dinsdag 5 maart 2024

50PK Ede - Onmensen en roofdieren - Zaaltekst

 

Suspended Animation
2024
mixed media on paper
ca. 150 x 110 cm


 

TENTOONSTELLING
50PK Ede

Onmensen en roofdieren
Ton Hardeman & Rinke Nijburg

Autobiografische zaaltekst door Rinke Nijburg

 

Rinke Nijburg (Lunteren 1964)

Op de dag dat Anton Mussert zijn volgelingen zou toespreken op de Goudsberg in Lunteren stond mijn moeder aan de Lunterseweg in Ede haar tong uit te steken tegen de langsrijdende auto’s en fietsers die op weg waren naar de ‘Landdag’. Mijn opa vond dat maar niks en floot haar terug: niet omdat hij zelf gecharmeerd was van de ‘NSB-kameraden’, integendeel, hij wilde zelf liever een beetje in de luwte blijven om ‘heel andere dingen’ te kunnen doen. Zo ongeveer vertelde mijn moeder het aan het einde van de jaren zestig van de vorige eeuw, toen ik zelf nog kleuterde. Ze had het vaak over de oorlog en dat kwam bij mij behoorlijk ‘binnen’. Met mijn best vriend Arjan speelde ik ‘Colditzje’: ontsnappen uit Colditz, het Duitse kasteel waar gevangengenomen hoge officieren van de geallieerden zaten. We imiteerden wat we oppikten uit de gelijknamige tv-serie.

 

In de brugklas van het Christelijk Streeklyceum in Ede plakte ik een uitgeknipte krantenfoto van de kop van Adolf Hitler op de voorkant van mijn agenda. Een klasgenote stak haar tong tegen me uit; ze vond het stom. In een of andere les, geen idee meer welke, bracht ik een keer luidruchtig de ‘Hiltergroet’ op het moment dat meneer Michon, de statige rector, langs het lokaal liep. Hij kwam heel rustig binnen en vroeg wie dat had gedaan. Ik scheet peultjes, maar gaf toe dat ik dat was geweest. Hij was niet eens boos op me, zei alleen dat ik dat ‘liever nooit meer’ moest doen, omdat de beweging waar ‘die man’ de baas van was in die periode onmenselijk leed had veroorzaakt. 

 

Een puber kan gefascineerd zijn door de meest vreemde dingen en mensen. Behalve door de Führer en de CCCP (USSR) - ook van die beweging had ik een plaatje op mijn agenda geplakt - was ik volledig in de ban van De Heere Jezus en eigenlijk ben ik dat nog altijd. Goed en kwaad houden me veel teveel bezig: vooral extreem goed en extra kwaad probeer ik op de een of andere manier te begrijpen, een plekje te geven, maar dat lukt niet zo best. Wat me wel een klein beetje heeft geholpen is de evolutieleer van Darwin en Wallace: laten we eens naar onszelf kijken als dieren, als zoogdieren, als een beest met een veel te groot brein, kroon der schepping, zogenaamd rentmeester van moeder aarde. 

 

Het toeval wil dat mijn ouders, toen ze in 1955 trouwden, gingen inwonen bij de kleinzoon van de beroemde Hugo de Vries in Lunteren (Oude Arnhemseweg). Naast de Bijbel waaruit elke zondag door mijn vader werd voorgelezen, wisten wij niet beter dan dat God weliswaar de aarde had ‘geschapen’ maar daar wellicht net iets langer over deed dan 6 dagen. Geloof en evolutie stonden soms wel op gespannen voet met elkaar, maar elkaar uitsluiten was niet bepaald nodig en zo kijk ik nog steeds naar wereld en kosmos.

 

Ik kan over straat lopen en naar mensen kijken en denken: ‘Dat zijn allemaal kinderen van de ene god die we ‘God de Vader’ of ‘De Schepper’ noemen.’ Maar met hetzelfde gemak zie ik ze lopen, de mensen en denk: ‘Allemachtig, hoe is het mogelijk dat dit een zoogdier is; dat het op zijn achterste benen is gaan lopen, kleren aantrekt en denkt dat ie ver boven de rest van de levenden uitsteekt?’ Ik vind dat tegelijkertijd ‘opmerkelijk vreemd en uiterst grappig’. Het doet me denken aan de allegorische novelle ‘Animal Farm’ van de George Orwell, Brits schrijver, die vet links was maar in de ogen van links niet links genoeg en werd uitgekotst. 

 

Het spijt me dat ik niet over elk werk dat in 50PK hangt iets kan zeggen. Misschien heb ik nu wel iets gezegd over het grootse werk dat in het hart van de tentoonstelling hangt, rechts van het schilderij Kruispunt van Ton Hardeman: ‘The Act of Killing.’ Ik hoop het, maar helemaal begrijpen doe ik dat werk niet echt. Maar dat kan ook niet goed, omdat ik de werkelijkheid waaruit dat beeld stamt maar niet kan vatten.


R.N., Arnhem, 1 maart 2024

 

 

 

zondag 3 maart 2024

50PK Ede - Onmensen en roofdieren - Openingswoord

 

opening 50PK Ede, 2 maart 2024
openingswoord Gerda Ten Thije
vlnr: Ton Hardeman, Gerda Ten Thije, Rinke Nijburg
foto: S. Sartorius


 

TENTOONSTELLING
50PK Ede

Onmensen en roofdieren
Ton Hardeman & Rinke Nijburg

OPENINGSWOORD door Gerda Ten Thije

 

Geachte bezoekers, geachte kunstliefhebbers, Rinke en Ton,

Hartelijk welkom,

Als beeldend kunstenaar en zeer bevriende collega van zowel Rinke als Ton, ben ik door hen gevraagd het openingswoord te doen voor de tentoonstelling 'Onmensen en roofdieren'.

