Primordial Fluctuations
work in progress
detail
BRIEF 141
aan Edith Stein
'Brief van een overleden vriend'
Wolfheze
Lieve Edith,
Wat een zomer is het toch. Bij jullie? Ik kan niet naar buiten, een wandeling door onze met wachttorens omheinde hortus maken met zuster Jeanne. En jullie? Regent het in Polen ook dag in dag uit en houden jullie het binnen een beetje droog? Koud is het niet en heet mogen we het ook niet noemen. We hebben het geluk dat de aarde opwarmt maar wij in een voor het menselijk ras mild klimaat wonen. Er zijn ook mensen die juist zweren bij vrieskou, bij duistere korte dagen, bij lange nachten slapen. En er zijn mensen die genieten van de hitte van een bakoven, van dagen zonder nachten, van slapeloze nachten met veel drank en seks en zinloos geweld.
Weet je wat ook zinloos is? Na de dood een brief vol spijt krijgen. Mijn vriend kreeg zo'n brief. Niet denken, lieve Edith, dat Dolf is overleden en helemaal op het laatst spijt kreeg. Wist je dat Heinrich Heine zich bekeerde tot de godsdienst die hij een leven lang had gehekeld? Nee, Dolf is alive and kicking. Heb nog een dagje geduld; ik schrijf Dolf morgen.
De vrouw van Mijn Vriend was hier en liet me de brief lezen. Ze was zo blij voor hem. Niet dat een van zijn beste vrienden was overleden,dat is niet leuk, maar ze straalde helemaal toen ze mij de brief overhandigde. De dode had voor hij helemaal doodging een brief geschreven met allemaal spijt erin. Maar nooit verstuurd. Ik weet niet Edith, of ik je ooit hebt verteld over de vrienden van Mijn Vriend? Zelf heb ik geen vrienden, niet een. Had ik vrienden, dan zeker geen mannen, alhoewel ik van die liefde ben. Over seks met een mooie vent droom ik soms nog wel, maar als ik wakker word is de pijp zo enorm leeg. Als had ie die kleverige nacht helemaal niet gerookt.
Ik geef je even wat karige context. Ze, ik bedoel Mijn Vriend en zijn vriend, hadden dertig jaar een enorm diepe vriendschap die steeds dieper leek te worden. Ik moet zeggen: werd. De vriendschap werd steeds dieper. Meer vertel ik je niet. Anders verraad ik teveel en dat wil ik niet. Ik blijf erbuiten. Ik heb hem, Mijn Vriend, zo vaak gewaarschuwd geen vriendschappen aan te gaan, niks om niet te geven. Hij kon slecht luisteren. Volgens zijn onvoorwaardelijke geloof in de Liefde van God kon hij het niet laten mededogen te hebben met anderen, ook met deze vriend. Hij gunde hem alles, maar het bekwam hem slecht.
Verder zeg ik niks. Hier komt de brief. Niet alles want de meest private delen laat ik weg. De vrouw van Mijn Vriend zet alles op het web. Waarom ze dat doet weet ik niet goed. Ik denk dat ze het zielig voor mij vindt dat ik, door een rechtvaardige rechter, ooit TBS met dwangverpleging opgelegd kreeg en nooit meer vrij kom. Dat dat niet erg is maar een zegening, krijg ik niet aan haar verstand gepeuterd. Ik wil hier helemaal niet weg; ik zit hier prima. Ik vind zuster Jeanne lief en plaag haar graag met haar geloof in een of andere sentimentele god die stikt van de naïviteit.
Zuster Jeanne is tegen abortus. Hoe idioot kan een mens zijn. Wat is een mens nou voordat hij of zij of hen geboren wordt? Niks. Een stukje weefsel. Toen de vrouw van Mijn Vriend eens een buitenbaarmoederlijke zwangerschap had en zelf op een paar centimeter na dood ging, zei de gynaecoloog, of hoe heet zo'n man of vrouw of hen: 'We hebben een stukje weefsel weggehaald.' Ze, Mijn Vriend en zijn vrouw, zagen hem elke week in de kerk. Wat mij betreft aborteer je elk stukje baarmoederlijk weefsel, niet alleen kanker. Ik kan helemaal niets met kinderen; ze komen hier nooit, al is dat volgens sommigen de reden dat ik hier vast zit, in mijn eigen psychiatrische baarmoeder met dwangverpleging. Mij aborteren ze alleen door euthanasie te plegen met of zonder toestemming van de familie. Eerder vertrek ik niet, tenzij vrijwillig. Iets waar is soms ook heel veel zin in heb. Bijvoorbeeld als zuster Jeanne op vakantie is.
Sorry dat ik vergeet jou te vragen hoe je over het weghalen van een stukje levendig weefsel denkt. Doe ik een andere keer, goed? Nu de brief.
Jans Klaassen
Hellepoort 666
Voorgeborgte
30 april 2025
Beste Vriend,
Als je deze brief leest ben ik dood. Dan ben ik aan gene zijde. Ik wacht met reïncarneren tot jij dood gaat.
