Lieve IJskoningin,
Mensen vragen waarom ik jou 'IJskoningin' noem. Nou, dat is omdat ik had verwacht dat jij wat meer mededogen met mij aan de dag zou leggen, je me vaker terug zou schrijven, meer tips zou hebben ook, hoe je, hangend aan de vleeshaak, de koelcel van de ambachtelijke slager overleeft die Stuecke fileert. De ademhalingsoefeningen van Wim Hof doe ik dagelijks, maar die helpen me niet; ik blijf het maar steenkoud hebben en hallucineer soms hevig.
Het was echt heet, de dag dat ik Mijn Wassen Jezusje incarneerde. Iedereen van de club zat te klagen en te puffen, maar ik werkte die middag hard door. Omdat het tandenstokertje van Annemarie niet bepaald steriel was en niet meer helemaal puntig, veilde ik het bij aan de de vette rode baksteen in de multifunctionele ruimte. De steenrode steen moet zorgen dat de ficus niet om tuimelt. Toen het houtje scherp genoeg was, knielde ik voor het corpus op de grond.
Omdat ik weer eens te laat binnenkwam, waren alle tafels al bezet en niemand maakte ook maar een begin van aanstalten om een beetje voor mijn lijf op te schuiven. Ik denk dat de meesten mij eng vinden, maar dat is geheel wederzijds, De liefde werd beantwoord op dezelfde manier waarop een echoput een noodoproep beantwoordt. Kan mij het schelen dat ik al jaren last heb van mijn rechterknie waar nooit iets aan gedaan wordt omdat dat te duur is.
Het eerste gaatje prikte ik in de linkervoet, zoals ik heb geleerd voor de 'Bodyscan' die ook bij de linker voetzool begint. Ik wist dat dit gaatje dieper moest worden dan de meeste gaatjes die ik die middag en de volgende middagen ging maken. Ik prikte dan ook diep in de linker voetzool en keek of het kereltje iets voelde, maar hij gaf geen krimp. Er viel een last van me af, maar er bleef nog wel een last over: het aantal gaatjes dat ik ging prikken, omdat dat er echt veel zijn en die allemaal een stuk minder diep moeten dan de vijf beroemdste gaatjes in het lijfje van het menneke.
Allereerst maakte ik een suikerkransje rondom het diepe gaatje. Ik moest denken aan de ronde chocolaatjes die wij vroeger altijd met Kerst en Pasen kregen. De kransjes smaakten niet echt naar chocolade, het was eerder een soort cacao-fantasie en de gesuikerde pikkeltjes waren ook eerder wit en niet zo donker als de gaatjes die ik nu prikte. Met de prikker tussen duim en wijsvinger van mijn rechterhand prikte ik dus zeer geconcentreerd gaatjes die allemaal minder diep waren dan het eerste, vrij beroemde gaatje. Ik telde een klein beetje hoorbaar.
Je weet toch Edith, dat ik meer dan vijfduizend gaatjes moest prikken? Waarvan er maar 3 net zo diep moesten worden als de eerste en slechts eentje een stuk dieper? Ik moest er toch bijna vijf-en-een-half-duizend? Om precies te zijn 5475? Ik weet niet meer waarom het er precies zoveel moesten zijn, ik denk wel dat jij dat weet. Wat ik wel weet is dat het de Heilige Birgitta van Zweden was die dat aantal te prikken gaatjes in een voornaam visioen vernam.
Had jouw Trees van Avila ook dat soort opwekkende visioenen of ligt dat anders? Misschien kun je me er een keer iets over vertellen. Dat hoeft niet per se in de allereerste brief die je van plan was te schrijven, denk er gerust over na, het kan ook in de brief daarna of de volgende. Ik zit nog wel even met mijn gat op de koude rode steen die fier overeind staat als een menhir. Maar maak een beetje vaart, want ik voel dat rode steen en betonnen vloer wegsmelten als het warme kloppende hart van de centrale in Tsjernobyl.
Een smeltende marshmallow kus voor jouw bevroren rechterwang. Andersom is ook goed: een ijskoude smack op jouw oververhitte rode linker koon.
Jouw Joseph