maandag 14 juli 2025

Oude vriend schrijft novelle: Egbert van der Stouw - 'Over leven' IV

  

Souvenirs uit Lenzerheide
1992

 

 

Oude vriend schrijft novelle IV

De hoofdlijn van het verhaal uit de novelle 'Over leven' is gauw verteld: er gebeurt hoegenaamd niets. Het narratief speelt in Nederland, in de laatste dagen van het al honderd jaar zieltogende christendom. Zeg voor het gemak 2020. Iemand gaat met pensioen en bezoekt haar jeugdjaren in een pittoresk Betuws dorpje. Zelf is ze domina zonder preekstoel maar wel met een schare zoekende zieltogen zielen. Hilda is haar leven lang zielzorger geweest en nu pelgrim. - Ik weet niet of zielzorger hedendaags Nederlands is maar het is, zeker in deze context, een mooi en geschikt woord. - Hilda, het hoofdpersonage, is haar leven lang druk geweest mensen te ontmoeten, veel eerder dan landschappen, altijd weer druk met bevragen en troosten, naarstig op zoek een goed woord, een gedicht, een lied, een psalm, een quote. 

Onze grote vriend Nietzsche zou al gauw afhaken als hij 'Over leven' zou lezen. De titel alleen al. De woordspeling is bepaald niet moeilijk voor een scherpzinnige geest. Overleven staat niet op zijn bucketlist. Het eenmalige leven dat altijd opnieuw moet worden geleefd zonder enige vooruitzicht op verbetering moet volledig worden geleefd, waargemaakt, vervuld. Met het oosterse concept van reïncarnatie heeft dit bitter weinig te maken. De mens heeft zoals Eckhart Tolle zegt, alleen het hier en het nu, maar hier houdt de gelijkenis ook meteen weer op. Het is Nietzsche een gruwel dat de Untermensch in piepkleine stapjes denkt; elk leven net weer ietsjes beter, iets verfijnder, iets artistieker.

De zwakken, leert Zaratustra, zijn zwak dankzij zichzelf. De armen menen de sterke nodig te hebben, dringen de sterken een caleidoscopisch complex schuldgevoel dat in de geest woekert als een ernstig virus. Maar De Meester die afdaalt van De Berg is tot het wereldschokkende inzicht gekomen dat het zo niet werkt. Het is de Übermensch ten het ten strengste verboden om af te dalen naar het diepe dal van duisternis waar de zwakke woont. De stumpers, de zieken, de zwakken, vervuld van zelfmedelijden zullen tot in eeuwigheid wentelen in de vreugde van de eigen pijn en het ongelijk van de ander. De zwakke trekke zich op aan de sterke. De sterke daalt niet af naar het zwakke. Vervloekt de heroïsche mens die de eigen kwaliteiten ten dienste stelt aan dat wat tot aan het einde der tijden niet leven wil, geen wil tot leven heeft, geen dappere poging doet het eigen leven te maken tot een groots kosmisch vuurwerk.    

Vermoedelijk zou onze grote vriend Nietzsche in 'Over leven' geen enkele kiem, nog liever geen enkel mosterdzaadje weten te vinden dat zichzelf bij gebrek aan moed van de geboortegrond, het christendom, zichzelf voedt met het tegendeel van dit imperialistische geloof en zich een weg weet te banen uit het troosteloze moeras van zelfmedelijden waar het Avondlandse narratief zo rijk aan is. Dit verhaal is een kroniek van de allerallerlaatste adem van het gedoemde narratief, zeg maar gerust de allerallerlaatste stuiptrekking van een tot op het bot verrotte godsdienst die tweeduizend jaar lang dood door schuld predikte. Mea maxima culpa.

Het christendom is daarom de meest verachtelijke onder de godsdiensten, omdat het de mens op sarcastische wijze tot slaaf maakt van een onverzadigbare schuldgevoel en zijn Siamese tweeling, een niet te bevredigen verlangen naar verlossing. In het kielzog van dit denken, dat gelinkt moet worden aan het politiek-economische denken Karl Marx en de vermeende inzichten in de diepst liggende lagen van de menselijke geest van grootmeester Sigmund Freud, dit alles gefundeerd op de onwrikbare wetenschappelijke inzichten van Charles Darwin, de rots waarop elke Übermensch het liefst bouwt, in dit kielzog, in deze draaikolk ben ik ook afgedaald. Het was bijna te mooi om waar te wezen en dat was het ook.

Ik denk dat ik doordraaf, ik denk dat het anders zit. Maar ik laat het staan.

Hilda bezoekt misschien niet haar geboortegrond, einddoel van haar pelgrimage, maar wel de kraal van haar jeugd waarin ze zich zo veilig voelde, een gevoel dat een romantisch mens ook kan hebben bij hedendaagse woke-woordjes als Indigenous Tribe en First Nation. Het pittoreske dopje, het protestante kerkje, de met een haag omheinde doden, de met een haag omheinde levenden, allemaal zijn het kringen in het concentrische kringen in het water die de partadijstuingemeenschap moeten beschermen tegen dat wat de kraal afbreekt. 'The circumference is within', zei William Blake zo mooi. 

Van al die cirkels in het graan, het groene gras, is weinig over. Hilda vindt niets dan ruïnes: in het dorp woont meer import dan oorspronkelijk, de kerk herbergt meer doden dan levenden en de begraafplaats geeft zichzelf van de weeromstuit alvast maar terug aan de natuur. Alles gaat naar wens; Nietzsche hoeft zich niet om te keren in zijn graf in Röcken in Sachsen-Anhalt. De plaats van geboorte is de plaats van wedergeboorte. Zo ook in deze novelle.