Twee maanden geleden zei de behandelende specialist dat ik niet lang meer zou leven. 'Hooguit twee maanden', zei ze. Ik hoop dat het er drie worden.
Ik schrijf je omdat ik niet wil dat we in een volgend leven de grote ruzie uit dit leven eerst moeten verwerken voordat we iets nieuws kunnen bouwen.
Vriend, je bent geen makkelijk mens, maar wat ik je heb aangedaan is ook niet voor de poes. En toch hebben we ooit, in een ver verleden, in een van onze vorige levens, voor elkaar gekozen.
Weet je nog dat we samen in de loopgraven van de Tweede Wereldoorlog lagen? Daar was nog een vriend bij; hij is mijn allerbeste vriend. Jij hebt weer je eigen allerbeste vrienden. Al snap ik dat het er soms om spande wie ging winnen.
Je weet dat ik geloof dat we alle drie begraven liggen op een oorlogsbegraafplaats op de Grebbeberg. Dat jij daar niet in gelooft, weet ik ook. We waren alle drie Duitse soldaten en deelden in september 44, toen we de Engelsen de Polen, de Canadezen moesten tegenhouden, een herdershond, een vals teefje. Voor de grap doopten we die met de naam Blondi. Een Duitse Herder.
Weet je nog dat wie die Engelse tweeling tegenkwamen bij het station in Oosterbeek? Dat jij de ene neerschoot en ik die andere die zijn broer kwam helpen? Ze hebben nu een foto op een paal geplakt om de tragische dood van die twee te gedenken. Dat was ook best een beetje zielig.
Jij hebt toen nog voor het Arnhems Museum een prent gemaakt met die twee jongens erop. Ik heb me altijd afgevraagd of jouw schuldgevoel uit een vorig leven zo groot was dat je er in dit leven iets aan wilde doen. Een piepkleine compensatie.
In dit leven, dat nu ten einde loopt, voor mij vandaag, voor jou morgen, werden wij, alle drie Waffen SS, kunstenaar. De een een stuk beroemder dan de ander, maar dat stond de vriendschap nooit in de weg. Ik denk omdat we in de oorlog zoveel hadden meegemaakt. In tijden van nood ontstaan de allermooiste vriendschappen. Heb jij ooit Band of Brothers gekeken?
Ik heb veel van je geleerd, vriend. Heel veel. Ik heb dan ook veel aan je te danken. Heel veel. Maar ik vond die afhankelijkheid ook heel moeilijk. Ik keek teveel tegen je op. Wilde zelf ook iets zijn. Zonder jou. Dat toegeven kon ik niet. Niet aan mezelf, niet aan jou.
Toen ik me sterk genoeg voelde, heb ik me van jou losgemaakt. Ik wist dat ik dat deed, maar zeggen kon ik het niet. Ik verzon een paar onnozele argumenten om nu eindelijk zelf eens in het volle daglicht van de aandacht te staan. Jou wilde ik daar niet bij hebben. Omdat het anders weer hetzelfde liedje zou worden. Dat snap je toch?
Ik begon me een kleine maar reizende ster te worden. Upcomming. Dat jij going down ging had ik niet door. Helemaal niet. Ik denk dat ik teveel bezig was met omhoog komen.
Het boeddhisme, aanvankelijk mijn allerliefste godsdienst, leerde me dat alle hechting lijden is. Maar de drang om een ego te hebben was gewoon te groot. Ik moest er eentje hebben. En daar hoorde het onthechten van jou nou eenmaal bij. Dat jou dat pijn deed zag ik niet. Voor mij was het fijn. Ik voelde me bevrijd.
Jij bracht me in contact met De Heere Jezus. Wist ik veel dat dat geloof zowat alles heeft waarvan ik dacht dat alleen het oosten dat had. Jij hebt me zoveel geleerd over dat geloof. En ik heb me dat zo eigen gemaakt dat ik vergat dat ik dat vooral aan jou te danken had, zo goed voelde het.
Ik heb niet gezien dat ik je zoveel verdriet deed. Ik dacht dat jij niet stuk kon, een groot en sterk ego had. Wist ik veel. Ik was met mezelf bezig, wilde zelf iets zijn.
Herinner je je nog dat ik een boeddhistische monnik citeerde: 'Om een ego te kunnen loslaten moet je er wel eerst een hebben.' Boeddhisme en christendom leren hetzelfde. Een ego is gebakken lucht. De liefde is onthechting.
Het universum heeft jou om mijn pad gezet om mij te helpen me 'iets te voelen'. Nu ik bijna dood ben, begin ik dat te begrijpen en wil ik iets terugdoen. Beetje laat wel.
Je weet dat ik een vader had die weinig tot geen aandacht voor me had. Daar zit mijn diepe pijn. Ik denk dat ik daarom zo graag iets wilde zijn, iets wat jij in mijn ogen allang was. Maar je was niks, niet in je eigen ogen.
Ik zag het niet dat jij met dezelfde pijn zat. Al lag dat voor de hand, ik zag het niet.
