donderdag 10 juni 2021

Ewige Wiederkunft des Gleichen #04

 


 

 

 

 

 

 

 

 
 
Yin-Yang
2001 

gemengde techniek op papier
61 x 86 cm



 

De meest veilige leeromgeving

Mijn eerste maandag op de Arnhemse kunstacademie, in september 1982, herinner ik me als de dag des oordeels. Vooral dat wat ik op het Wolvenpaadje met een enorme stapeling betonnen treden op de voedingsbodem van mijn onderbuik voelde, weet ik nog goed. Dat was niet leuk. Het was exact hetzelfde gevoel als me als klein kindje aan de hand van mijn moeder overviel op de eerste dag naar de kleuterschool in Lunteren. 

De herinneringen aan verlatingsangst op die eerste kleuterschooldag raak ik nooit meer helemaal kwijt, net zomin als de existentiële angst die ik, bijna twintig jaar later, voelde op de eerste dag op de 'Rijksakademie' in Amsterdam. Het wijst op een patroon dat diep in het weefsel van het brein zit, een weefsel van patronen dat zich zelfs na eindeloos wassen met een merkloos wasmiddel niet laat verwijderen. Het patroon zal zich wel als een mantra zonder einde herhalen tot aan de avondlandse laatste zucht, wanneer het allemaal stopt en er geen angst meer is.   

Op de zondagavond voorafgaand aan het visiteren van de academie ging ik ter kerke en aansluitende naar de Bijbelclub, waar niet alleen aan Bijbelstudie werd gedaan, maar waar ook andere, net zo enerverende dingen gebeurden. De Bijbelstudies zelf vond ik machtig; het zweet liep me net zo onder de oksels vandaan als wanneer ik met een meisje stond te babbelen. Maar reken maar niet op zoenen of al die andere 'verschrikkelijk leuke maar vleselijke' dingen; de genoegens bleven, ondanks de aandrang de onderbuik, zuiver geestelijk. 

Het contrast met de maandagochtend kon bijna niet groter. Voelde ik me op de ganse zondag opgenomen in een warme gemeenschap, eitje in een warm nestje, op de maandagochtend, op weg van de Schaepmanstraat in de Staatsliedenbuurt in Lunteren naar de Academie voor Beeldende Kunsten in Arnhem, leek het wel alsof een chirurg een abortus provocatus op de foetus van mijn brein begon uit te voeren. Ook al wilde mijn fris grijze bloemkool helemaal niet geaborteerd worden of gereset, het gebeurde wel. Mijn arme hoofd kon spartelen wat ie wilde, maar alle draadjes tussen paradijs en hel werden vakkundig en klinisch doorgeknipt. Wat erin resulteerde dat ik, eenmaal op het Centraal Station in Arnhem, de draad volledig kwijt was en me amper kon herinneren hoe veilig ik me had gevoeld toen ik nog in de baarmoeder in Lunteren zat. 

De Barneveldse Kippenlijn, die via het vrolijke Openluchtmuseum stationnetje in Lunteren naar het sombere naoorlogse Centraal Station in Arnhem leidde, vervoerde me, om in oorlogstermen te spreken, van mijn onderduikadres naar mijn eigen Westerbork. Dat ik die plaatsnaam noem, zal sommigen tegen de borst stuiten en dat snap ik ook wel. Maar als metafoor geeft het toch echt wel aan wat er gebeurde. Zo groot, moet men begrijpen, was wel degelijk mijn verwarring en mijn angst in Arnhem gelyncht te worden. 

Iedereen immers weet vandaag de dag toch wel dat de coming of age periode, zag van 18 tot 24 jaar, het jaar waarin het brein voltooid schijnt te zijn, minstens zo delicaat is voor het kind als de pubertijd? In het jonge brein van een exemplaar van homo sapiens sapiens -de aanstaande Übermensch- gebeurt op die leeftijd zoveel dat het tot verwarring en chaos kan leiden. Ook wanneer de overgang van de ene cultuur naar de andere heftig is dan ontstaat er bijkomende schade, collateral damage. De combinatie van die twee, coming of age en een cultuurshock, is soms nog lastiger te verwerken. Zoiets was het in mijn geval wel degelijk.

'Jammer maar noodzakelijk, die bijkomende schade', dachten de uiterst gezellige Neomarxisten in die tijd. De grote helden, Lenin, Stalin, Trostki, Mao, immers hadden toch allemaal gezegd dat fysiek geweld bij een historisch noodzakelijke revolutie hoorden? En ook al namen de Neormarxisten het oude marxisme met een paar korreltjes zout, wezen het fysieke geweld af, ze bezigden wel mentaal geweld. Zoiets moest toch gewoon kunnen? Met de oude dode goden bijvoorbeeld kon het Neomarxisme, net zo goed als het dementerende klassieke marxisme, helemaal niets. 