Een kunstenaar die een openingswoord doet, dat hoor je niet vaak. Kennelijk weten wethouders, burgemeesters en andere bestuurders vaak meer te vertellen over het werk van de exposerende kunstenaars dan een willekeurige kunstenaar, of de kunstenaar zelf. Niets is ook erger dan een kunstenaar zijn eigen werk horen uitleggen. Dat gaat hier dan ook niet gebeuren. En ik waag me er niet aan om het werk van collega-kunstenaars te duiden. De beelden zullen gezien moeten worden en voor zich moeten spreken. Zo kreeg Remco Campert eens de vraag, toen hij een gedicht van hemzelf had voorgedragen: kunt u ook eens uitleggen wat het gedicht betekent? Waarop Campert antwoordde: 'Zal ik het nog een keertje voordragen?’

Ton heb ik samen met Rinke leren kennen op Ateliers Arnhem, een Experimentele Master Opleiding in Arnhem, begin jaren 90. Een oud schoolgebouw in Arnhem-Zuid, inmiddels afgebroken, diende als werkterrein, en iedere deelnemende kunstenaar, het waren er 16 in totaal, kreeg een eigen ruimte om zijn of haar kunstje te doen. Ieder bezat een sleutel van het gebouw en kon daar op de gekste tijden terecht. Het was een heel inspirerend jaar. We werden begeleid door bekende Nederlandse kunstenaars, zoals fotograaf Hans Aarsman, beeldhouwer-ontwerper Joep van Lieshout, schilders als Jan Roeland, Kees de Goede, Willem Sanders en een aantal bekende gastkunstenaars, waaronder Thom Puckey en Hewald Jongenelis. Ook waren er kunsthistorici en theoretici aan de opleiding verbonden. Samen met uitgever Jan Brand en kunsthistoricus Alex de Vries maakte iedere deelnemende kunstenaar, veelal i.s.m. Stichting PlaatsMaken, een eigen publicatie in een oplage. Ton maakte een verzamelalbum met afbeeldingen van zijn eigen werk geïnspireerd op de bekende Verkade-albums, en Rinke maakte een wit-oranjegeel gestreept boekje met inplakplaatjes van zijn schilderijen, met als titel ‘De mensen in dit huis’. Beide uitgaves zijn hier vandaag te zien.

Het hele jaar door kregen we input van Chris Dercon, de Belgische, toenmalige directeur van Witte de With, een hippe tentoonstellingsruimte voor hedendaagse internationale kunst in Rotterdam. Chris Dercon was een fenomeen: een zeer bevlogen jonge kunsthistoricusfilosoof-theoreticus, curator en museumdirecteur. Wij hadden een dergelijke docent nooit eerder meegemaakt; alhoewel zeer inspirerend, wel een flink ego die een vaak niet te volgen kunsttheorie moest ventileren. Hij maakte tijdens Ateliers Arnhem met ons werk echter wel een prachtige tentoonstelling, dat moet gezegd worden: alles d’r op en d’r an. Dercon liet ons zien hoe je een tentoonstelling maakt en welke werken hij daar in vond passen en waarom; we hadden zelf weinig in te brengen, maar konden het na afloop wel mooi op ons cv zetten! Vanaf die tijd zijn we dus bevriend.

Ton en Rinke zijn twee tegenovergestelde personen, maar hebben ook veel gemeen, héél veel gemeen. Allebei geboren en getogen in de Gelderse Vallei, in de Nederlandse Bijbelgordel; Ton in Ede en Rinke in Lunteren, op een steenworp afstand van Ede. Alhoewel allebei afgestudeerd aan ArtEZ, toen nog Academie voor Beeldende Kunsten Arnhem geheten, kenden ze elkaar aanvankelijk niet. Toen Rinke en ik afgestudeerd waren, zat Ton net een blauwe maandag op de academie.

Op Ateliers Arnhem was er tussen de twee meteen een klik. Allebei zeer bevlogen en dezelfde onverholen, droge humor. Allebei fan van de grote Duitse schilder Max Beckmann. Allebei docent: Ton binnen de Volksuniversiteit in Veenendaal en ’t Riet in Ede, en Rinke bij ArtEZ in Arnhem. En wat ze vermoedelijk niet van elkaar weten: ze drinken allebei graag een biertje. Toch maar eens samen naar ’t Taphys op ’t Jansplein, in Arnhem. Allebei zijn ze bovendien ook nog gedreven tekstschrijvers-verhalenvertellers- poëten, of liever gezegd makers-schrijvers van onnavolgbare hersenspinsels. Misschien komt dat wel door al dat bier... Kortom, er was en is veel herkenning.

Het werk had toen al veel inhoudelijke raakvlakken. En zoals nu op de uitnodiging staat: ‘Ton Hardeman en Rinke Nijburg houden allebei van het duister; niet alleen van het wegvallen van het licht wanneer de avond valt, maar ook van het schimmige duister dat in dieren schuilt en zich ook op klaarlichte dag manifesteert. In hun werk domineert het schemerdonker; dieren worden geportretteerd als mensen en mensen als beesten.’

De onderwerpen en esthetiek in het werk van deze kunstenaars schuren tegen de goede smaak van de moderne kunst aan. Beide kunstenaars grijpen terug op kunsthistorische taferelen om die vervolgens naar onze tijd te transformeren. Het existentiële noodlot dat de mens trof, is het bewustzijn een dier te zijn, dat heel erg zijn of haar best doet juist géén dier te zijn. Dat ongeluk probeert de mens te boven te komen, om zo een god te worden of een Übermensch. In de zoektocht naar de diepste drijfveren van de mens stuit men op het beste en het slechtste van het ijdele zoogdier. Een enkele keer weet een mens daar boven uit te stijgen en metamorfoseert in een heilige zoon of dochter van de god of de goden. Wie het beest wel en wie het beest niet weet te temmen is, net als in de werkelijkheid van alledag, lang niet altijd meteen duidelijk.

