zaterdag 2 juli 2022

Brieven aan Edith Stein #28 'Noch black noch preacher'

 


 

 

BRIEF 28 aan Edith Stein 
'Noch black noch preacher'
Joseph M. Heij
Wolfheze bij Arnhem
 

Zeer Gezegende Trees van het Kruis, 

Dag Edith,

Met jouw permissie laat ik de oude witte man even voor wat ie is: een warrige eikel die in de nazomer niet recht naar beneden valt maar, tegen alle natuurwetten in, langzaam naar beneden dwarrelt, zwalkend van links naar rechts en weer terug. Ik weet nooit wat ie gaat zeggen; bovendien gaat het van de hak op de tak. Ik wilde je eigenlijk vertellen dat Penny me nu al 3 keer heeft geschreven. Ze antwoordt in tegenstelling tot jou best snel. Er zit steeds maar een paar weken tussen de brieven. Ik ben daar zo blij mee. Eindelijk een penvriendin.

Het spijt me dat ik aanvankelijk dacht dat jij Penny was... Ik denk dat Penny een stuk ouder is dan jij, als we ervan uitgaan dat jij net van Bresgau naar Mährisch-Weisskirchen bent verhuisd. Klopt dat? Geef me even je nieuwe adres als je wilt, dan hoeft Deutsche Post niet elke keer alles na te sturen. Van mij krijg je een medaille voor je vrijwilligerswerk bij het Rode Kruis. Besmettelijke zieken verplegen is niks voor mij, want ik ben niet eens graag patiënt. Het scheelde weinig of ik was bezweken aan Covid. Godallemachtig wat had ik het benauwd. Dat de hulpverleners ons 'onaanraakbaren' zo devoot blijven verzorgen begrijp ik echt niet. Zo veel verdienen ze nou ook weer niet. Een van de verplegers die ook aan mijn bed stond is inmiddels aan Corona overleden, misschien is ze wel door mij besmet geraakt, Edith. Dat kan toch? Een andere, redelijk aardige gast, heeft chronische Covid opgelopen door het verplegen van patiënten. Hij werkt nu nog maar een halve dag in de week. De leiding wil hem ontslaan en de overheid doet alsof de eigen neus bloed. Edith, een stomme vraag, maar zou jij, wanneer je    ee n paar niet geaborteerde kinderen had, zo'n kut-salaris kreeg als die lui hier en een hypotheek had op je huis, zou je dan nog zo hard lopen voor Jezus en zijn zaligsprekingen? Ik denk van niet. 

De tweede keer gingen we bloemen kleien. De mevrouw, die we voor het gemak maar even 'Lila' noemen, vanwege haar met koffievlekken besmeurde paarsige trui, heette ons welkom. Met een dramatisch handgebaar wees ze de verplicht aanwezigen op de bos bloemen die ze zelf had geplukt. Ik snap niet goed dat ze nog bukken kan, zo dik is haar buik. Ze zei: 'Jongens, de kosmische schoonheid van het heelal ligt voor het oprapen. De natuur is helemaal aan het ontluiken en geurt en kleurt de zichtbare en de onzichtbare werkelijkheid met grote pracht. Maar je moet het wel willen zien. Als je oog voor krijgt voor de natuur, als je werkelijke leert zien  zonder oordelen, dan gaat er van bijvoorbeeld wilde bloemen een grote geneeskrachtige kracht uit.' Edith, je snapt dat ik onmiddellijk afhaakte bij zo'n zielloze, met kitsch en hondsberoerde beeldspraak gevulde rede.     

De meeste deelnemers aan de cursus gingen behoorlijk enthousiast aan de slag. 'Moeilijk, moeilijk', werd eer eerst geroepen maar eenmaal een paar tips rijker kleiden de meesten hele bossen tulpen en rozen bij elkaar. Zelf begon ik met het rollen van een soort regenwormen. Ik rolde de klei keihard heen en weer tussen tafel en handpalm en maakte hele reeksen wurmen. Lila vroeg wat ik deed. Ik zei: 'Ik bereid me goed voor op wat komen gaat. Ik heb veel klei nodig.' 'Dat zie ik zei Lila, maak je twee bossen bloemen?' 'Nee hoor', opperde ik, 'wacht jij maar eens af.' Hedendaagse hulpverleners hebben geleerd om veel geduld met hun cliënten te hebben en geven veel ruimte te geven aan onze fantasie. Onderzoek doen hoeven we niet, dat slaan we gelukkig altijd over. 