En dus kon het met groot gemak bestaan dat studenten van het platteland, hetzij van de stam van het rooms-katholieke universele geloof, hetzij van een bepaalde protestantse loot, dag in dag werden uitgenodigd in de lachspiegel van hun eigen geloof te kijken, om te zien hoe burgerlijk verrot de eigen roots waren. En amper een arme boerenziel die durfde te protesteren. Het was de heersende, uiterst dominante cultuur die steevast elk geloof in een nog levende god neersabelde. En niemand stapte naar de decaan of naar een vertrouwenspersoon om deze gedegenereerde omgang met de medemens een halt te te roepen. Het was gewoon zo en het heette 'een veilige leeromgeving'.

Hadden die inmiddels dode, zieltogende en wegkwijnende aanhangers van dat actuele marxisme dan geen punt? Ach, jawel. Er was een zieltogende burgerlijke moraal die nog werd geïnspireerd door een al net zo wegterende geloof in God en Bijbel. Maar als een zichzelf op de borst kloppende ideologie zijn of haar gelijk heeft, mag men dan ook zomaar alle grenzen van lichaam en ziel oversteken? Kan een docente tegen een van haar studentes, die een studie maakte van de aan hoofdpijnpillen verslaafde Joodse mystica Etty Hillesum, zomaar zeggen: 'Ja maar beste studente, God bestaat helemaal niet ...' 

Wat een walgelijke arrogantie. Noem het een door de kritische theorie geïnspireerde didactiek, het blijft net zo weerzinwekkend. In mijn briefwisseling met Vincent Icke voor Mister Motley noemde ik de manier waarop docenten aan de academie in die tijd meenden hun studenten van de Bijbelbult te mogen ontwapenen 'geestelijke aanranding' en dat was het ook. Boerenjongens mochten worden ontmand en kristelijke meisjes ontmaagd. Alsof het niets was. Geen knagend geweten, geen kraaiende haan.

In het kielzog van de Parijse studentenopstanden begonnen een aardig aantal vooraanstaande Franse, linkse intellectuelen te roepen dat seks met kinderen in de nabijheid of zelfs seks met kinderen eigenlijk 'heel natuurlijk' was. Het werd gepropageerd en door veel intellectuelen en kunstenaars marxistisch gezegend. Natuurlijk hing dat soort lieden de vlag nog niet buiten, dat was nog niet iets te vroeg. Maar de eindoverwinning op de kristelijke moraal was in zicht. 

Dat in de folkloristisch christelijke gemeenschappen exact onzedelijke zaken plaatsvonden is absoluut waar. Het verschil tussen beide culturen was dat de een alles met de mantel der 'Almachtige Liefde van God' bedekte en de ander, in naam van de seksuele revolutie en de 'Almachtige Objectieve Wetenschappen' zijn gang meende te kunnen gaan. Maar vroeg of laat kantelt het ene geweten in een ander geweten, een nieuwe moraal waarvan de oude moraal geen weet had. 

Vandaag liggen de Nederlandse kunstacademies onder het vergrootglas van het allernieuwste geweten, de fonkelnieuwe moraal, die menig Neomarxist het schaamrood op de kaken zal toveren. De belangrijkste vraag van de nieuwste inquisitie daarbij is of de academie wel 'een veilige leeromgeving' was en is. Men denkt daarbij vooral aan vrouwelijke studenten, aan gekleurde studenten en aan seksueel anders geaarde studenten. 

Men vergeet de religieuze studenten, die zou ik zelf graag aan het lijstje toevoegen. Mag een docent het geloof van een student of studente zomaar kleineren en marginaliseren alsof er niet zoiets bestaat als religieuze integriteit? Je zou bijna blij worden dat zowat geen enkele vrijdenker nog iets durft te zeggen over de islam. Zullen we doen aan gelijke monniken en gelijke kappen en de andere geloven ook met iets meer egards behandelen dan we geneigd zijn om te doen?

