zondag 13 april 2025

Brieven aan Edith Stein #129 'Weest uiterst voorzichtig met tekenen uit de losse pols'

 

The Barbershop
 
mixed media on paper
150 x 110 cm
 
 
 
 
 
BRIEF 129
aan Edith Stein
'Weest uiterst voorzichtig met tekenen uit de losse pols'
Joseph M. Heij 
Wolfheze

 

Lieve Edith,

Alles goed met jou? Reageer alsjeblieft ietsjes sneller op mijn brieven, want ik doe het allemaal voor jou, niet voor mezelf, en er is echt haast geboden. Ik ken de afloop van de oorlog en het lot van het joodse volk. Voor we het weten is de jongen volwassen, is zijn karakter gevormd, valt er niets meer aan hem te veranderen en is er geen land mee te bezeilen. 

De brief die ik schrijf over zijn verlangen naar de kunstacademie in Wenen te gaan is niet goed opgebouwd. Dat had je me best mogen zeggen in plaats van andere dingen te doen die jij belangrijker vindt of dingen waarvan je denkt dat jouw god belangrijker vindt. Wat eraan mankeert weet ik niet. Misschien dat ik het begin wel bewaar maar de rest is waardeloos.

 

Herr Adolfus Schicklgruber
Humboldtstraße 31
Linz
Östereich

Ostenbach I Die Niederlände I Oktober 1907

 

Beste Adolfus,  

[...]

Dat je het niet zo hebt op de grote stad Wenen is alleszins begrijpelijk. Mijn vriend ging jaren geleden studeren aan de Rijksacademie in Amsterdam. Ik heb hem toen klip en klaar gezegd dat ik dacht dat dat niet goed voor hem was. Amsterdam is Arnhem niet, de stad waar hij pas ging wonen nadat hij daar vijf jaar lang de kunstacademie had gevolgd, met een paar pieken maar ook behoorlijk veel dalen, vooral psychisch, en Amsterdam is zeker het dorp niet waar zijn vader een tuinpad had met alleen een berkenboom die op een gegeven moment zo groot werd dat ie wel geveld moest worden. Snap je Adolfus? Iemand die uit een besloten dorpstuin komt, moet niet denken dat ie een weet hoe zich te gedragen in een kosmopolitisch park.

Ik weet dat je een hekel hebt aan het multiculturele Wenen, dat je veel meer houdt van de monocultuur uit het Waldviertel in Opper-Oostenrijk. Mijn vriend begrijpt jou als geen ander. In een dorp kun je 's avonds of 's nachts gewoon over straat lopen zonder dat er iets gebeurt. Je kunt lelijk vallen, maar dat is omdat je zoveel dronk, maar verder niks. Iemand kent jou, iemand raapt je op, er komt nog een late wandelaar bij en samen brengen ze je, met hun hand stevig onder je oksel, naar huis. Je hoeft niet eens te zeggen waar je woont; dat weten ze. In de stad is dat wel anders. 

Het park is groter en de schaarse verlichting help helemaal niets. Bijna niemand kent je of geeft om je. Je loopt daar volstrekt alleen, Adolfus, vermoedelijk met de ziel onder de arm omdat de docent die modeltekenen geeft niet gecharmeerd is van je modeltekeningen. Vermoedelijk zijn die modellen van de straat en uit het park gepulkt. Dat zijn geen bekenden van je, daarvoor is de stad veel te groot en waarschijnlijk geen volksgenoten maar van een etniciteit die helemaal niet uit Wenen komt. Geen first nation. Niet indigenous. Ik leg dat nog wel een keer uit. Nu moeten we ons concentreren op je aanmelding aan de academie.

Het is belangrijk dat je je oriënteert op het actuele kunstklimaat. Ik kan je zeggen dat Wenen een neurotisch hardlopende stad is die haar best doet om universeel kosmopolitisch te zijn en dat lukt heel aardig. Je kunt het daar mee oneens zijn kerel, maar de feiten kun je niet even vlug veranderen. Zoals het decadent oude Rome niet in een dag gebouwd werd, zo werd Wenen niet zonder slag of stoot een caleidoscopische wereldstad waarin niet alleen ondenkbaar veel etniciteiten lang elkaar heen leven, maar ook nog eens werkelijk bizar veel modernistische ideeën worden ontwikkeld, waar jij je volgens mij maar beter niet in kon verdiepen omdat die experimenten met de het menselijk brein je alleen maar van je à propos zouden kunnen brengen en steeds verder verwijderd van het hartstochtelijk begeerde kunstenaarschap. 

