woensdag 24 augustus 2022

Brieven aan Edith Stein #34 'Das kleine weiße Haus'

  




BRIEF 34 aan Edith Stein 
'Das kleine weiße Haus'
Joseph M. Heij
Wolfheze bij Arnhem
 

Gezegende Edith,

Van harte gefeliciteerd met je doop. Waar ligt Bad Bergzabern eigenlijk? Ik heb geen idee en kan het ook niet opzoeken? Het klinkt als Zuid-Duitsland; Beieren zou het mooist zijn. Dan kom je immers uit de buurt van de kleine Adolfus Hitler die net aan de andere kant van de grens in de dubbelmonarchie geboren werd. 

Toen die teerling in zijn hol geworpen werd en de duistere oogjes opende voor het schadelijke daglicht, sperde hij ze meteen maar wijd open. Achter het raam van geboorte keek hij namelijk uit op de door hem zo geliefde Beierse landen. Hij was meteen betoverd en wilde het landschap veroveren, zo ver de bezitterige oogjes reikten. Als het raam aan de andere kant had gezeten en zicht gaf op het Böhmerwald, dan had je kans gehad dat Adolfus koning van Bohemen had willen worden.  

Edith, hoe oud was jij eigenlijk in 1889? En had je eenzelfde soort zicht op het landschap of was dat heel anders? Ik ben niet zo goed in het onthouden van verjaardagen, alhoewel die van de Führer me geen enkel jaar ontgaat. Ik vier misgeboorte en goede dood. Mochten jullie echt uit de buurt komen dan zat je misschien samen op de kleuterschool, of wandelde je aan de hand van vader naar hoogmis en sjoel. Kwam je elkaar tegen, dan kon je even verlegen naar elkaar lachen. Ik zou het je niet kwalijk hebben genomen dat je naar hem glimlachte. Hoe moest jij in godsnaam weten hoe ziek dat brein was?

Je weet dat ik zelf lang geleden al afscheid van het geloof nam. Jammer vind ik het dat je zo'n angstaanjagend ritueel door ouders vurig gewenst en rooms-katholiek priester vakkundig uitgevoerd niet weer ongedaan kunt maken? Ik zou het nu nog willen afwassen als het kon, desnoods met wasbenzine, maar het doopwater blijft aan de opperhuid kleven als zonnebrand. Tot op de dag van vandaag voelt mijn huid vettig, mijn haren moet ik elke dag wassen met shampoo. 

Hoezo in zonde ontvangen? Zoals elk mensenkind ben ik volledig onbevlekt verwekt en behoefde geen cerebrale, prenatale vergeving van zonden. Overigens vind ik het erg genoeg dat ik een zoogdier ben dat alles doet wat een zoogdier nou eenmaal van nature uitvreet, maar een kind door een god geschapen ben ik ook niet. Mijn ouders waren arbeiders die zich bekeerden tot het zozializme  en het oude geloof als een stinkend pakket oude veren van zich af schudden.

Is het toeval Edith dat ook A.K. uit dezelfde buurt kwam als jullie? Ze was een generatie of twee jonger, maar toen jij en Adolf aan dezelfde kant van het front streden voor Blut und Boden -ieder met eigen hoofd en hart en bloed- liep A.K. te kleuteren in de Kindergarten van een Boheems dorpje. Ik denk dat ze op de verjaardag van de keizer met geestdrift stond te zwaaien met een zwart-rood-gouden vlaggetje van het Duitse Rijk zonder precies te weten waarom. Wist je dat mijn vriend op dezelfde dag van het jaar geboren werd als Wilhelm II? Heb jij ook wel eens staan zwaaien? En wist je ook dat het dezelfde dag van het jaar is dat Russen Auschwitz en Auschwitz-Birkenau hebben bevrijd? Ik snap dat je dat laatste niet kunt weten, want daarvoor ben je gewoon te jong gestorven. Ik denk niet dat Das kleine weiße Haus ramen had. Of wel, Edith?

Ik stuur je de tekst van een oud wijsje dat ik soms neurie. Ik ken het van hier. Een of twee keer per jaar doen ze Duitse Schlagers.

 

Tief drin im Böhmerwald,
da liegt mein Heimatort;
es ist gar lang schon her,
dass ich von nerung,
die bleibt mir stets gewiss,
dass ich den Böhdort bin fort.
Doch die Erinmerwald gar nie vergiss.
Es war im Böhmerwald,
wo meine Wiege stand,
im schönen, grünen Böhmerwald,
es war im Böhmerwald, wo meine Wiege stand,
im schönen, grünen Wald.

O holde Kindeszeit,
noch einmal kehr zurück,
wo spielend ich genoß
das allerhöchste Glück,
wo ich am Vaterhaus
auf grüner Wiese stand
und weithin schaute auf mein Vaterland.
Es war im Böhmerwald, ...

Nur einmal noch, o Herr,
laß mich die Heimat seh'n,
den schönen Böhmerwald,
die Täler und die Höh'n;
dann kehr' ich gern zurück
und rufe freudig aus:
Behüt dich, Böhmerwald, ich bleib' zu Haus!
Es war im Böhmerwald, ...

 

Een innige groet,

Jouw Joseph