Beide kunstenaars delen de treurige staat van mens en dier. ‘Onmensen en roofdieren’, het roept heel veel op: barbaren, beulen, gedrochten, draken, demonen, monsters, schurken, smeerlappen, sadisten, daders, predators. Ongewone figuren en wezens bevolken hier de tentoonstelling. Maar wie zijn deze figuren? Zijn het wel allemaal onmensen en roofdieren? Want zonder de roofdieren, de predators, géén slachtoffers, géén prooien. Waar zijn dan de slachtoffers, waar zijn de gedupeerden?

Ik denk wel dat wij allemaal ménen voldoende mensenkennis te hebben om schapen en bokken te scheiden, te kunnen zien of een medemens of dier betrouwbaar is of niet. Maar dat is niet zo. Ik moet denken aan de crime-zender ID, een afkorting van Investigation Discovery, waarin voornamelijk waargebeurde misdaadverhalen worden naverteld en ontrafeld. De zender laat zien waar gevoelens van wraak, hebzucht en jaloezie in kunnen uitmonden. De kijker, de toeschouwer, kruipt in de huid van de dader, het slachtoffer, een politierechercheur of een forensisch expert. De mensenkennis wordt danig op de proef gesteld. Net als je denkt zeker te weten wie de dader is, blijkt even later dat het toch degene is die je absoluut betrouwbaar achtte. Als slachtoffers van geweld ook daders zijn wordt het pas echt ingewikkeld.

Het grote probleem is dat de vaak veronderstelde tweedeling tussen slachtoffers en daders er in werkelijkheid niet is. Van bepaalde categorieën getraumatiseerden en slachtoffers is bekend dat zij dadergedrag kunnen hebben vertoond, ja zelfs in het heden zich agressief kunnen gedragen. In de levensloop van één persoon komt vaak zowel slachtofferschap als dadergedrag -agressief gedrag of delinquentie- voor. Misbruikte en verwaarloosde kinderen bijvoorbeeld lopen een verhoogd risico zelf op latere leeftijd delinquent gedrag te vertonen. De overlap tussen victimisatie, zeg slachtofferschap, en delinquentie blijkt aanzienlijk, en een veronderstelde slacht-offer-daderscheiding is dus in wezen onjuist. In de dierenwereld is het niet anders.

Wat er op deze tentoonstelling te zien is, is soms geraffineerd, oogstrelend en toegankelijk, maar tegelijkertijd ook afstotend, grauw en afstandelijk. Er zijn in het werk van beide kunstenaars personen, gebeurtenissen en tijden door elkaar gehusseld tot één beeld. Maar één ding echter staat voorop, het is beslist niet eenduidig; ik denk ook niet dat dat de bedoeling is. De dubbelzinnigheid gooit hier hoge ogen. En laat dat alsjeblieft maar zo blijven.

Dank u wel.

Gerda Ten Thije

 

50PK Ede, zaterdag 2 maart 2024 om 15:00u

OPENINGSTIJDEN
vr, za, zo van 12-17u

LOCATIE
50 PK
Kazernelaan 50
6711 RL Ede

PARKEREN
Verbindelaarsweg 51
Ede

 

donderdag 23 november 2023

Brieven aan Edith Stein #72 '...'

 


The Mercy Seat 
No 10
Into the Blue
 
 
 
 
BRIEF 72
aan Edith Stein 
'...'
Joseph M. Heij 
Wolfheze bij Arnhem
 
 
Gnädige Schwester Teresia Benedicta vom Kreuz,

Lieve Edith,

 

dinsdag 21 november 2023

Brieven aan Edith Stein #71 'Jouw maagdelijk gevoel voor mededogen begrijp ik niet'

 

The Mercy Seat 
No 09
White Lily
 
 
 
 
 
BRIEF 71
aan Edith Stein 
'Jouw maagdelijk gevoel voor mededogen begrijp ik niet'
Joseph M. Heij 
Wolfheze bij Arnhem
 
 
Gnädige Schwester Teresia Benedicta vom Kreuz,

Weet je lieve kleine Edith,

Dat ik maar blijf nadenken over jouw kleine meisjeslichaam op schoot bij de oude meester? Ik krijg dat beeld gewoon niet meer uit mijn hoofd, wat ik ook probeer. Mindfulness, gesprekken met mijn mental coach, mezelf aftrekken tot het niet meer wil -dat is al na 1 keer, als het niet al eerder is - praten met een van mijn lotgenoten. Het onappetijtelijk beeld blijft zich aan mijn innerlijke maar platte beeldscherm opdringen. 

Edith, waarom droomde ik daar minstens drie nachten achter elkaar over? Zeg jij het eens, jij hebt er voor doorgeleerd. Jij kent de Heilige Schrift, het oude Joodse geloof en hetzelfde oude, maar dan voor debielen toegankelijk gemaakte geloof, jouw innig beminde christendom, jij kent de meest hedendaagse filosofen - nou ja, toentertijd meest hedendaagse, nu beslist niet meer. - Ik vraag me af of je de meest hedendaagse filosofie nog kent. Er is er geen een meer die in jouw god gelooft. Sorry dat ik je wakker maak.

Het beeld van een kind op schoot van een volwassen man zingt rond in mijn bronstige hersenen als de mantra van een kind dat in een feestelijke kamer vol grote mensen - er is vast iemand jarig - alle aandacht naar zich toetrekt door net zo luid te schreeuwen als de S.A. deed tijdens de boekverbranding in de nacht van 10 mei 1933. Was jij daar ook Edith, zoals ze zeggen dat Erich Kästner daar was? Hij werd opgemerkt terwijl men zijn naam schreeuwde en zijn boeken met haat in de lege ogen met kracht in het vuur werden gegooid. 

