woensdag 18 oktober 2023

Brieven aan Edith Stein #60 'Een bodem die niet gevoed wordt met bloed is geen geboortegrond'

 



BRIEF 60  
aan Edith Stein 
'Een bodem die niet gevoed wordt met onschuldig bloed is geen geboortegrond' 
Joseph M. Heij 
Wolfheze bij Arnhem
 

Ongeschonden Bloem van het Onschuldige Bos,

Lieve Edith,

Gisteren, toen het bommen regende op dat ene stukje strand aan de Middellandse Zee dat ze 'Het beloofde Land voor de Palestijnen' noemen, - er kwam er eentje terecht op een kristelijk ziekenhuis, men geeft elkaar de schuld, - vielen er in 1 keer 500 doden. 

J, je weet wel, de vrouw van Mijn Vriend, kwam opgewonden binnenvallen alsof ze een al te vreedzame kibboets overviel. Ze praatte zo vlug, dat ik er geen touw aan kon vastknopen. Ik kreeg een brief in handen gedrukt met een aantal merkwaardige vragen die ze beter aan mijn vriend konden stellen, maar die laatste is van de regen beland in de drup, van overspannenheid afgereisd naar het dal van een depressie, iets dat ik wel kan waarderen, want zelf deed hij de laatste tijd - als hij al meekomt met J, want dat is vaker niet zo dan wel - nogal nukkig tegen mij zonder rekening te houden met mijn wisselende gemoedstoestanden.

Ik geef ruiterlijk toe dat ik zowel Penny als 'De Wildtuin' alweer een beetje was vergeten. Ach, die lieve Penny... Ik had zo'n fijne briefwisseling met Penny, maar zoals dat gaat, ging het ook: ze vergat mijn laatste briefte te beantwoorden en nu weet ik niet meer wat daar in stond. Dit is de ietwat eigenaardige brief die J bij zich had: 

 

Beste Joseph en Pennyroyal, 

Bedankt voor de inzage in jullie briefwisseling. Mijn nieuwsgierigheid is gewekt! 

De vragen die ik jullie (of jullie Vrienden) wil stellen zijn:

Wat er in een tuin gaat groeien, begint natuurlijk met de bodem. Wat maakte de bodem van deze ‘tuin’ vruchtbaar voor jullie? Welke rol speelden de organisatoren hierin en welke rol hebben jullie hier zelf in gespeeld?

Een tuin is altijd een verzameling van planten en bloemen waarvan je wist dat die zouden opkomen omdat je die zelf hebt gezaaid, en van ongeplande planten, die we vaak als onkruid bestempelen. Je zou kunnen zeggen dat hier het experiment begint. In hoeverre kreeg dat onkruid de ruimte? Hebben jullie die ruimte bewust gecreëerd? Of opgeëist? Of juist ook wel zo minimaal mogelijk gehouden? 

Wat kwam er wat betreft jullie werk tot bloei in de Wildtuin? Welke vruchten heb je geoogst en hoe smaakten deze?

In hoeverre is er tijdens de Wildtuin een zaadje in jullie geplant waar later nog wel eens wat uit zou kunnen groeien? Heb je bijvoorbeeld een nieuw idee gekregen of is er een samenwerking/ vriendschap ontstaan die zich zal voortzetten? 

Wat wil je zelf verder nog kwijt over de Wildtuin? 

Als jullie Vrienden mij deze vragen beantwoorden, doen ze dat aan mij. 

Als jullie, Pennyroyal en Joseph dat zelf gaan doen, beginnen we met zijn drieën een nieuwe, korte briefwisseling, met mijn alter-ego die zich dan aan jullie zal voorstellen. 

Donderdag 26 oktober stopt onze briefwisseling om vrijdag de 27e mijn concept tekst naar Ruud en co te kunnen sturen. 

Ik kijk uit naar jullie antwoorden! 

Hartelijke groet,

Heidi 

 

 

Edith, weet jij wat ze in die brief bedoelen met alter ego? Het staat een beetje aan het einde, net onder: 'Wat wil je zelf verder nog kwijt over de Wildtuin?' Ik denk dat er bedoeld wordt dat Mijn Vriend een groot ego heeft, of in ieder geval naarstig probeert er eentje op te houden, als een al te grote broek zonder deugdelijke riem. Denk je niet? Iets anders kan ik niet bedenken. 

