twintigste-eeuwse leven, dat er zovelen zijn dat men daar tegenwoordig zeker heel veel behoorlijk dure hulp, die men nu ineens weg wil bezuinigen, bij zou krijgen, u meldt zich aan voor de kunstacademie. Nota Bene in Wenen, de hof- en hoofdstad van het schizofrene keizerrijk dat een wereld wil besturen dat wel een enkele kop, die van keizer Franz Joseph, heeft maar meer dan twintig etnische staarten.

Omdat ik, uw dienaar Joseph, dichter ben, zij het in een van de vele Duitse dialect waar u zo'n hekel aan heeft, het Nederlands, eerder nog het Nijmeegs, en mijn beste vriend niet alleen de kunstacademie in Arnhem glansrijk doorliep en later nog de Rijksakademie van beeldende kunsten in Amsterdam, een opleiding die twee jaar duurde en waar men geen blad voor de gezonde mond nam om een student uit te leggen dat die nog nergens was, zich niet moest inbeelden wel ergens te zijn, die helpt mij met u van de nodige adviezen te voor zien. Het zou, na alles wat u in uw jonge leven al hebt meegemaakt, zo fijn zijn dat het lot [Of moet ik hier  'voorzienigheid' zeggen, Edith, in plaats van noodlot. Wat denk jij?] zich eens niet tegen u keert maar precies de andere kant op waait, met u mee beweegt?     

Een mens met maar één leven kan niet ambitieus genoeg zijn; de kunstacademie in Wenen is dan ook geen slechte keuze of men moet naar het Duitse Keizerrijk willen afreizen. Maar omdat men doorgaans geen twee keizers tegelijk kan dienen, zoals men geen twee goden kan dienen, en de buit noodgedwongen verdeeld moet worden tussen twee kwaden, zo begrijp ik dat de academie in Wenen momenteel de allerbeste keuze is, daarover geen twijfel. Ik neem aan dat u gevraagd bent om een portfolio op te sturen of te brengen? Ik zou het brengen want het scheelt de nodige porto. Neem vooral veel werk mee, liever analoog dan digitaal, want met digitale afbeeldingen kan men alle kanten op, fysiek werk is eindeloos veel makkelijker te duiden.

Als ik uw moeder goed begreep dan bent u best goed in het natekenen van de werkelijkheid? Dat is mooi, want de werkelijkheid is het voornaamste bezit dat wij mensen hebben. Aan godsdienst en fantasie immers heeft de mensheid helemaal niets. Zoiets zei Karl Marx ook al, u wellicht bekend omdat hij nogal in de mode is, in Rusland vooral, maar ook  in het Duitse Rijk en in de Dubbelmonarchie.

[...]

 

Edith, hier moet ik het nu even bij laten. Zuster Jeanne heeft een wandeling gepland in de tuin. Omdat het weer zo mooi is maar wel erg droog voor de tijd van het jaar. We gaan met een grote groep. Mijn Palestijnse buurman gaat mee en bijna ook alle leden van de creaclub. Ik kan me er niet aan onttrekken. Ik hoop dat ik naast zuster Jeanne kom te lopen, dat ze over De Verlosser begint en ik opgewonden raak. Dat alles hoop ik, zoals ik voor Adolfus hoop en bid dat hij talent mag hebben, het wordt gezien en hij wordt aangenomen, en tijdje zoet is en van de straat. Wil jij ook voor ons bidden Edith, want je weet het: ik geloof nergens meer in, ook niet in mezelf.

Liefs jouw Joseph 

 

 

 

 

 


woensdag 2 april 2025

Brieven aan Edith Stein #126 'Dat vreemde lid van de familie'

 

Mockery
mixed media on paper
128,5 x 178 cm
 
 
 
 
BRIEF 126
aan Edith Stein 
'Dat vreemde lid van de familie'
Joseph M. Heij 
Wolfheze

 

Lieve Edith,

Deze maand maart was bij ons de droogste ooit gemeten. Ik zie de tuinman bij ons achter in de Hof van Eden elke dag de meterslange slang afrollen, het ene uiteinde koppelend aan een van de vele kranen in het park en met het andere eind nerveus sproeiend, om de niet diep wortelende planten in de tuin te laten weten dat hij de ernst van de zaak begrijpt. De huidige watersnood is volgens mij bijna net zo groot als in 1953, maar dan andersom. Na 7 vette, naoorlogse jaren - Edith, ik weet niet of je die jaren eigenlijk wel vet mag noemen - is het nogal abrupt droog geworden. Te droog, ernstig droog. 