Kafka, Babel, Freud, Remarque, Trotski, Tucholsky, Majakovski, Musil, Mann, Marcuse, Lukács, Lenin, Luxemburg, Hemingway, Dos Passos, Sinclair, Zweig, Schnitzler, Gorki. Laten we Alfred Döblin, de zoveelste Jood, niet vergeten die over een plein nog geen vijfhonderd meter verwijderd van de Bebelplatz een boek schreef, zo menselijk, zo verwarrend, zo uit het leven van een roofdier, dat bijna iedereen met iedereen mededogen zou moeten krijgen of juist niet. Jij hoefde niet meer te schrijven dat empathie een groot probleem was. Je vraagt je tijdens het lezen van Berlin Alexanderplatz af: 'Is dit een mens?' Met Nietzsche ben ik het eens dat je met zo'n mens, verreweg de meeste exemplaren, geen mededogen zou moeten hebben. In ieder geval niet na de eerste opwelling. Medelijden is een vloek.

Edith, was je ooit in Berlijn? Was je bij de boekverbranding? Heb je manke Joseph ook gezien? Ik bedoel niet mezelf, maar de ADHD-propagandamachine van de NSDAP? Ging je soms naar een Berlijns museum, schilderijen kijken, iets dat bijna niemand nog doet? Heb je Franz Bieberkopf zien kuieren over de Alexanderplatz waar nog amper een Rus liep, laat staan een heel leger Bolsjewistische soldaten? Waar jij die dag was weet ik niet.Ik kan het niet opzoeken. Men vond quarantaine weer beter voor mij. Men vindt dat ik overprikkeld word. In mijn eigen huis, in Wolfheze? Zijn hier boeken verbrand van ontaarde schrijvers? Ik ken ze niet. Mijn dichtbundels zijn nooit uitgegeven maar kun je niet uitwissen, die zitten gelukkig in het hoofd. Mijn bundels werden nooit uitgegeven, niet eens bij Allert de Lange in Amsterdam. Ik ben voortdurend in Exil, vanaf mijn geboorte. Geen land wil mij hebben.

In de Gemäldegalerie zag ik een stokoud schilderij, ik denk dat het op doek is geschilderd. In mijn herinnering is het vrij groot, zo groot dat de mensfiguren die erop zijn afgebeeld ons ruimschoots overstijgen. Een oude witte man met witte baard en snor, met gouden kroon op het hoofd en donkerblauwe mantel om het lijf, draagt een jonge man die weinig meer aan heeft dan een doorschijnende zakdoek rond zijn lendenen. Er druppelen van verschillende kanten wat straaltjes bloed van zijn, eveneens witte, lichaam naar beneden. Het is net alsof het even verderop flink heeft geregend en het wassende water nu voor het gemak zijn weg zoekt naar lager gelegen plekken. Je kent het wel van natuurfilms over de Serengeti. 

Alhoewel ik een rooms-katholiek opvoeding heb genoten - nou ja 'genoten' - kende ik het tafereel niet. Maar natuurlijk wist ik meteen dat het jouw Jezus was, in de armen van Zijn Almachtige Vader die Hem, Zijn Eniggeboren Zoon, midden in de stortbui met donderklappen waar ik het net over had, had laten vallen als een baksteen. Nu die dood is vindt De Vader het zwaar kut voor Hem. Maar dan had je ook moeten ingrijpen denk ik dan. 

Ik ben dol op schilderijen uit de vijftiende eeuw. Liever nog dan de Italianen zijn me Vlamingen, waar ook Noord-Frankrijk en de Zuidelijke Nederlanden toen bij hoorden; bijna iedereen kon ik die tijd nog goed Nederlands, dat is nu niet meer zo. Die dingen zijn zo precies geschilderd, zo mooi van kleur en huid, dat geen enkele hedendaagse foto dat weet te evenaren. Een 'Vlaamse Primitief', Edith - jullie Duitsers noemen dat Altniederländische Malerei - heeft een echt lijf, een digitale print weet slechts een platonische schim te incarneren.       

Op het bordje net naast het werk las ik de eigenaardige titel: 'Gnadenstuhl.' Op de audiotoer die ik expres op Engels had gezet heette het: 'Mercy Seat.' Achter het door een dame mooi uitgesproken Engels was een lied te horen. Ik herkende het als een oud nummer van Nick Cave dat steeds harder werd gezet en het gelul van die dame overstemde:  

And the mercy seat is waitingAnd I think my head is burningIn a way I'm yearning to be done with all these weighing up truthAn eye for an eye and a tooth for a toothAnd anyway I told the truthAnd I'm not afraid to die

Ik wist niet die song zoveel van doen had met dit schilderij. Ik wist ook niet dat dat schilderij zoveel lijkt op het drieluik aan dromen waarover ik je momenteel schrijf. Maar, voordat ik er ook maar iets over uitleg, wil ik je vragen Edith, om een droomduiding te schrijven. Je kunt echt goed schrijven, denk ik, maar jouw maagdelijk gevoel voor mededogen begrijp ik niet.

Liefs Joseph, 

de mentaal manke

 

 

 

 

 

 

donderdag 9 november 2023

Brieven aan Edith Stein #70 'Ik weet niet goed of godinnen wel iets voelen'

 

 
The Mercy Seat 
No 08 
Mickey, Mickey
 
 
 
 
BRIEF 70
aan Edith Stein 
'Ik weet niet goed of godinnen wel iets voelen'
Joseph M. Heij 
Wolfheze bij Arnhem
 
 
Gnädige Schwester Teresia Benedicta vom Kreuz,

Lieve Edith,

Wat ben jij vandaag aan het doen? Dat wil ik weten. Aan het leren voor je eerste communie? Tik je aantekeningen uit voor Husserl? Reciteer je, op weg naar het eindeeen psalm van David? Op de rustgevende cadans van de langzaam ronddraaiende wielen op het spoor? IJzer op ijzer, roest op roest? 

