Lieve Edith,
Deze maand maart was bij ons de droogste ooit gemeten. Ik zie de tuinman bij ons achter in de Hof van Eden elke dag de meterslange slang afrollen, het ene uiteinde koppelend aan een van de vele kranen in het park en met het andere eind nerveus sproeiend, om de niet diep wortelende planten in de tuin te laten weten dat hij de ernst van de zaak begrijpt. De huidige watersnood is volgens mij bijna net zo groot als in 1953, maar dan andersom. Na 7 vette, naoorlogse jaren - Edith, ik weet niet of je die jaren eigenlijk wel vet mag noemen - is het nogal abrupt droog geworden. Te droog, ernstig droog.
Dat ik iets zeg over 1953 heet, als ik het goed snap, vandaag de dag feitelijk een vorm van cultural appropriation, ik leg uit Edith hoe we nu, ik bedoel echt vandaag de dag, over de dingen denken. - Ik doe mijn best maar snap niet alles. - Toe-eigening van een cultuur: omdat ik me bemoei met een tijd die de mijne niet was. En, omdat ik er grote afstand van nam, ook mijn cultuur niet. Ik geef toe Edith, dat ik niet diep wortel, je mag gerust zeggen 'gevaarlijk ondiep' wortel, dat ik alleen aan de oppervlakte mijn water en voeding weet te vinden. Dieper in de aarde rijken mijn tentakels niet. Het zou Heidegger niet hebben bevallen; je kent hem. Zoiets lijkt een bewuste keuze, afstand nemen van je eigen cultuur, maar ik weet niet of dat zo is.
Jij groeide in een groot en gezin op als orthodox joods meisje in een tijd dat er nog veel joden waren, in Europa, maar je ouders hadden er beter aan gedaan te assimileren en hun religieus joodse wortels beter vaarwel gezegd, in ieder geval voor de Bühne. Dat je in het geniep iets andere belijdt dan in het openbaar daar is niets mis mee, dat doet zo ongeveer iedereen. Op een paar steile communisten of gereformeerden na; ik heb het nu over de periode 1933-1945. De Zeitgeist waait nu eenmaal daarnaartoe waar de wind wil. Met die wind bedoel ik niet bepaald de Heilige Geest waar jullie katholieken in geloven, dat vreemde lid van de familie waarvan niemand weet wat de relatie is met de andere twee, de eniggeboren vader en de eniggeboren zoon. Mijn vriend heeft ook maar 1 vader en maar 1 zoon; hij weet er alles van. Wat zijn we, als het toch voortdurend over schuld gaat, verschuldigd aan deze vreemde eend in de bijt? Hij is geen vader, geen zoon, maar wel familie. Leg dat uit.
Edith, ik weet niet hoe het bij jullie in Auschwitz is, bij jou en Rosa, bij Anne en Margot, maar onze gestichtstuin, Edith, is zo droog als gort en daar komt weinig verandering in. Het heet dat het klimaat opwarmt zoals in Birkenau de ovens steeds heter worden gestookt omdat er meer afval verbrand moet worden. Omdat afval heel naar klinkt en lijken nog naarder, noemen ze, de bedrijfsleiders, de dode dingen Stuecke. Kijk uit Edith, dat jij en Rosa, en Anne en Margot, ook geen 'dingen' worden. Want voor je het weet heb je geen geest meer, geen onsterfelijke ziel, maar ben je gewoon een ding, desnoods, toegegeven, geen ding maar een zoogdier van weinig tot geen ware voor de mensheid, voor je het weet Edith, ben je geen Uebermensch meer maar een zogenaamde Untermensch. Het is niet erg Edith, om Untermensch te zijn in de ogen van de anderen, the indigenous tribe, degene die vrij oprecht menen de aarde te beërven, dit stukje land te bezitten. Als was het al eeuwen hun land, hun al eeuwen geleden door de goden, door god, beloofde land.
Trap er niet in Edith, Rosa, Anne, Margot, geen land is door god beloofd aan deze of gene, gegeven aan een uitverkoren volk. Je kunt ergens al eeuwen wonen, maar ooit heb je het met veel geweld veroverd, in bezit genomen. Je dode de stevige mannen, niet de oude, niet de fris jonge, en hield de vrouwen en de kinderen. Omdat die jou nooit het door de voorzienigheid beloofde land zouden afpakken. Zo gaan die dingen Edith, je weet het. En daarom hang je een god aan die geen land belooft, geen grond of tuinaarde verkoopt, zoals toen de aarde nog een paradijs was en Adam een schoffel en een hark kreeg, maar alleen de genade uitdeelt als was het kunstmest. Ik begrijp dat Edith, ik begrijp dat. Laat ik zeggen dat ik mijn best doe. Dat jouw god een zoon had Edith, begrijp ik niet. Dat is menselijk denken. Grieks denken. Goden zijn net als mensen, hebben kinderen en gaan vreemd. Jouw god Edith, heeft een kind. Een kind hebben, Edith, is ego, is het uitdijen van de ziel, niet het krimpen. Leg me uit waarom een god een kind wil verwekken. Leg me uit waarom de Enige God een kind wil, een Zoon? Misschien begrijp ik dan jouw lot beter en dat van Rosa, van Anne, Margot.
Liefs Joseph,
NB O ja, Adolfus wil zich aanmelden voor de kunstacademie. Ik wil hem een brief schrijven. Je begrijpt het Edith, de jongen is zo ongelukkig nu er in het gezin zoveel beminde doden te betreuren zijn.