maandag 25 juli 2022

Brieven aan Edith Stein #29 'She Must Be Wood'

 

 


 
 
BRIEF 29 aan Edith Stein 
'She Must Be Wood'
Joseph M. Heij
Wolfheze bij Arnhem
 

Zeer Gezegende Kruisdood van Edith,

Ik vind het niet leuk dat je nooit antwoord.

[...]

Mit meiner Verurtheilung des Christenthums mochte ich kein Unrecht
gegen eine verwandte Religion begangen haben, die der Zahl der
Bekenner nach sogar uberwiegt, gegen den Buddhismus. Beide gehoren
als nihilistische Religionen zusammen - sie sind de cadence-Religionen -,
beide sind von einander in der merkwurdigsten Weise getrennt. Dass man
sie jetzt vergleichen kann, dafur ist der Kritiker des Christenthums den
indischen Gelehrten tief dankbar. - Der Buddhismus ist hundert Mal
realistischer als das Christenthum, - er hat die Erbschaft des objektiven
und kuhlen Probleme-Stellens im Leibe, er kommt nach einer Hunderte
von Jahren dauernden philosophischen Bewegung, der Begriff "Gott" ist
bereits abgethan, als er kommt. Der Buddhismus ist die einzige eigentlich
positivistische Religion, die uns die Geschichte zeigt, auch noch in seiner
Erkenntnisstheorie (einem strengen Phanomenalismus -), er sagt nicht
mehr "Kampf gegen Sunde", sondern, ganz der Wirklichkeit das Recht
gebend, "Kampf gegen das Leiden". Er hat - dies unterscheidet ihn tief
vom Christenthum - die Selbst-Betrugerei der Moral-Begriffe bereits
hinter sich, - er steht, in meiner Sprache geredet, jenseits von Gut und
Bo se. - Die zwei physiologischen Thatsachen, auf denen er ruht und die
er ins Auge fasst, sind: einmal eine ubergrosse Reizbarkeit der
Sensibilitat, welche sich als raffinirte Schmerzfahigkeit ausdruckt, sodann
eine U bergeistigung, ein allzulanges Leben in Begriffen und logischen
Prozeduren, unter dem der Person-Instinkt zum Vortheil des
"Unperso nlichen" Schaden genommen hat (- Beides Zustande, die
wenigstens Einige meiner Leser, die "Objektiven", gleich mir selbst, aus
Erfahrung kennen werden) Auf Grund dieser physiologischen

Bedingungen ist eine Depression entstanden: gegen diese geht Buddha
hygienisch vor. Er wendet dagegen das Leben im Freien an, das
Wanderleben, die Massigung und die Wahl in der Kost; die Vorsicht
gegen alle Spirituosa; die Vorsicht insgleichen gegen alle Affekte, die
Galle machen, die das Blut erhitzen; keine Sorge, weder fur sich, noch fur
Andre. Er fordert Vorstellungen, die entweder Ruhe geben oder erheitern
- er erfindet Mittel, die andren sich abzugewo hnen. Er versteht die Gute,
das Gutig-sein als gesundheitfo rdernd. Gebet ist ausgeschlossen, ebenso
wie die Askese; kein kategorischer Imperativ, kein Zwang uberhaupt,
selbst nicht innerhalb der Klostergemeinschaft (- man kann wieder hinaus
-) Das Alles waren Mittel, um jene ubergrosse Reizbarkeit zu verstarken.
Eben darum fordert er auch keinen Kampf gegen Andersdenkende; seine
Lehre wehrt sich gegen nichts mehr als gegen das Gefuhl der Rache, der
Abneigung, des ressentiment (- "nicht durch Feindschaft kommt
Feindschaft zu Ende": der ruhrende Refrain des ganzen Buddhismus ... )
Und das mit Recht: gerade diese Affekte waren vollkommen ungesund in
Hinsicht auf die diatetische Hauptabsicht. Die geistige Ermudung, die er
vorfindet, und die sich in einer allzugrossen "Objektivitat" (das heisst
Schwachung des Individual-Interesses, Verlust an Schwergewicht, an
"Egoismus") ausdruckt, bekampft <er> mit einer strengen Zuruckfuhrung
auch der geistigsten Interessen auf die Person. In der Lehre Buddha's wird
der Egoismus Pflicht: das "Eins ist Noth", das "wie kommst du vom
Leiden los" regulirt und begrenzt die ganze geistige Diat (- man darf sich
vielleicht an jenen Athener erinnern, der der reinen
"Wissenschaftlichkeit" gleichfalls den Krieg machte, an Sokrates, der den
Personal-Egoismus auch im Reich der Probleme zur Moral erhob.)