Toen ik voldoende wurmen had, begon ik ze in te korten tot de juist maat en legde steeds twee gelijke koters tegen elkaar aan. Van binnen naar buiten werden de gifslangen steeds groter. Het geheel kreeg de vorm van een enorme grote amandel en paste nauwelijks nog op de kleitafel. Lila liep haar obligate rondje, stopte bij mij om me aan te moedigen: 'Joseph, je bent echt heel lekker bezig  vandaag, je gaat er helemaal 100 procent in op. Je bent een met het beeld. Dan vergeet je de tijd en dat is helend. Zien jullie dat jongens, hoe Joseph dat doet?  Het is een aanrader.' Na pakweg 10 minuten kwam Lila weer achter me staan en zei: 'Joseph, dit wordt wel heel erg groot... Wat is het voor bloem?' 'Een roos,' zei Joseph. Maar zo zien rozen er helemaal niet uit Joseph. Kijk naar Mo, die heeft een hele bos rozen gemaakt. Dat zijn echte rozen.' 'Maar het is ook geen gewone roos, Lila. De roos is van vlees.' 

Voordat juf Lila er erg in had, was niemand nog bossen tulpen of rozen aan het kleien. Iedereen keer naar mij en Lila. 'Het is een rare vorm en zeker geen roos. En wat bedoel je met vlees?' Joseph: Je hebt toch godverdomme wel eens gehoord van 'Een Roos van vlees' van Jan Wolkers? Wanneer in godsnaam zat jij op die kutopleiding van je? Was Wolkers toen al uit de gratie? Wat las je dan? Of heb je ook al dyslexie zoals de helft van de hulpverleners?' Het lukte Lila niet goed om zich te herpakken na mijn uitval, al zou je denken dat ze dat soort situaties toch vaak genoeg hebben uitgespeeld, in een rollenspel. Maar de werkelijkheid is helaas voor hen een stukje weerbarstiger dan de fantasie. 'Maar Joseph, wat zijn al die kleine vormpjes dan precies? Wat ga je daar mee doen? Je hebt er al een paar honderd gemaakt.'

'Kijk', zei Joseph, die het maar wat grappig vond dat hij de aandacht van het voltallige publiek had, 'je zou denken dat het spermatozoïde graszaadjes zijn, maar dat is niet zo. Omdat je Wolkers nooit las, zal ik het uitleggen. Al die slangetjes samen vormen een roos van vlees, een vulva, een cloaca. En al die piepkleine dingetjes worden straks piepkleine bloeddruppeltjes die, wanneer ik klaar ben met de vulva, uit dat gevaarte lekken. Maar niet zoals bij een    menstruatie, nee, het gaat me om iets diepers, om druppeltjes bloed die je lekt wanneer je wordt doodgemarteld.' Omdat het pijnlijk stil bleef en ook de juf niet wist wat te zeggen, ging ik verder: 'Luister Lila, we zitten ons hier een beetje blind te staren op jouw wilde bloemen. We kleien vrolijke bloembladeren en bossen rozen, maar de tijd die ik moest vergeten kan ik helemaal niet vergeten. Elke druppel bloed die ik klei hecht ik aan de moedervulva. Het wordt straks een heel grote stroom die tot achter in de tuin leidt, tot aan de plek waar het bronwater wegvloeit uit de altijd lekkende vulva van ons gesticht.' 

Edith, het zal je vast aanspreken, maar ik heb een collage gemaakt van een jankende Madonna. Ze lekt tranen uit haar ogen, maar niet uit haar kut. Dat ze bloed lekt, interesseert haar niet: ze plengt haar zilte tranen voor haar eerstgeborene die, net als wij, gevangen werd gezet in onze tuin. Ze huilt vanwege de nooit helemaal te doorgronden zachtmoedigheid die haar zoon, arm van geest, moest bekopen met de vermaarde Romeinse marteldood. 'Zalig zijn de zachtmoedigen; want zij zullen het aardrijk beërven.'

O ja, vergeet ik te zeggen dat Penny meent dat Jouw Jezus helemaal nooit bestaan heeft. Alsof dat iets verandert aan de zaak. Weet jij hoe ik haar het beste kan antwoorden?

Liefs jouw Joseph