Dat ik iets zeg over 1953 heet, als ik het goed snap, vandaag de dag feitelijk een vorm van cultural appropriation, ik leg uit Edith hoe we nu, ik bedoel echt vandaag de dag, over de dingen denken. - Ik doe mijn best maar snap niet alles. - Toe-eigening van een cultuur: omdat ik me bemoei met een tijd die de mijne niet was. En, omdat ik er grote afstand van nam, ook mijn cultuur niet. Ik geef toe Edith, dat ik niet diep wortel, je mag gerust zeggen 'gevaarlijk ondiep' wortel, dat ik alleen aan de oppervlakte mijn water en voeding weet te vinden. Dieper in de aarde rijken mijn tentakels niet. Het zou Heidegger niet hebben bevallen; je kent hem. Zoiets lijkt een bewuste keuze, afstand nemen van je eigen cultuur, maar ik weet niet of dat zo is.

Jij groeide in een groot en gezin op als orthodox joods meisje in een tijd dat er nog veel joden waren, in Europa, maar je ouders hadden er beter aan gedaan te assimileren en hun religieus joodse wortels beter vaarwel gezegd, in ieder geval voor de Bühne. Dat je in het geniep iets andere belijdt dan in het openbaar daar is niets mis mee, dat doet zo ongeveer iedereen. Op een paar steile communisten of gereformeerden na; ik heb het nu over de periode 1933-1945. De Zeitgeist waait nu eenmaal daarnaartoe waar de wind wil. Met die wind bedoel ik niet bepaald de Heilige Geest waar jullie katholieken in geloven, dat vreemde lid van de familie waarvan niemand weet wat de relatie is met de andere twee, de eniggeboren vader en de eniggeboren zoon. Mijn vriend heeft ook maar 1 vader en maar 1 zoon; hij weet er alles van. Wat zijn we, als het toch voortdurend over schuld gaat,  verschuldigd aan deze vreemde eend in de bijt? Hij is geen vader, geen zoon, maar wel familie. Leg dat uit.

Edith, ik weet niet hoe het bij jullie in Auschwitz is, bij jou en Rosa, bij Anne en Margot, maar onze gestichtstuin, Edith, is zo droog als gort en daar komt weinig verandering in. Het heet dat het klimaat opwarmt zoals in Birkenau de ovens steeds heter worden gestookt omdat er meer afval verbrand moet worden. Omdat afval heel naar klinkt en lijken nog naarder, noemen ze, de bedrijfsleiders, de dode dingen Stuecke. Kijk uit Edith, dat jij en Rosa, en Anne en Margot, ook geen 'dingen' worden. Want voor je het weet heb je geen geest meer, geen onsterfelijke ziel, maar ben je gewoon een ding, desnoods, toegegeven, geen ding maar een zoogdier van weinig tot geen ware voor de mensheid, voor je het weet Edith, ben je geen Uebermensch meer maar een zogenaamde Untermensch. Het is niet erg Edith, om Untermensch te zijn in de ogen van de anderen, the indigenous tribe, degene die vrij oprecht menen de aarde te beërven, dit stukje land te bezitten. Als was het al eeuwen hun land, hun al eeuwen geleden door de goden, door god, beloofde land. 

Trap er niet in Edith, Rosa, Anne, Margot, geen land is door god beloofd aan deze of gene, gegeven aan een uitverkoren volk. Je kunt ergens al eeuwen wonen, maar ooit heb je het met veel geweld veroverd, in bezit genomen. Je dode de stevige mannen, niet de oude, niet de fris jonge, en hield de vrouwen en de kinderen. Omdat die jou nooit het door de voorzienigheid beloofde land zouden afpakken. Zo gaan die dingen Edith, je weet het. En daarom hang je een god aan die geen land belooft, geen grond of tuinaarde verkoopt, zoals toen de aarde nog een paradijs was en Adam een schoffel en een hark kreeg, maar alleen de genade uitdeelt als was het kunstmest. Ik begrijp dat Edith, ik begrijp dat. Laat ik zeggen dat ik mijn best doe. Dat jouw god een zoon had Edith, begrijp ik niet. Dat is menselijk denken. Grieks denken. Goden zijn net als mensen, hebben kinderen en gaan vreemd. Jouw god Edith, heeft een kind. Een kind hebben, Edith, is ego, is het uitdijen van de ziel, niet het krimpen. Leg me uit waarom een god een kind wil verwekken. Leg me uit waarom de Enige God een kind wil, een Zoon? Misschien begrijp ik dan jouw lot beter en dat van Rosa, van Anne, Margot.

Liefs Joseph,

 

NB O ja, Adolfus wil zich aanmelden voor de kunstacademie. Ik wil hem een brief schrijven. Je begrijpt het Edith, de jongen is zo ongelukkig nu er in het gezin zoveel beminde doden te betreuren zijn.