zondag 6 juni 2021

Ewige Wiederkunft des Gleichen #02

 

 


 

 

 

 

 








('The Gingerbread Man')
 
Richard Scarry & Nancy Nolte (tekst) 
Richard Scarry (illustraties)
1953

Uitgeverij Rubinstein, Amsterdam

 

 

Kippetje Tok en Het Koekemannetje

Toen ik langs het tuinpad van mijn vader en mijn moeder nog een flink aantal hoge bomen zag staan, toen die hoge bomen de strafste wind nog opvingen en niet afbraken, toen las mijn moeder mij het tragische boekje 'Het koekenmannetje' voor. Ik kon er geen genoeg van krijgen.

Of het ook de favoriet was van mijn broers en zus weet ik niet. Ik was te klein om over dat soort arbitraire zaken na te denken. In mijn kosmische verbeelding wilde ik dat verhaal eindeloos opnieuw horen of het nou tevens de favoriet was van een ander, of een heleboel anderen, of niet. Wat maakte dat nou uit? En ook al kende ik script en afloop uit mijn hoofd, ik kreeg er geen genoeg van. Zoiets moet de gekke Nietzsche ook hebben bedoeld met zijn raadselachtige leer van de 'Ewige Wiederkehr des Gleichen'.   

Het koekemannetje wordt niet zozeer geboren als wel geschapen. De vrouw, lekker flauw, kneed het koekjesdeeg, drukt de mail op de klei en daar is de vorm van het mannetje, lekker flauw, van koek. Vandaag de dag zouden we moeilijk doen over het onweerlegbare feit dat het om een mannetje gaat en dat ie bruin is, maar in de jaren zestig van de vorige eeuw kon dat gewoon: een lekker bruingebakken mannetje van koekjesdeeg. Zoiets is nu bekant ondenkbaar.

Het lichtgetinte mannetje, er zit kaneel in het deeg, wordt in de oven gelegd en kleurt een beetje bij, wordt iets donkerder. Als het deeg gaar is doet moeders de oven open om de poppetjes te laten afkoelen. Wanneer het vrouwtje een paar andere klusjes gaat doen, stil zitten en mediteren deed men toen nog niet, ziet het doorbakken mannetje zijn kans schoon en slaat op de vlucht. Hij springt uit de oven, rent door de keuken en zet het op een lopen.  

Voor het kind was het een magisch verhaal dat zich in een soort tussen-werkelijkheid afspeelde. Tegenwoordig hangt er gelijk een politiek plaatje aan, kan het niet meer zonder een politiek correcte duiding. Het laat zich gemakkelijk raden wat dat zou kunnen zijn: de getinte slaaf vlucht weg van de witte plantage, de jood ontsnapt uit de trein op weg naar Sobibor. Ik vergeet de bootvluchteling, die de Middellandse Zee oversteekt. 

De verbeelding voelt zich in toenemende mate beperkt in 'zijn' of 'haar' of 'het'  bewegingsvrijheid. Nog even en het bewegingsvrijheid van het verbeelding krimpt tot een shrunken head. Deze beweging is de noodzakelijke omgekeerd evenredige drang van de verbeelding die in de jaren zestig van de vorige eeuw de macht naar zich toetrok. De slinger van de klok gaat van links naar rechts en van rechts naar links. Of David zijn Goliath nu verslaat door met links te gooien of met rechts maakt eigenlijk bar weinig uit. Het gaat erom dat de onmacht van de een al te groot is geworden en de onmacht van de ander de al teveel werd genegeerd. Niet alleen het christendom is vrucht van die verbeelding, hetzelfde geldt voor het vroeg 20e-eeuwse communisme en fascisme en iets dergelijks geldt voor het spanningsveld dat nu geschapen wordt. 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

Dat het koekemannetje niet opgegeten wil worden is logisch. Wie wil dat wel? Als kind snapte ik dat al. En ik vond het bruut dat het popje toch werd opgegeten, zij het niet door de vrouw die de man erbij haalt, om samen achter hun bezit aan te rennen, maar door de sluwe vos. Het kereltje had zo gerend voor zijn leven dat het kind er als vanzelf mededogen mee kreeg. Ook al was het mannetje maar een koekje van eigen deeg, een schepsel, een van de vele koekjes uit de hete lucht oven, zelfs een kind snapt dat het popje naar adem snakt, een beetje Lebensraum wil. Maar de kampbewaarder, de slavendrijver, de machthebber die kan zijn of haar bezit natuurlijk niet zomaar laten gaan, boeddhistisch loslaten. Het is je reinste particuliere bezit en je hebt nu eenmaal ten allen tijden je grootste eigen gelijk. 

Wat het verhaal zo snappend maakt is dat het mannetje korte beentjes heeft en er steeds meer lieden achter hem aanrennen. Eerst alleen de vrouw, maar daarna ook de man, de knecht, de koe en de kip. Iedereen is geobsedeerd door de plotsklaps ontstane magie van de jacht. Degene die wegrent, die zal wel iets verkeerd gedaan hebben, die moet koste wat het kost gepakt worden. Maar dan komt het lekkere koekje bij de waterkant en kan niet verder. 'Arnhemse Meisjes' en 'Jodekoeken' en 'Negen Zoenen' kunnen niet zwemmen. Misschien dat ze even blijven drijven, maar daarna zinken ze toch echt als bakstenen. 

Gelukkig zit daar net een sluwe oranjerode vos die het koekemannetje wil helpen te ontsnappen aan zijn politiek tegenstanders. Hij of zijn inviteert de prooi, ik bedoel natuurlijk het mannetje, of zo je wilt het vrouwtje, om op zijn rug te springen. De vos kan zwemmen als een jachthond en redt de koek uit handen van de hongerige hijgers, de opportunisten, de meelopers. Uit handen van iedereen die een graantje wilde meepikken. De cunning little vixen als reddende engel bij wie het geld ook niet bepaald op de rug groeit maar wel de honger.

Hoe het afloopt ga ik niet verklappen; men moest zelf eens dat boekje lezen. Maar best is het allemaal niet. Wel voor de roodharige, maar niet voor alle anderen en het minst voor het arme schepsel, het versgebakken speculaasje. De kracht van dit gouden boekje is dat er geen eigentijdse politiek correcte en door de stam gesanctioneerde moraal aan vast gehangen wordt. Het is exact de reden waarom ik zo dol ben op de gelijkenissen uit de vier evangeliën. Over de mogelijke moraal van 'Kippetje Tok' vertel ik later wel een keer. 

  


 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 


('The little red hen')
Joseph Jacobs (tekst) 
J.P. Miller (illustraties)
1965

Uitgeverij Rubinstein, Amsterdam

 

 

[1] 'Het koekenmannetje' was een deeltje uit de reeks Gouden Boekjes die vanaf de jaren vijftig van de vorige eeuw  verschenen in de Verenigde Staten van Amerika en die door o.a. Annie M.G. Schmidt en Han G. Hoekstra vrij werden vertaald naar het Nederlands. De serie werd niet alleen een hit in de Verenigde Staten maar ook bij ons. Een aantal deeltjes is nog steeds te koop.Gouden boekjes, Uitgeverij Rubinstein, Amsterdam.

[2] Ik kan me niet herinneren dat 'Kippetje tok' ook aan mij werd voorgelezen, maar zelf lazen we het wel aan onze eigen kinderen voor. Ook dit Gouden Boekje is een schitterend voorbeeld van een universele parabel.