[...] Zeg maar eerlijk.

Joseph

zondag 17 juli 2022

Leen van Weelden #inmemoriam3

 


 

Dag Leen,

 

Drie keer is scheepsrecht.

Het afscheid van jou viel me zwaar.

Ik wist dat wel, maar kon er weinig aan doen.

Mijn praatje had ik goed voorbereid; daar lag het niet aan.

Maar mijn stem kon ik niet goed vinden.

Het werd een heel vreemde diptiek met het afscheid van jou,

als directeur van de Tentoonstellingsdienst van de SBK Gelderland.


Op het laatste moment, vlak voor we naar Moscowa reden,

in de laatste seconde, dacht ik aan jouw schoenen.

Die dure die ik onlangs van je kreeg.

Die uit Engeland die er uit zien als sloffen.

Ik weet het merk niet meer.

Gerda zei: 'Heb je nieuwe sloffen, Rinke?'

Ik had je voorspeld dat ze dat zou zeggen.

'Hij doet die schoenen aan,' zei jij tegen Hennie.

En dat deed ik, maar pas net voor het te laat was. 


Jan Siebelink sprak voor mij,

en Klaas meteen na mij.

Gerda en ik dachten allebei:

'Daar heeft Leen over nagedacht, in conclaaf met Hennie.'

Je wist het heus wel:

Jan kan het niet laten iets te zeggen over het geloof der vaderen,

en Rinke ook niet.

En Klaas zal 'de zware lucht' daarna wel klaren

en dat deed hij ook, precies zoals je dacht.

Klaas vergat het gedicht,

het lag nog op de keukentafel.

Hij gaf dat toe en zei: 'Het ligt nog op de keukentafel.'

Hij ging het thuis hardop voordragen.

Iemand zei: 'Maar Klaas hoefde helemaal geen gedicht.'

 

Het gedicht van Kouwenaar ging gelukkig wel goed;

daar was ik blij om.

Toen ik wegliep van de kansel, hoorde ik Leonard Cohen.

Wisten we van elkaar dat we van die muziek houden?

Maandag was ik in Amsterdam, in Bos Theater Amsterdam,

bij een concert van Rufus Wainwright.

Aan het einde zong hij het 'Halleluja' van de opa van zijn dochter.

Jij koos voor 'Like an Bird on the Wire',

Wist je dat ik dat vaak zing?

Wist je ook dat ik weleens dacht:

'Die woorden komen op mijn steen?'


BIRD ON THE WIRE

Like a bird on the wire
Like a drunk in a midnight choir
I have tried in my way to be free
 
Like a worm on a hook
Like a knight from some old-fashioned book
I have saved all my ribbons for thee
If I, if I have been unkind
I hope that you can just let it go by
If I, if I have been untrue
I hope you know it was never to you
 
For like a baby, stillborn
Like a beast with his horn
I have torn everyone who reached out for me
But I swear by this song
And by all that I have done wrong
I will make it all up to thee
 
I saw a beggar leaning on his wooden crutch
He said to me, "you must not ask for so much"
And a pretty woman leaning in her darkened door
She cried to me, "hey, why not ask for more?"
Oh, like a bird on the wire
Like a drunk in a midnight choir
I have tried in my way to be free


'Dat zijn teveel woorden voor één steen',

Ik wist dat je dat ging zeggen. 

Ik snap nu beter waar het nummer over gaat,

ik dacht dat het ging over eenzaamheid,

maar dat is niet zo.

Het gaat om de allerdiepste verbondenheid met de ander,

die geen eenzaamheid is.

Die ander heet zelfs 'thee'.


De dag na het afscheid van jou,

opende in Arnhem een duotentoonstelling,

met werk van mij en Mirka Farabegoli.

Had ik je wel verteld dat het om grafiek ging?

We hebben alleen maar etsen opgehangen. 

Ik denk dat dat zo hoorde,

jij verpandde je hart aan de grafiek,

en nog het meest aan de Gelderse. 

Kan het schelen dat grafiek momenteel niet heet is? 

Kan het schelen dat het de provincie is?

 

Nee, 

je deed maar al te graag dwarse dingen,

om er vervolgens toch een beetje onzeker over te worden;

precies zoals ik dat heb met het geloof der vaderen 

en de hoop van stokoude moeders.

Maar we doen het lekker wel,

want we liggen graag dwars,

met het hart bij de ander, bij u.

 

Leen, ik weet je te vinden.