In de droom van afgelopen nacht lag je voor de derde keer op mijn schoot. Ik een jaar of zestien, jij een jaar of vijfentwintig. Winter en nacht. Geen verwarming, wel een maansikkel. Donkere kamer, mijn slaapkamer. Een smalle spleet in het gordijn dat nooit goed wil sluiten. Een streepje wit precies op jouw blote buik. 

Ik bleef roerloos kijken naar het licht dat heel langzaam van plek verschoof. Van het gele topje naar je navel, waar het diep in de krater scheen. Alsof je gescand werd. Ik dacht dat ik je oorsprong kon zien. Jouw moeder die haar lieveling baarde. Ik kon nog verder terugkijken en zag het begin van alles. Heel even dacht ik dat ik alles begreep, dat ik jou begreep, maar het licht schoof weer verder. Van navel naar kanten broekje. 

Je begrijpt Edith, dat ik niet wilde kijken. Ik was te jong, jij te oud. Van een afstand is het verschil niet groot. Maar ik moest wel kijken naar het licht dat verschoof. Ik zag hoe het tweesnijdend lichtzwaard de rand van het bos raakte, hoe het binnendrong en dat wat onder het mos zit verlichtte. Heel even begreep ik wat het betekende. Dat in het donkere woud een heel smalle weg is. Dat ik die zou kunnen bewandelen. Maar Edith, ik aarzel om dat te doen. Waar gaat het heen, waar is het einde, wat gebeurt er helemaal op het laatst? 

Gelukkig schoof het licht weer verder. Ik wilde of kon niet meer denken aan dat wat ik gezien had. Ik zag jou aan mijn kleine Gispen bureau van grijs gelakt ijzer zitten. De streep licht scheen nu precies op de typemachine. Aan het ritme hoorde ik dat het een oude psalm moest zijn, misschien het Halleluja van Leonard Cohen, misschien je proefschrift Zum Problem der Einfühlung. Ik wist dat ik even iets had begrepen wat belangrijk was, essentieel zelfs, maar ik raakte het weer kwijt. Omdat ik bang was. Denk ik. Ik zocht de uitgang. Ik wilde niet in jouw of mijn slaapkamer zijn. Ik wilde niemand op schoot, noch zelf op schoot liggen. 

Ik riep: 'Mickey Mickey!' De nachtdienst kwam me wakker maken. Het is een moslima met een zwarte hoofddoek om. Die hebben we de laatste tijd wel vaker. Ik had dat kind nog niet eerder gezien. Ik vond haar mooi. Ze leek op jou. Ik denk dat ze had geraden wat ik droomde, want ze zei: 'Joseph, de wassende maan is beeld van mijn geloof. Ik bid altijd tot de Allerhoogste: dat Hij licht mag brengen bij nieuwe maan. Dat elke nauwe spleet, elk kwaadaardig hol, helder verlicht mag worden. Ik bidt dat ook voor jou Joseph. Dat je leert zien wat het allemaal zo donker maakt in jouw hoofd. Dat je banger bent voor licht dan voor duisternis.'

Ik weet niet Edith, of dat laatste nog wel bij de droom hoorde, maar het zette me aan het denken. Ik bedoel dat ik niet weet of ik jou wel brieven schrijf, of eerder mezelf. Of ik luid applaus wil ontvangen van de mensen in de zaal die ik altijd wegjaag, of van mezelf. Of ik misschien bemind wil worden door een godin, of dat ik haar gewoon wil nemen zonder rekening te houden met gevoelens. Ik weet niet goed of godinnen wel iets voelen. Want als ze iets voelen dan zijn ze kwetsbaar, geen godinnen. 

Ik wil weten of jij in de gore stank van de anus mundi het mysterie van het geloof dat je zo lang had bemind nog wel kon voelen. Voelde je in de anus van de meedogenloze medemens nog liefde? Kon je het stinkende dier dat medemens heet onder de douche waaruit maar geen water kwam nog beminnen, nog liefhebben. Vergeven?

Ik, Joseph M. Heij, vergeef jou Edith Stein, in Naam van de Allerhoogste, onmiddellijk alles, vooral jouw geloof. Of heb ik het verkeerd? Ben je, zoals ik hoop, nog ongecompliceerd atheïste onder gelijkgestemde vrienden en vriendinnen? Ik hoop het, ik hoop het.

Groet,

Joseph

 




woensdag 8 november 2023

Brieven aan Edith Stein #69 'Ik zag dat het bloed zich volledig horizontaal verplaatste'

 


 

BRIEF 69
aan Edith Stein 
'Ik zag dat het bloed zich volledig horizontaal verplaatste' 
Joseph M. Heij 
Wolfheze bij Arnhem
 
 
Gnädige Schwester Teresia Benedicta vom Kreuz,

Lieve Edith,

Op Allerheiligen kreeg Mijn Vriend te horen dat hij van het MF in Amsterdam weer een beurs voor 4 jaar had toegezegd gekregen. J kwam me dat gisteren met een gezicht dat straalde van de ene horizon naar de andere vertellen. Ik dacht nog: 'Nou dan mag hij wel aardig in zijn handen knijpen.' Ik bedoel dat zowat niemand weet dat ik, Joseph M. Heij, inmiddels zowat al zijn werk maak, omdat hij, Mijn Vriend, een artists-block heeft waar hij volgens mij de komende 4 jaar nog niet uit is. Als hij over zoveel jaar nog eens zo'n vette subsidie krijgt dan heeft hij die gans en waarachtig werkelijk meer dan volledig aan mij te danken. Dan wil ik ook de erkenning daarvoor. - En als ik die niet krijg, dan stem ik PVV en verklaar dat die hele verrotte Noord-Hollandse kunstenwereld slechts spelletjes speelt die ik niet langer wens te spelen. Enige lichtpuntje dat ik zie dat hij voorlopig geen zelfmoord al plegen.