 

Het beeld van de tuin uit die brief bevalt me. Je weet toch Edith, dat ik dol ben op onze tuin? Dat ik, als ik van de dokter tenminste naar buiten mag, de tuinman graag een handje help? Ik heb je dat al eens verteld? 

De gestichtstuin is op zijn (of haar of hem) mooist in de herfst. Dan persen de bomen hun aderen leeg totdat er helemaal niets meer te bevallen valt. Het blad kleurt ossenbloedrood. Elke tuin wil zo mooi mogelijk doodbloeden. Geen mens die deze zelfmoordenaar (zelfmoordenares of zelfmoordenaar-hem) redt. Wel ken ik een kind dat Tuin heet.


Mijn eigen aftakeling wilde ik een klein beetje voor zijn, er net op tijd uitstappen. Precies zoals de tuin dat zo goed kan: nog 1 keer mooi bloeien en dan vliegensvlug alle sappen terugtrekken en al het blad in 1 keer loslaten. Maar dat mocht niet zo zijn. Mijn donkerrode bloedlichaam werd professioneel opgeraapt. Twee hulpverleners vonden mijn esdoornblad net op tijd. Ik mocht niet kiezen wanneer het mijn herfst was, de tuin mag dat wel wanneer die meent dat de herfst in aantocht is. Het zal wel zijn omdat men denkt dat de tuin uit de dood kan opstaan en een mens niet.


Bij bodem denk ik altijd aan bloed. Veel bloed. Heel veel akkers. Of nog meer beton, zoals in  'Het beloofde Land voor de Palestijnen'. Maar een tuin is het niet. En zeker geen paradijs. Ik denk bij bodem aan bloed. Vanwege de herfst, vanwege het vallen van bladeren, van mensen, liefst onschuldig. Een bodem die niet gevoed wordt met het bloed van onschuldigen is geen geboortegrond. Dat is een wanhopige Heilige Maagd die in haar groene oase vergeefs wacht op haar grijze eenhoorn. Jullie Duisters, Edith, zeker jullie filosofen, geloven heilig in de samenhang tussen bloeden en tuinieren. Was Heidegger niet jouw leermeester?

 

'De Organisatoren' lees ik in de brief. Dat klinkt onheilspellend. Zoals 'Het Kasteel' eng klinkt, of 'Het Slot'. Ik hoop niet dat er ambtenaren zijn bij wie ik moet aankloppen. Ik vrees dat ik niet meer weet welke deur het was. Bij wie ik moest zijn, wat ik precies moet zeggen, welk antwoord het goede was. Ik denk wel dat ik alles moet terugbetalen, omdat ik de vraag verkeerd begreep. En dus geen zinnig antwoord gaf. Ik wil 'De Organisatoren' om vergeving vragen. Ik beloofde van alles, maar kwam het niet na.


Het onkruid in de tuin is deze zomer veel weelderiger gaan groeien dan het kruid. De tuinman was een poosje ziek en ik weet nooit goed wat ik eruit moet trekken en wat moest blijven staan. Penny weet dat wel. - Ik denk wel dat Penny helemaal achter in de Wildtuin ongezien een klein onzaadje in mij heeft gepland. - Na de enorme hittegolf stonden langs de paden ineens allemaal munt. Nu is de munt op, maar ik heb er de hele nazomer heilzame thee van kunnen trekken.

 

Iemand hier in huis zei tegen me: 'Joseph, het drijft vruchten af. Munt.' Ik zei dat ik een man was of een hem, maar zeker geen vrouw. 'Dat geeft niet, dat maakt niet echt uit. Het kan ook verboden vruchten afdrijven. Niet alleen ongewenste.' Ik denk wel dat het hielp tegen mijn angst om ooit weer over straat te moeten gaan en onbekenden tegen te komen.


Vertel me in je brief eens over de kloostertuin in Echt, of was die niet in Echt? Of vertel iets over de kruidentuin in Auschwitz. Hebben jij en je kleine zusje daar ongezien onzaadjes in de bodem gestopt? En wat kwam eruit? Of heb je de zomer niet gezien?


Ik hoor het graag,

Jouw Joseph