Lieve Edith,
Vond je mijn vorige brief cynisch, al te cynisch? Mijn vraag aan jou zou zijn: 'Kun je cynisch genoeg zijn?' Kijk om je heen Edith, zie jij geen wolken aan de lucht? Zie je ergens een klein beetje zon, een paar spatjes blauw in de lucht? Kijk omhoog, Edith, zie je een onweerswolk met een witte rand, al was het er maar een? Ik zie het niet. In gedachten loop in naast jou, naast Rosa. We wandelen net als gisteren langs de rand van terrein. Ik tel de wachttorens, twaalf, ik tel het aantal zielen dat wachtloopt, 36, ik bereken hoe hoog de spanning op het hek is. Ik weet, jij niet, Rosa niet, hoeveel stappen nog voor jij en Rosa de grootste cynicus aller tijden ontmoeten. En daarna jouw Jezus.
Vannacht kon ik niet slapen. Drukkende hitte denk ik. Ik keek naar de betonnen boeddha die ik 's nachts zelden zie. Het licht van de drachtige maan zette het kereltje in het zonnetje. Ik werd er bijna blij van; kun je nagaan hoe het met mij is. Ik was blij voor mijn vriend, de aankoop, door De Provincie, hoe het hing. Bedacht ook dat alle plezier, alle vreugde werd vergald. Omdat het Jezus was die in het licht van de maan langs hetzelfde hek flaneerde als jij en ik en Rosa.
Waarom was het Jezus? Wie heeft hem herkent? Waarom zag ik dat niet? Ik wilde hem ook graag eens zien, zag hem nog nooit, zoals ik nooit een vliegenhert zag, een mannetje. Wel een vrouwtje. Een levende. Een keer vond ik een dood mannetje, met de de enorme kaken intact. Tussen de twee enten zocht ik naar Jezus die aan Hubertus verscheen. Wandelen op Goede Vrijdag is toegestaan, jagen ten strengste verboden. Behalve op Joden, daar mag je altijd op jagen. Maar niet op zondag, wel op de sabbat.
Hoe Jezus er uitzag? Geen idee. Weet jij het Edith? Jij bent Joods, jij herkent alle stammen van het uitverkoren volk. Jij gelooft in Jezus, jij leest dagelijks zijn gezicht. Maar ik? Ik hoor er niet bij, ben niet een van jullie. Voel me wel uitverkoren trouwens. Omdat ik ben opgenomen en wordt beschermd door mijn eigen omheining die aan het zicht wordt onttrokken door hagen, heggen en rododendrons. Typisch Wolfheze.
De woorden van Jezus ken ik wel, die werden met bijtend zuur in mijn geest geëtst. Geeft niks. Kan gebeuren. De lat van menslievendheid ligt zo hoog dat ik er niet bij kan, nooit. De kloof van mededogen is te groot om er ooit ook maar een keer overheen te springen. Ik zou eraan willen voldoend, aan al die eisen. 'Het zijn geen eisen,' zegt jouw Jezus, 'het is de foetus van de liefde die geboren werd, niet geaborteerd.' Ik snap dat Edith, ik snap dat echt. Maar jouw onbaatzuchtige liefde ligt ver achter het front van cynisme dat oprukt naar Armageddon, naar Jeruzalem. Om jullie Joden en jullie Jezus eens en voor altijd het zwijgen op te leggen.
Ondertussen Edith, kan ik, opgesloten achter de dranghekken van teleurstelling, weinig anders doen dan Dolf een nieuwe brief schrijven.
Tot gauw,
Jouw Joseph