Maar in plaats van dankbaarheid te tonen, begon J. mij uit de doeken te doen dat hij vindt dat ik te traag werk. Binnenkort heeft hij een tentoonstelling, wist ik al, en ik heb nog bijna geen enkel werk klaar. Hij klaagt dat de galerie wil weten welke werken er komen te hangen en hij niks kan toezeggen. En nu denken ze natuurlijk dat hij traag is, niet levert wat gevraagd werd, geen beloftes inlost. Als hij eerlijk was zou hij zeggen: 'Niet ik maar Mijn Vriend, Joseph, maakt wat ik zou moeten maken. Hij heeft zich volledig ingeleefd in mijn verbeeldingswereld en zich ook mijn gebrekkige talent eigen gemaakt zonder ooit de kunstacademie te hebben gedaan.' Dat Edith, zou hij toch moeten zeggen als hij zichzelf in de spiegel in de eigen ogen wilde kijken.' Ik zie het daar niet van komen.

Vannacht droomde ik weer over jou als jong meisje. - Ik denk dat dat komt door de halve documentaire die ik van de dokter mocht kijken. - Je lag op mijn schoot, dat zal je niet verbazen. Je had weinig kleren aan, ook dat was een must. Een strak hemdje en van die hoge kousen die net onder je dijen eindigen. En alweer speelde het tafereel zich af in de Kristallnacht; het schijnsel van de volle maan verlichtte alleen jouw torso, niet je hoofd, niet je onderbenen. Het was alsof ik slechts jouw romp hoefde te torsen. De bruinhemden, bijna allemaal door de grote loopgravenoorlog in Vlaanderen getraumatiseerde jongemannen die nu net in de dertig waren, was nog niet begonnen met wraak nemen op de joden die alles hadden verpest voor zowat iedereen. Ik denk dat nog wat vroeg ik de nacht was en het verlossende sein nog niet was gegeven, maar dat kon elk moment komen.

Waarom ik in jouw kamer was weet ik niet. Hoe ik er belandde evenmin. Wel herinner ik me dat ik nette pyjama met blauwe knopen aan had. Ik telde er vijf. Ik telde ze wel tien keer om zeker te weten dat het er vijf waren. Ik zeg niet dat er niet nog meer knopen waren, maar die zag ik niet. Ze glansden als brandende kaarsen in het licht van de maan die, denk ik, door jouw demiurg, denk ik, slechts geschapen werd om niet alle licht van de zon het eeuwige duister in te sturen maar te laten weerkaatsen naar de aarde opdat de SA in haar 'nachtwrake' in ieder geval voldoende licht had om te kunnen zien wat ze aan het doen waren. Waar de Joden ook alweer woonden, waar ze hun winstgevende winkels hadden, waar hun opzichtige synagogen stonden. 

Ik moest de aandrang onderdrukken om jouw torso op bed te gooien, naar het nog intacte raam te snellen, dat wijd open te gooien en te roepen: 'Hier is Edith, hier is Edith.' Het had de vijanden van het Joodse en van het katholiek geloof een boel ergernis gescheeld als je toen al was vermoord. Niet dat ze veel zin hadden om te lezen wat je allemaal schreef, waar je zo vol van was, want ze wisten wel zo ongeveer wat er in jouw boeken stond, niet dat ze die konden lezen, want ze waren beter in het hanteren van een ingewikkeld en veelvuldig haperend wapen dan in de omgang met moeilijke woorden en onafhankelijke vrouwen. 

Het meest idiote en verontrustende aan deze droom vond ik niet het erotische gedeelte, dat ik voor het gemak maar weer even oversla, noch dat ik je aan het raam wilde verraden aan de varkens op straat die braaf wachtten - varkens kunnen niet lezen, maar hun intelligentie mogen wij niet onderschatten. - Ik zag dat het bloed uit je zijdewond niet langs je ribben langs mijn dijbenen op het beddenlaken lekte, maar zich volledig horizontaal verplaatste. De kleurstelling was fantastisch: het bloed donkerrood en glanzend, je rompertje lichtgeel met een klein werkje erin, ik dacht bloemetjes. Om het bloeden te stelpen wilde ik mijn vinger, of twee, weer diep in je warme wond duwen, maar het tafereel fascineerde me zo dat ik roerloos bleef zitten. Ik keek naar het kabbelende beekje dat als een nietig watervalletje haar natuurlijke weg had moeten kiezen, iets wat het niet deed. 

Je snapt dat ik wilde weten waar het bloed heen wilde gaan, waar naartoe het geroepen werd, maar zover kwam het niet. Misschien dat ik het nog weer verder mag dromen, als ik daarom bid? Toen de bruinhemden een steen door jouw raam mikten, vergat ik naar het bloed te kijken. Ik keek naar de steen op de houten vloer die na een beetje heen en weer gewiebeld te hebben, stil kwam te liggen en geen vin meer verroerde. 

Je moet me helpen Edith, deze droom, en ook de vorige, te duiden. Je kent Freud en Jung toch wel? Ik weet niet wat je van hun droomduidingen vindt, maar om een rooms-joodse droomduiding zit ik zeker niet verlegen. Dat weet je. Dat spijt me.