Dat ook jij geen makkelijke vader hebt gehad, al houd je zielsveel van die man, die vreemd genoeg nog leeft waar mijn vader best vroeg dood ging.
Je weet dat ik je daarom benijd. Mijn vader ging vroeg dood; er viel niets meer te veranderen, te verbeteren, te genezen. Jouw vader zag jou wel, maar had alleen maar kritiek. Jij ging daardoor door de grond. Je gevoelige aard hielp je niet bepaald.
De liefde van mijn vader was dat ik werd genegeerd. De liefde van jouw vader was de eeuwige kritiek.
Het spijt me dat ik juist bekend werd als kunstenaar dankzij jouw Jezus die wonden geneest, wiens wonden wij moeten helen. Niet door Hem te verplegen maar de ander. Dat is best een ding. Ik wilde ook iets zijn. En zag het niet.
Jongen, het is mij vreemd te moede nu ik begrijp dat ik iets geworden ben waar ik weinig recht op heb. Het verlangen mezelf te verplegen in het ziekenhuis was veel te groot. Zo groot dat jij mijn blinde, ongeneeslijke vlek werd.
Wij Duitsers zeiden vroeger: 'Jedem das Seine.' En, als de angst voor geweten en oordeel te groot werden: 'Wir haben es nicht gewusst.'
Nu ik bijna mijn zieltogende, futloze pijp aan Maarten ga geven, snap ik dat zoiets zeggen corrupt is. Laat ik het nog iets sterker zeggen: het is niets anders dan terminaal cynisme.
Beste vriend, ik weet dat jij heel erg boos op mij bent geworden, toen ik dacht eraan toe te zijn om me aan jouw wurggreep te ontworstelen. Maar het was geen wurggreep. Het was liefde. Genade.
Dat het maar duurde en duurde, zeg vijf jaar, of zes, of wellicht de Bijbelse zeven, voordat ik inzag hoeveel pijn ik je had gedaan, toen kon ik niet meer. Ik had teveel mijn best gedaan. Ik kon met geen mogelijkheid nog langer door jouw stof kruipen.
Wat ik niet zag is dat het mijn stof was. Dat ik niet jouw pijn zag waar jij wel mijn pijn altijd had gezien. Met pijn bedoel ik mijn verlangen iets te zijn wat mijn vader me nooit kon geven. Dat jij zelf ook een vader had die jou geen eigenwaarde kon geven, hetzelfde verlangen had, ik kon het er niet goed bij hebben. Teveel pijn.
Tot twee keer toe heb ik de vriendschap met jou opgezegd. Jij deed dat niet. Als er ooit iemand recht had dat te doen was jij het, eerder dan ik. Ik verbrak het verbond dat gebaseerd was op blindelings vertrouwen.
Waar ik bang voor ben, Vriend is dat jij in een volgend leven verhaal komt halen. In dit leven is je dat niet goed gelukt. Ik liet jou vallen als een baksteen, jij mij niet. Lieve jongen, ik zie op tegen het sterven, al heb ik bereikt wat ik wilde.
Maar ik zie nog meer op tegen opnieuw geboren worden. Ik wil geen menselijk embryo meer zijn. Ik ben bang dat ik jou vroeg of laat tegen het lijf loop en jij eerwraak neemt. Straks laat jij mij in de steek en voel ik de pijn die jij nu voelt. Oog om oog. Tand om tand. Dat is Karma. Dat wil ik niet.
Mijn vraag is dan ook of je me in een volgend leven niet wilt achtervolgen, niet zult stalken. Ik ben nog niet dood, zie daar nu al tegenop. Al begrijp ik dat de kwantummechanica eist dat deeltjes, eenmaal aan elkaar verbonden, elkaar nooit meer uit het geestesoog verliezen. Ook al zijn beide delen van de Siamese tweeling lichtjaren van elkaar verwijderd en zien ze elkaar met het blote oog niet.
Ik weet dat jij in een volgend leven wraak mag nemen. Omdat ik volgens mijn boeddhistische geloof anders niks bijleer. Maar jij bent christen en zou moeten kunnen zeggen: 'Ik vergeef je omdat Jezus ons vergeeft. En ook wil ik horen: 'De genade van onze Here Jezus Christus zij met u en met u allen.' Ik wil rustig sterven.
Wil je bidden voor mijn zielenheil? Ik ben je dankbaar voor wat je voor me deed.
Een onvergetelijke groet,
Jan,
Je vriend
Edith, wat vind jij? Ik val stil. Van commentaar voorzien wil ik deze aandoenlijke brief niet. Ik heb werkelijk geen idee wat ik Mijn Vriend nu moet adviseren. Wat is wijsheid? Mocht je tijd en zin hebben, wil je mij dan per omgaande laten weten wat ik tegen hem, Mijn Vriend, zeg? Jij hebt, net als Mijn Vriend, je hart gegeven aan Christus Jezus; ik bepaald niet. Zeg mij wat Mijn Vriend zijn vriend die nu dood is moet antwoorden.
Liefs Jouw Joseph
NB Morgen schrijf ik echt een brief aan Dolf. Beloofd.