The Mercy Seat
No 09
White Lily
BRIEF 71
aan Edith Stein
'Jouw maagdelijk gevoel voor mededogen begrijp ik niet'
Joseph
M. Heij
Wolfheze bij Arnhem
Gnädige
Schwester
Teresia Benedicta vom Kreuz,
Weet je lieve kleine Edith,
Dat ik maar blijf nadenken over jouw kleine meisjeslichaam op schoot bij de oude meester? Ik krijg dat beeld gewoon niet meer uit mijn hoofd, wat ik ook probeer. Mindfulness, gesprekken met mijn mental coach, mezelf aftrekken tot het niet meer wil -dat is al na 1 keer, als het niet al eerder is - praten met een van mijn lotgenoten. Het onappetijtelijk beeld blijft zich aan mijn innerlijke maar platte beeldscherm opdringen.
Edith, waarom droomde ik daar minstens drie nachten achter elkaar over? Zeg jij het eens, jij hebt er voor doorgeleerd. Jij kent de Heilige Schrift, het oude Joodse geloof en hetzelfde oude, maar dan voor debielen toegankelijk gemaakte geloof, jouw innig beminde christendom, jij kent de meest hedendaagse filosofen - nou ja, toentertijd meest hedendaagse, nu beslist niet meer. - Ik vraag me af of je de meest hedendaagse filosofie nog kent. Er is er geen een meer die in jouw god gelooft. Sorry dat ik je wakker maak.
Het beeld van een kind op schoot van een volwassen man zingt rond in mijn bronstige hersenen als de mantra van een kind dat in een feestelijke kamer vol grote mensen - er is vast iemand jarig - alle aandacht naar zich toetrekt door net zo luid te schreeuwen als de S.A. deed tijdens de boekverbranding in de nacht van 10 mei 1933. Was jij daar ook Edith, zoals ze zeggen dat Erich Kästner daar was? Hij werd opgemerkt terwijl men zijn naam schreeuwde en zijn boeken met haat in de lege ogen met kracht in het vuur werden gegooid.
Kafka, Babel, Freud, Remarque, Trotski, Tucholsky, Majakovski, Musil,
Mann, Marcuse, Lukács, Lenin, Luxemburg, Hemingway, Dos Passos,
Sinclair, Zweig, Schnitzler, Gorki. Laten we Alfred Döblin, de zoveelste Jood, niet vergeten die over een plein nog geen vijfhonderd meter verwijderd van de Bebelplatz een boek schreef, zo menselijk, zo verwarrend, zo uit het leven van een roofdier, dat bijna iedereen met iedereen mededogen zou moeten krijgen of juist niet. Jij hoefde niet meer te schrijven dat empathie een groot probleem was. Je vraagt je tijdens het lezen van Berlin Alexanderplatz af: 'Is dit een mens?' Met Nietzsche ben ik het eens dat je met zo'n mens, verreweg de meeste exemplaren, geen mededogen zou moeten hebben. In ieder geval niet na de eerste opwelling. Medelijden is een vloek.
Edith, was je ooit in Berlijn? Was je bij de boekverbranding? Heb je manke Joseph ook gezien? Ik bedoel niet mezelf, maar de ADHD-propagandamachine van de NSDAP? Ging je soms naar een Berlijns museum, schilderijen kijken, iets dat bijna niemand nog doet? Heb je Franz Bieberkopf zien kuieren over de Alexanderplatz waar nog amper een Rus liep, laat staan een heel leger Bolsjewistische soldaten? Waar jij die dag was weet ik niet.Ik kan het niet opzoeken. Men vond quarantaine weer beter voor mij. Men vindt dat ik overprikkeld word. In mijn eigen huis, in Wolfheze? Zijn hier boeken verbrand van ontaarde schrijvers? Ik ken ze niet. Mijn dichtbundels zijn nooit uitgegeven maar kun je niet uitwissen, die zitten gelukkig in het hoofd. Mijn bundels werden nooit uitgegeven, niet eens bij Allert de Lange in Amsterdam. Ik ben voortdurend in Exil, vanaf mijn geboorte. Geen land wil mij hebben.
In de Gemäldegalerie zag ik een stokoud schilderij, ik denk dat het op doek is geschilderd. In mijn herinnering is het vrij groot, zo groot dat de mensfiguren die erop zijn afgebeeld ons ruimschoots overstijgen. Een oude witte man met witte baard en snor, met gouden kroon op het hoofd en donkerblauwe mantel om het lijf, draagt een jonge man die weinig meer aan heeft dan een doorschijnende zakdoek rond zijn lendenen. Er druppelen van verschillende kanten wat straaltjes bloed van zijn, eveneens witte, lichaam naar beneden. Het is net alsof het even verderop flink heeft geregend en het wassende water nu voor het gemak zijn weg zoekt naar lager gelegen plekken. Je kent het wel van natuurfilms over de Serengeti.
Alhoewel ik een rooms-katholiek opvoeding heb genoten - nou ja 'genoten' - kende ik het tafereel niet. Maar natuurlijk wist ik meteen dat het jouw Jezus was, in de armen van Zijn Almachtige Vader die Hem, Zijn Eniggeboren Zoon, midden in de stortbui met donderklappen waar ik het net over had, had laten vallen als een baksteen. Nu die dood is vindt De Vader het zwaar kut voor Hem. Maar dan had je ook moeten ingrijpen denk ik dan.
Ik ben dol op schilderijen uit de vijftiende eeuw. Liever nog dan de Italianen zijn me Vlamingen, waar ook Noord-Frankrijk en de Zuidelijke Nederlanden toen bij hoorden; bijna iedereen kon ik die tijd nog goed Nederlands, dat is nu niet meer zo. Die dingen zijn zo precies geschilderd, zo mooi van kleur en huid, dat geen enkele hedendaagse foto dat weet te evenaren. Een 'Vlaamse Primitief', Edith - jullie Duitsers noemen dat Altniederländische Malerei - heeft een echt lijf, een digitale print weet slechts een platonische schim te incarneren.
Op het bordje net naast het werk las ik de eigenaardige titel: 'Gnadenstuhl.' Op de audiotoer die ik expres op Engels had gezet heette het: 'Mercy Seat.' Achter het door een dame mooi uitgesproken Engels was een lied te horen. Ik herkende het als een oud nummer van Nick Cave dat steeds harder werd gezet en het gelul van die dame overstemde:
And the mercy seat is waiting
And I think my head is burning
In a way I'm yearning to be done with all these weighing up truth
An eye for an eye and a tooth for a tooth
And anyway I told the truth
And I'm not afraid to die
Ik wist niet die song zoveel van doen had met dit schilderij. Ik wist ook niet dat dat schilderij zoveel lijkt op het drieluik aan dromen waarover ik je momenteel schrijf. Maar, voordat ik er ook maar iets over uitleg, wil ik je vragen Edith, om een droomduiding te schrijven. Je kunt echt goed schrijven, denk ik, maar jouw maagdelijk gevoel voor mededogen begrijp ik niet.
Liefs Joseph,
de mentaal manke