Dat de MeToo-beweging en de BLM-beweging hier en daar flink beginnen door te slaan, vind ik zorgelijk. Beide bewegingen hebben hun 'allergrootste gelijk', maar voor je het weet lyncht de dominante partij iedereen die niet meteen achter het eigen gelijk gaat staan. Op zo'n moment in de geschiedenis maakt men exact dezelfde fout als al die andere 'Ik heb Gelijk' bewegingen die hun ideologische voorouders zijn, inclusief de confessie waartoe ik mezelf nog altijd reken. Men zou kunnen opperen dat ik niet mag spreken, niet mee mag praten. Omdat ik teveel man ben, te wit, te oud, te rijk. 

Zelf vind ik dat ik niet veel mag zeggen maar nog wel iets. Omdat ik aan den lijve heb ervaren hoe diep het vertrouwen van de ziel beschadigt wanneer de cultuur waaruit men stamt zomaar mag worden gekleineerd. Ik herinner me amper een veilige leeromgeving. Ik begrijp dat men mij zal wijzen op de wankele ziel die ik in die jaren had, maar dat hebben al die studenten van toen en nu in meerder of mindere mate ook. Toegeven moet ik natuurlijk wel dat er een verschil is tussen geloof en opvattingen en huidskleur; ik snap dat je de laatste nooit kunt verbergen en de eerste twee wel. Dat je wel je mening of geloof een beetje kunt verstoppen, maar je huiskleur nooit. Discriminatie op grond van etniciteit, kleur, gender en geaardheid is afschuwelijk. Maar discriminatie op grond van religie is dat ook.

Overigens verstopte ik indertijd weinig tot niets. Zo speldde ik, einde basisjaar,  begin jaar twee (1982-1983), op mijn shirt een zelfgemaakte button met een citaat van de apostel Paulus: 'NIET IK MAAR CHRISTUS'. Was ik daarmee een held? Een verzetsstrijder? Nee, totaal niet. Eerder een gek, een zonderling. Maar ik weigerde ten ene male mijn eigen roots en confessie af te leggen, te ontkennen of belachelijk te maken. Ik hield gewoon teveel van mijn ouders, van hun en mijn geloof, van de arme Veluwse grond waaruit ik stamde.

Gelukkig kwijnde het Neomarxisme langzaam maar zeker weg, zoals de waakvlam van de 'Sozialistieze Uitgeverij Nijmegen' langzaamaan doofde. Ik ben er de goden nog dankbaar voor. Wat een bekrompen geweten had die ideologie bij tijd en wijle. Ook had ik het in dat marxistische bolwerk nooit uitgehouden als er niet ook een paar 'normale zielen' doceerden, docenten die vanuit hun eigen aard, opvoeding en opvatting nooit een ideologie wilden aanhangen. Docenten met een veel opener en lankmoediger geest.

Toen ik een jaar of 9 was en mijn moeder mijn vader wegbracht naar de avondschool in het in het donker helverlichte Rietgeldgebouw aan de Neder-Rijn in Arnhem, kon ik, met de beste wil van alle werelden, nooit bevroeden dat ik daar ooit zou studeren, laat staan zou gaan lesgeven. Waar ik ook al geen hoop meer op had was dat er ooit nog studenten zouden komen die hun christelijk religieuze wortels niet zouden kwijtraken gedurende de academiejaren, maar zouden meenemen naar het eindexamen in jaar vier.  

Tot mijn eigen grote verbazing studeren er de laatste jaren studenten af die hun christelijke confessie niet verloren, niet op de middelbare school, niet op de academie, misschien verliezen ze die daarna ook niet eens. Ik volgde dit jaar twee confessionelen op de voet. Een van de twee maakte 'Loesje-achtige posters' met 'nare' citaten, die het anti-kunst-denken van rechts onderzoeken: 'kunst als dominant linkse hobby'. De ander heeft de hele gereformeerde kerkenraad gefotografeerd en daarna getekend, om op het eindexamen middenin de ruïnes van het oude Neomarxisme een Trojaans paardje te laten galopperen. Misschien komt de hele kerkenraad wel naar de opening, in zondags pak en op rij. Het zou een statement zijn als dat van Job Koelewij die ooit zijn Staphorster familie de Rietveldacademie in Amsterdam liet schoonmaken.

Dat dit kan is een droom die ik nooit droomde maar die wel uitkomt. De leeromgeving is weer eens een stukje veiliger geworden. Hopelijk lukt het al die andere actuele lobby's ook om de leeromgeving voor studenten nog veiliger te maken. Slaan de diverse lobby's door, zoals in de kunsten hier en daar het geval is, dan wordt de leeromgeving niet veiliger maar weer minder veilig. Dan moeten we de nieuwe vormen van dominante intolerantie op hun beurt bevechten. Kom maar op.  

   

         

Met dank aan B.V. te O..