Liefs Rinke

 



 



 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

vrijdag 15 juli 2022

Leen van Weelden #inmemoriam2

 


 [0]



Dag Leen, [1]

 

Dank je dat ik op je afscheid iets mag zeggen;

je hebt teveel vertrouwen in me.

Je snapt wel dat ik tegen jou praat toch?

Tegen wie anders?


Als ik iets raars zeg moet je het gewoon zeggen.

Het is niet goed dat je geen weerwoord hebt.

Ik vond het soms leuk om te voeren.

Dan werd je boos.

Jij bent ook niet voor de poes.

Oog om oog, tand om tand.

Ik zeg vaker rare dingen.

Het is een vreemd soort Gilles de la Tourette.

Jij zag wel dat ik het niet altijd verkeerd bedoelde.


Deze woorden aan jou zijn ook van Gerda.

Ze zijn voor jou en voor Hennie en voor je dochters.

Je zou boos worden als ik hen vergat.

Dus vergeet ik hen niet.

Ik wil je niet boos zien.

 

Je hebt veel voor mij gedaan, heel veel.

Voor mijn kunstenaarschap.

En nog veel meer voor mij betekend.

Voor mijn hart.

Soms zei ik: ‘Leen, je hebt veel voor mij gedaan. Heel veel.’

Dan zei je: ‘O ja, wat dan?’

Ik zei dan: ‘Tja, wat eigenlijk niet … ?’

Je gaf nooit antwoord.

Ik zei soms: ‘Ik denk dat ik mijn overzichtstentoonstelling 

in het Arnhems Museum aan jou te danken heb.’

Je gaf geen antwoord.

Ik wist genoeg.


Je vond het rot dat kunstenaars de dingen die jij voor hen deed in het Gelderse,

vaak niet op hun cv zetten: Te provinciaal.’

Te provinciaal. Dat is raar.

De provincie is de wereld. 

Net zo goed als de hele wereld een provincie is.

Ik heb een boek aan je opgedragen, maar dat ligt niet in de boekwinkel. [2]

Ik heb je beloofd een boek aan je op te dragen dat wel in de winkel ligt.

Je moet de eer delen met Hennie, en met Cees-Bonnie. [3]

Ik hoop dat je me gelooft op mijn woorden.

Of je denkt nog altijd: 

‘Ja ja, dat zegt hij nou wel, maar komt er ooit nog zo’n boek?’

En: 

‘Houdt die man zich aan zijn woord?’

Ik weet wat je wilt vragen:

En wanneer krijgt Gerda een eigen monografie?’

Ik vind het leuk om je op stang te jagen, dus zeg ik:

Maar Leen, hoezo moet Gerda ook een boek?’

 

Twee dagen na 18 januari, toen je voor de laatste keer jarig was, 

stuurde ik je de volgende mail:


"Dag Leen,

Onder het mom van 'beter twee dagen te laat dan drie dagen' 

wilde ik je graag feliciteren met je 83ste verjaardag.

Ook namens Gerda.

We brachten jou en Hennie afgelopen dinsdag bloemen, 

precies op de heuglijke dag.

Hennie zei, toen ze de twee bossen rozen aannam:

'Rinke, alweer bloemen? Je kunt ze beter aan Gerda geven.'

Maar dat vond ik geen goed idee, want Gerda krijgt haar bloemen heus wel.

Ik had twee bossen lichtgetinte rozen in handen 

en zei Hennie dat ze er 1 mocht uitkiezen.

Ze zei: 'Dan neem ik deze. Dat vind ik de mooiste bos.’

'Hennie, dan is die andere bos voor Leen.'

Hennie dacht dat jullie samen maar 1 bos rozen kregen, maar dat was niet zo.

Leen, misschien had ik je beter weer een cd kunnen geven. 

Maar ja, dan had Hennie gezegd:

'Alweer een cd?'"

 

Weet je Leen, soms was jij bijna een vader voor me.

Jij kon mij het gevoel geven dat ik echt een goede kunstenaar was.

Daar ben ik je dankbaar voor.

Hopelijk mag ik gauw weer eens langskomen.

Ik neem dan een nieuwe prent mee. Een litho.

Zeg tegen Hennie dat ze niet vergeet te zeggen:

'Alweer een prent.'

Een warme groet, van Arnhem naar Arnhem,

Rinke"


Dat was de mail.

De beloofde prent kreeg je.

Hennie zei niet: 

‘Alweer een prent?’

 

En nu nog het punt waar je niet bepaald op zit te wachten. 

Of wel.

Het geloof van onze voorvaderen. 

Het geloof van oude moeders.

Het geloof van kleine kinderen die net zo goed weer oud werden, of niet.