Hoe het ook zij, zo goed ken ik je nou ook weer niet, wellicht kan het geen kwaad je te verdiepen in de meest hedendaagse ontwikkelingen in de stad. Is de Sezession al geweest, noem die dan, zeg dat je er was, desnoods dat je nog niet goed weet wat je ermee aan moet. Zeg dat de Klimt kent, dat je sommige werken wel kunt velen. Noem terloops Schiele, Kokoschka. Zeg dat ze het begin van talent hebben maar slordig zijn in de afwerking van hun tekeningen maar vooral hun schilderijen, vergeet niet te zeggen dat je hun seksuele gedragingen afkeurt. Leg uit dat ze de ideeën Sigmund Freud niet begrijpen, dat het anders zit, niet zo bedoeld werd als zij het interpreteren. Het is borrelpraat, ze lezen niet, ze hebben van horen zeggen wat dieptepsychologie is. 

Wees uiterst voorzichtig met tekenen uit de losse pols, met schilderen in al te grote toetsen. Pak van tijd tot tijd ook een klein penseeltje. Het is wel in de mode, maar modes gaan ook weer voorbij. Houd je bij de klassieken, bij Rafael, Michelangelo, Da Vinci. Voor je het weet vind de commissie je werk modernistisch vluchtig en dus van voorbijgaande aard. Met hetzelfde gemak waarmee professoren aan de kunstacademie iets te verkrampt vinden, vinden ze iets anders ontspoord; ze zien heus het verschil tussen geen talent en teveel eigendunk. 

Nou weet ik van je moeder dat het met die eigendunk wel goed zit, Adolfus. Je vader heeft die er wel - en met de allerbeste bedoelingen van de toenmalige wereld en opvoedkundige denkbeelden - bij jou uitgeramd, althans dat was het idee en ik denk dat jouw vader in die zin ook dacht dat hij een zeer zinvolle bijdrage aan de maatschappij, maar vooral aan de keizer had geleverd, niet aan de kerk of het geloof, die religieuze cultuur zei hem op het laatst niet meer zoveel, zoals het de avant-garde in Wenen helemaal niets meer zei. Dat hij nog een rooms begrafenis kreeg, wilde ook, had meer te maken met de buren, met de mensen in het dorp, met de kennissen in Linz, de elite uit Wenen. 

[...]

 

Edith, ik wil hem aanmoedigen, wil dat hij aangenomen wordt, je weet waarom. Ik weet natuurlijk allang dat hij niet wordt aangenomen, maar ik heb voorkennis en handelen met voorkennis is uit den boze zoals waarzeggerij dat is, omdat de arme dolende ziel alle naargeestige profetieën over hem of haar of hen uitgesproken zelf in vervulling doet gaan. Precies zoals elke magneet noodgedwongen naar het noorden wijst en elke mot door het noodlot gedwongen op de brandende Kristalnachtvuren afvliegt om daar levend te verbrande. 

Heeft het zin denk dat dat ik hem wijs op de stille joodse jongen Ludwig die een paar klassen hoge op het gymnasium in Linz zat? Ik kan daar wel iets over zeggen, maar geloof niet dat zijn antisemitisme zich in dit stadium al goed ontwikkeld had.

Edith, ik ga nog even lekker in de tuin op een bankje zitten genieten van het mooie weer, de lentebloesems die nu echt op hun hoogtepunt zijn en hoop dat zuster Jeanne langs loopt zodat ik kan kijken naar haar zeer bevallige catwalk-loopje. Ik raak er niet opgewonden van, dat weet je, eerder heeft het de kwaliteiten van een haastige harige rups op zoek naar voedsel.

Liefs Joseph

NB Doe Rosa mijn lieven groeten. Zeg dat ik haar ook wel zou willen schrijven, maar haar niet goed genoeg ken.