woensdag 7 september 2022

Brieven aan Edith Stein #37 'Welke afdruk maakt een zweetdoek?'

  


 

 

BRIEF 37  
aan Edith Stein 
'Welke afdruk maakt een zweetdoek?'
Joseph M. Heij
Wolfheze bij Arnhem
 

Zeer gezegende Theresia van het Heilige Kruis,

Mijn Vriend komt vandaag of morgen van een zeer koude kermis thuis. Hij mag dan menen dat A.K. een afsplitsing is van hemzelf, ik heb hem nu een brief gestuurd waarin ik uitleg dat ik A.K. ben, dat al die werken door mij gemaakt zijn, dat ik die dingen helemaal niet heb gevonden in een kamer in een gesticht maar zelf schilderde, dat er helemaal geen familie van haar bestaat, kortom dat A.K. louter fictie is. Hij zal zich rot schrikken. Hoop ik. Wat hij zich om welke reden dan ook toe-eigent, behoort aan mij, niet aan hem. 

Diep in zijn hart weet hij heus wel dat hij de maker niet is, niet kan zijn, dat ik hem slechts vroeg om mij te helpen met rubriceren en documenteren. Dat het eenvoudigweg zijn cultuur niet is, dat hij zich van alles kan toe-eigenen, dat hij weet ik het hoeveel kolonies kan stichten, vlaggen en vaandels kan ophangen in het trieste der tropen, aan de tranen van acacia's, aan de knotwilgen, het zal hem niet bekomen, er verandert niets aan het feit dat het zijn cultuur niet is. Hij kan wel doen alsof en dat doet hij, wacht maar af. Hij zegt natuurlijk: maar ik kom ook uit Europa, ik ben geboren in Nederland, het zijn ook mijn cultural roots. 

Ik geloof Edith, dat er een moment komt dat we ons massaal weer onze eigen cultuur gaan toe-eigenen. Voor jou klinkt dat misschien raar, dat snap ik, omdat je nog uit een tijd stamt waarin men de eigen voorouders nog niet haatte. Een opportunistisch ego zal zelfs beweren dat die voorouders eigenlijk wel goed waren, dat ze spoorden, dat het met de inteelt nog wel mee viel. Dat het vooral aan dat vermaledijde geloof van die voorouders is, een geloof dat ze helemaal niet aan wilden hangen, maar wel moesten van de kerk, van dat geloof. Van het geloof moest je bij ons vroeger wel geloven. Alsof dat elders in de wereld anders is. Alsof het niet juist bij uitstek onze cultuur is die zichzelf is gaan haten, die alles op de kop wilde zetten omdat niets deugde.

Een paar dagen geleden kwam ik die nieuwe chique bewoner weer tegen. Rond een uur of drie zocht ik de schaduw van een reusachtige rododendron dicht bij de grote vijver op. Ik zat er nog geen tien minuten ademhalingsoefeningen van Wim Hof te doen, of hij kwam energiek aanlopen. Vlak voor een jeneverbes, geen bes maar de hele struik, stond hij bruusk stil, bekeek de struik van topt tot teen en begon te praten. Omdat ik niemand zag denk ik dat hij echt tegen de bes stond te praten. Ik geloof niet dat hij ooit met iemand praat, alleen tegen. Hij was behoorlijk opgewonden. Ik was blij dat hij mij niet opmerkte, alhoewel ik nog geen vijf meter van hem vandaan zat. Ik kon alles horen. Hij is zo'n type dat de eigen cultuur haat. 

Ik denk wel Edith, dat we onze eigen cultuur blijven haten, totdat er weinig of niets meer van over is. Het gras bij de buren was altijd al groener, maar sinds een eeuwtje zien we dat pas echt goed. We slaan de eigen schedel in, niet die van een ander. Mijn oog voor mijn oog, mijn tand voor eentje van mezelf. Totdat we erachter komen dat het gras bij de buren net zo dor is als bij ons, dat de tandeloze mond wordt aangegrijnsd door een mond vol met gave witte tanden van de ander die niet door het stof hoefde te gaan, omdat die smetteloos witte tanden nooit bedorven werden niet aflatende zuuraanvallen. Het was een kunstgebit, plastic, of kunsthars, geen ivoor.

We mogen dan wel beweren dat we, sinds de dagen van Rousseau, niet meer geloven in de edele wilde, de harmonieuze indiaan, maar dat doen wel wel degelijk. Waarom anders zouden we toch zo'n afkeer van onszelf zijn gaan krijgen en zozeer genegen de meest idiote exoten zomaar te omarmen zonder dat we die kennen? Maar goed Edith, wanneer het kantelt, en dat doet het natuurlijk vroeg of laat onherroepelijk, dan zijn we weer als de kippen erbij om te beweren dat we al tijd al van onze eigen voorouders hielden, dat we altijd al inzagen dat een cultuur die zichzelf schaamteloos vernietigt wordt opgevreten door de gieren. Nee, we beminden voortdurend, uiterst kritisch maar innig. Geloof het vooral zelf. Ik niet. Maak er een schone mantra van. Ik doe dat niet.

Ik was wel eens benieuwd Edith wat jij te zeggen hebt over ons ware gelaat? Is dat een gelaat dat alleen zichzelf kan haten of zichzelf alleen maar kan beminnen? Welke afdruk maakt een zweetdoek van een gelaat dat slechts lijdt aan zichzelf?  

Een echte kus, op je rechterwang,

Joseph