Liefs Joseph





dinsdag 7 november 2023

Brieven aan Edith Stein #68 'Alsof het niks is'

 
 
 
 
BRIEF 68
aan Edith Stein 
'Alsof het niks is' 
Joseph M. Heij 
Wolfheze bij Arnhem
 
 
Gnädige Schwester Teresia Benedicta vom Kreuz,

Lieve Edith,

De afgelopen dagen en nachten regende het zonder ophouden en kon ik 's middags niet naar buiten om de tuinman een handje te helpen met het het bij elkaar harken van de vele bladeren die tijdens de eerste herfststorm van hun stokje waren gevallen zoals in Gaza momenteel zoveel mensen van hun stokje vallen bij de najaarsstorm storm die men ook wel De Grote Wraak is gaan noemen. Omdat ze mij mijn lectuur weer in beslag hadden genomen, een biografie over jou, wilde ook ik wraak nemen en zeurde de leiding net zo lang aan de kop tot ze mij toestonden om 's avonds om 19:00 u een in hun ogen ongevaarlijke documentaire uit de jaren tachtig van de vorige eeuw te kijken op YouTube. Ik mocht de eerste helft kijken. Precies na drie kwartier drukte de nachtdienst op stop en werd ik gesommeerd om naar mijn eigen kamer te gaan, mijn pillen in te nemen, mijn yoga oefeningen te doen en onder het genot van een kopje thee nog wat te praten met mijn buurman. Het was weer bijzonder verheffend.

Mijn coaches hadden verwacht dat ik de film zo saai zou vinden dat ik na een minuut of tien in slaap zou sukkelen of er de brui aan zou geven door de film van mijn cynische commentaren te voorzien. Dat gebeurde niet, integendeel. Elke vijf minuten vroeg ik of de film een stukje teruggespoeld kon worden omdat ik het niet goed verstond. Bijna iedereen in de film sprak Nederlands of Duits, talen die me goed liggen, maar men had bedacht dat de film in het Engels moest zijn en dus werden mijn Heimat-talen voortdurend geïnterrumpeerd door een voice-over die niet eens goed synchroon liep met de uiterst bevallig bewegende lippen. Uiteindelijk was het al bijna half tien toen we op de helft van jouw leven waren aanbeland. Klopt niet helemaal want de regisseur had de film meer spanning mee willen geven door jou vlak na de geboorte al in Auschwitz aan te laten komen met een transport uit Nederland, vakkundig uitgevoerd door NS. Die twee letters staan niet voor Nationaal Socialisme maar voor Nederlandse Spoorwegen, maar dat kwam in die tijd zo ongeveer op hetzelfde neer omdat de jodentreinen over het algemeen precies op tijd vertrokken om goed aan te sluiten bij de enorm goede verbindingen die onder de bezielende leiding van Eichmann de baas van Deutsche Reichsbahn in die tijd. 

Door die film snap ik ietsjes beter hoe het ging. Op het laatst dan. Op 15 april 1934 trad je in in het klooster van de ongeschoeide karmelietessen in de nog intacte stad Keulen. Exacte memorabele data zijn mijn ding niet, maar deze datum kan ik met gemak onthouden omdat die 5 dagen voor de verjaardag van onze Adolfus valt - de Fuhrer werd dat jaar 45 - en 15 dagen verwijderd is van het voor Eva uiterst verdrietige einde op 30 april 1945 - Eva's kersverse, zeer levenslustige echtgenoot was net een dikke week eerder 56 geworden en had zijn verjaardag uitzinnig gevierd in zijn Hamas-achtige bunker die via allerlei ondergrondse gangen zowat heel Berlin Mitte bestreek. Hitler had met gemak kunnen vluchten naar zijn geliefde Beieren - ook een van mijn favoriete vakantiebestemmingen - maar verkoos zijn fonkelnieuwe mancave boven de vlucht naar de veiligheid zoals jij er totaal vrijwillig voor koos om, toen het jou werd aangeboden, niet te vluchten voor de gaskamers in Auschwitz maar hetzelfde lot te 0ondergaan als Gods uitverkoren volk dat volgens jou inmiddels door jouw Verlosser en Heiland Jezus Christus was uitgebreid met alle ongelovigen uit alle mogelijke volkeren - ook de nog niet gekoloniseerde - mits ze maar al hun bezittingen wegdeden alsof het niks is, hun kruis opnamen alsof het niks is en Jezus begonnen te volgen. Alsof dat niks is. 

Sommigen houden het er vast op dat jij rooms-katholiek werd om je vege lijf te redden, maar die vergissen zich. Je liet je gewoon de gaskamer indrijven. Omdat je bij jouw eigen volk wilde blijven   waarvan de meesten Jezus Messias niet eens erkenden. Ik begrijp daar weinig van Edith, maar ik geef toe dat je een dosis dapperheid in je hebt die mij door de goden of mijn ouders niet gegeven is. Nog geen fractie dapperheid of heldendom is mij beschoren. Ik moet het doen met mijn eeuwige neiging om te bevriezen of te vluchten, alhoewel ik wel heel eerlijk kan zeggen dat ik liever hier, in alle beslotenheid, zit dan dat ik in de openbaarheid zou moeten treden waar homo sapiens sapiens nog liever dan andere diersoorten  de eigen soort verscheurt. Er blijft zo op het laatst weinig over, denk ik.

