dinsdag 19 augustus 2025

Brieven aan Edith Stein #144

 


The Act of Killing

 

 

BRIEF 144
aan Edith Stein
''  
Joseph M. Heij 
Wolfheze

 

Lieve Edith,

Omdat de tandeloze restanten van Gazastad worden gesaneerd als een roekeloos verwaarloosd gebit, omdat stokoude bontgenoten vergaten de intacte spoorlijnen naar Birkenau te vernietigen, omdat Oekraïne, sterfhuis van het Europese geweten, wordt verdeeld onder narcistische psychopaten, omdat niemand protesteert tegen het geweld in Yemen, in Syrië, in Sudan, omdat ik het niet langer kon aanzien dat de mensheid niets anders is dan onmenselijkheid, incarneerde ik het meest weerzinwekkende beeld denkbaar. Ik deed dat niet voor mezelf Edith; het was voor een vriend. 

- Deze icoon is al te menselijk. -

Ik wil dat je weet dat ik mijn correspondentie met Dolf eindig met hem een print van dit beeld te sturen. In een gesloten envelop. Geen brief meer. Geen afzender. Alleen een postzegel met zijn eigen tronie. 1 Reichsmark. Het is voor zijn verjaardag. Het is april. Soms sneeuwt het. Herzlichen Glueckwunsch zum sechsundfuenfzigsten Geburtstag. Mijn Duits is niet zo goed, maar voor zo'n smerige gelukswens wil ik jou niet vragen, Edith,om het in correct Hochdeutsch te vertalen. Ik doe mijn best het foutloos op te schrijven. Ik hoop dat het hem een heel klein beetje helpt er tien dagen later een einde aan te maken.  

Het beeld kan ik je niet sturen. Het komt niet door de censuur. Ik kan het je niet laten zien. Als je dood bent. Als je dood bent dan zal ik het je geven. Ik wil je gezicht graag zien als je het beeld ziet. Wat ik dan zie weet ik niet. Ik weet niet wat jij ziet. Snap je je eigen Zum Problem der Einfuehlung? Ik kan alleen maar hopen dat het stopt. Dat de mensheid dit beeld niet stopt. Het beeld is gezien, niet onopgemerkt gebleven. Eenmaal gezien kan uitwissen niet meer. Nooit meer slapen. Altijd wakker liggen. Denkend aan de dood kan ik niet slapen, niet slapend denk ik aan deze dood. 

- In zijn eerlijkheid is het beeld eenzaam, Edith. Eenmaal gezien wil men het liever ontzien. Ausloesen. Aufloesen. Ausrotten. Ausradieren. -   

Misschien ken je de foto. Dolf 1923. Heinrich Hoffmann, Hof fotograaf. Moed verzamelen voor de Putsch. Wolf, niet Blondi. Mooi zitten. Braaf! Alle lichten staan op groen. Blitz! Een foto is geboren. Een heel mooie, voorname eeuwigheid in zwart en wit. Deze foto ken ik al heel lang. De moeder van deze opname. Een gebroken glas-negatief. Gevonden in Muenchen. In de studio van de fotograaf. Door de bevrijders. Waarvan werden we bevrijd? Waar is het monster nu? Hoeveel koppen heeft het, in welke Wasteland is er geen? Wat zei Eliot alweer?

"April is the cruellest month, breeding
Lilacs out of the dead land, mixing
Memory and desire, stirring
Dull roots with spring rain."

Wat kan ik nog zeggen Edith? Jouw Liefste Heiland ligt op deze schoot, als misselijkmakende nageboorte. Maar het was me te makkelijk Edith, te menselijk. Sentimenteel. Romantisch. Het moest zieker. Perverser. Al te menselijk kan niet, alhoewel een andere vriend van me dacht dat dat wel kon. Het is simpel. Het menselijke gewoon nog menselijker. Dat is alles. Mijn Vriend schreef over de betekenis van het beeld. Vlak voordat hij instortte. Hele verhalen. Hij rende voorbij de  waarnemingshorizon. Maar het einde zag hij niet. Lees, Edith, wil je, op een rustig moment wat hij schreef. Je hebt het zo gelezen. Je Nederlands is goed genoeg. Aan jouw intelligentie komt hij niet.

Mijn vraag aan jou Edith is dit: Waarom doet het kwade het goede zoveel kwaad aan? En wat maakt het goede tegen het kwaad zo machteloos?  

[...]