Je wist dat ik er iets over ging zeggen.

Je wist dat ik iets zou zeggen over de tekst aan de binnenzijde van je rouwkaart.

Ik twijfelde enorm of ik dat wel zou doen.


Dietrich Bonhoeffer. [4]

De jonge, Duitse predikant die in 1939 veilig in Amerika zat, 

maar terugging naar Duitsland.

Naar het land waar de duivel woonde.

Hij ging omdat het geloof van zijn voorvaderen dat vroeg. 

Dat was het evangelie van Jezus Christus.

Het doet denken aan Zelensky en Oekraïne.

Omdat Bonhoeffer het kwaad niet duldde, betaalde hij met zijn jonge leven.

Zo’n geloof kon je bewonderen.


In ons hedendaagse leven hebben we geleerd 

het geloof der vaderen en de hoop van stokoude moeders te wantrouwen 

- soms teveel denk ik. -

Ik denk wel dat de liefde eeuwig is.

Ik denk niet dat onze oude vaders en moeders dat verkeerd zagen, 

ook al snappen wij weinig van hen en zij weinig, of nog minder, van ons.

'God', zei Jezus, 'is een god van levenden, niet van doden.' [5]

Ik ben een dom kind Leen, dat ik dat geloof.

De laatste tijd dacht ik vaak:

'Ik schrijf je nog en dan zeg ik dat ik dat denk.'

Maar dat lukte natuurlijk niet; ik weet niks meer dan jij.

Dat je mij het woord geeft, vind ik lief van je.

Dat je niks terug kunt zeggen, vind ik niet leuk.

Ik hoop dat ik zei wat je dacht dat ik zou zeggen.


Ik mag nog één ding zeggen, 

maar dat zijn, gelukkig, 

de woorden van Gerrit Kouwenaar, 

door jou in mijn mond gelegd.

 

 

 ik heb nooit


Ik heb nooit naar iets anders getracht dan dit:

het zacht maken van stenen

het vuur maken uit water

het regen maken uit dorst


ondertussen beet de kou mij

was de zon een dag vol wespen

was het brood zout of zoet

en de nacht zwart naar behoren

of wit van onwetendheid


Soms verwarde ik mij met mijn schaduw

zoals men het woord met het woord kan verwarren

het karkas met het lichaam

vaak waren de dag en de nacht eender gekleurd

en zonder tranen, en doof


maar nooit iets anders dan dit:

het zacht maken van stenen

het vuur maken uit water


het regent ik drink ik heb dorst.  [6]

 

 

 

[0]  De foto werd gemaakt in Dudok Arnhem op 19 november 1919. 

[1]  Afscheidswoord voor Leen van Weelden (1939-2022), uitgesproken op donderdag 14 juli 2022 op Moscowa in Arnhem.

[2]  Rinke Nijburg, On the Origins of Cosmic Colors, Arnhem 2017. Dit boek werd tevens opgedragen aan Erik Bosch (1955-2016) en Claske Vogt.

[3]  Cees & Bonnie Andriessen uit Apeldoorn.

[4]  Dietrich Bonhoeffer (1906-1945) was een luthers predikant en theoloog. Hij studeerde in Berlijn (1924-1927) en in New York (1930). In zijn proefschrift over het thema kerk besloot hij dat de kerk een sanctorum communio moest zijn, een gemeenschap van heiligen.[1] De kerk ìs het lichaam van Christus, het mocht voor Bonhoeffer niet langer gewoon de plaats zijn waar over Christus werd gesproken. Het werd zijn levenslange roeping om aan die opdracht te voldoen. In september 1944 werd hij beschuldigd van samenzwering tegen Hitler. Hij werd overgebracht naar de kelder van de zwaarbeveiligde gevangenis van de Gestapo. Bonhoeffer schrijft zijn laatste brief aan zijn ouders op 17 januari 1945. In februari werd hij in het geheim overgebracht naar het concentratiekamp Buchenwald en uiteindelijk in april 1945 naar het concentratiekamp Flossenbürg. Op 5 april 1945 beval Adolf Hitler de executie van alle niet-uitgevoerde 'samenzweerders' van 20 juli 1944, inclusief die van Dietrich Bonhoeffer. Zie ook: wikipedia.org

[5]  Lucas 20:38: 'Hij is geen God van doden, maar van levenden, want voor Hem zijn allen in leven.'

[6]  Uit: Gerrit Kouwenaar, Gedichten 1948-1978. Amsterdam: Querido, 1982, p. 113. Zie ook: collecties.kb.nl/nederlandse-poezie