Lieve Edith, wil je voor me bidden dat ik niet wil vluchten, dat ik hier, daar waar het meestal dodelijk saai is, mijn draai een beetje kan vinden en gelukkig kan zijn op mijn manier en in mijn eigen kamer? Wil je ook bidden dat ik voldoende inspiratie mag vinden om voor Mijn arme Vriend, voor wie je ook maar heel veel moest bidden omdat zijn lot nog veel treuriger lijkt dan het mijne, al denken sommigen dat het andersom is. Dat ik mooie dingen mag maken die Mijn Vriend helpen zodat hij niet met J. en de hond en twee katten naar een piepkleine woning in een arbeiderswijk hoeft te verhuizen omdat ie daar last heeft van het hondengeblaf bij de buren, van optrekkende brommers en het getoeter van auto's dat niet aflaten is omdat het nou eenmaal de plaatselijke cultuur is om zo hard mogelijk op te trekken met BMW of VW, allebei Duits fabricaat, en nog liever zo venijnig mogelijk te remmen?

Liefs Joseph

 

NB Ik vergeet te zeggen dat ik ook voor jou zou willen bidden, maar ik bid niet bepaald graag en met overtuiging en als ik al zoveel geloof en inspiratie had om het wel te doen, bidden, dan was het vermoedelijk toch al een beetje mosterd na de maaltijd, want hoe het afloopt, met jou met de oorlog is bij de meeste mensen nog altijd wel bekend. Wel vrees ik voor de toekomst van dit collectieve geheugen, maar dat vertel ik je nog wel een keer.

 

 

 

 

 

 

 

maandag 6 november 2023

Brieven aan Edith Stein #67 'Ik ben blij dat ik geen nageslacht op mijn geweten heb'

  


 

BRIEF 67
aan Edith Stein 
'Ik ben blij dat ik geen nageslacht op mijn geweten heb
Joseph M. Heij 
Wolfheze bij Arnhem
 
 
Gnädige Schwester Teresia Benedicta vom Kreuz,

Lieve Edith,

J. was gisteren hier. Ze had een tompouce voor me meegenomen. 'Vanwege Allerzielen', zei ze. Wat twee krokante laagjes bladerdeeg hadden moeten zijn was zo zacht als tandeloze boter, de gesmolten roze suiker erbovenop was bijna helemaal doorzichtig en droop verdrietig langs de randen naar beneden, de gele room smaakte naar gele vla die alvast begonnen was met ontbinden. Niet alleen dat ding, dat geen taartje is noch een gebakje, geen koek maar ook geen deeg, geen vlees of vis, huilde roze tranen met tuiten, diep van binnen begon mijn ook mijn ziel te huilen, aangestoken door de tranen die over de wangen van het arme ding biggelden. Ik heb uiteraard niks gezegd. Allang blij dat ze komt.

Ze had er beter aan gedaan niet te komen, want ze vertelde over een van haar dochters. Ze, J en haar man, Mijn Vriend, hebben drie kinderen, eerst twee dochters en dan nog een heel vervelende zoon. Over de laatste vertel ik je nog wel een keer. Nu hebben we het over de tweede dochter. Inmiddels is ze trost op haar vader. Ik snap dat wel; op een bepaalde leeftijd leg je je neer bij de feiten. Meer zit er niet in. 

Waar je als kind eerst mateloze bewondering hebt voor jezelf, maakt die gaandeweg plaats voor een overdreven beeld van je vader of moeder. Kan ook best zijn dat een van beiden en poosje de sjaak is, niet wordt verafgood maar verafschuwd, maar dat is iets anders. Nog iets later in het leven van het zoogdier weet het beestje niet meer waar die het moet zoeken binnen de genetische stam - niks deugt daar - en gaat op zoek naar een andere tribe, een betere kraal, eentje met felle kleuren en glimmers. De meesten vinden wel zoiets als een groep vrienden die hen wel begrijpt, maar niet iedereen. Edith, je weet dat ik zoiets nooit heb kunnen vinden en altijd ben blijven dolen? Mij noemen ze een Lone Wolf en dat ben ik ook. Maakt niet eens uit of ik buiten dit huis gesloten wordt of erbinnen, alles blijft bij hetzelfde.

M., zo heet dat kind, - ik ben blij dat ik geen nageslacht op mijn geweten heb, zeker geen 'blank' of beter gezegd wit nageslacht, want dat ras heeft alle andere volkeren onderworpen, verkracht, vermoord, cultuurschatten weggesleept die nog altijd bewonderd kunnen worden in het museum, mensen die allang dood zijn tot slaaf gemaakt, de allerbeste bomen gekapt en gestolen, om er vlonders van te maken en tuinstoelen en kozijnen - te lui als ze zijn om die stoelen 's winters binnen te halen en die kozijnen te schilderen - uiterst biodiverse nooit aangeraakte oerwouden bekeerd tot volmaakt monotone palmolieplantages waar niets meer gedijt behalve Round Up - de shampoos: Fa, Andrelon - dingen waardoor je zou kunnen gaan denken dat dat witte ras niet het meest superieure ras op aarde was, maar het meest ontaarde, het ras dat al te ver van haar oorsprong is afgedwaald en dat beter kan worden vernietigd zodat het volmaakte in evenwicht zijnde en uiterst biodiverse paradijs waar al die andere volkeren nog in leefden niet zo schaamteloos was uitgebuit en geledigd, maar nog steeds bestond. Tot op de dag van vandaag. 

Zo is het niet per se gegaan. Aan dit soort mythologische verhalen zitten altijd een boel haken en ogen. Dat weet ik van M. de dochter van Mijn Vriend. Zij studeert, dacht ik, culturele antropologie, in ieder geval zoiets. De arme, het ene valse narratief wordt bijna kritiekloos vervangen door het andere, net zo valse. Er zijn geen goede mensen, misschien een paar, er zijn geen rechtvaardige volkeren, geen uitverkorenen, misschien een paar. En die paar hebben geen leven. Kijk eens naar jezelf Edith en je weet genoeg. Begin van de maand, op 1 en 2 november, heb ik intensief aan je gedacht, maar ik werd er behoorlijk moedeloos van.

Liefs Joseph