dinsdag 24 oktober 2023

Brieven aan Edith Stein #62 'Als er maar geen vreemden komen'

 



BRIEF 61 
aan Edith Stein 
'Als er maar geen vreemden komen' 
Joseph M. Heij 
Wolfheze bij Arnhem
 

Blijvend Onkruid, Heks van Altijddurende Bijstand,

Lieve Edith,

Gistermiddag kreeg ik een tweede bief van Heidi L.. De brief was een stuk korter dan de eerste maar minstens zo interessant. Ik ben blij dat ze nog even wat langer met mij in de wildtuin wil blijven. Dat ze dat aandurft vind ik een teken van vertrouwen. Wel vrees dat ik niet alle vragen goed snap, Edith, en daarom wilde ik die opnieuw aan jou voorleggen. Jij immers bent mijn voorspraak bij de goden die hun verstand nooit verliezen, zoals ik dat met enige regelmaat wel doe. 

Let op dat J. soms hele alinea's schrapt waarvan zij meent dat die in het verkeerde keelgat van Het Slot zouden kunnen schieten. Voor je het weet velt Het Kasteel een oordeel en word je zonder weerwoord, zonder verdediging zomaar van de kaart geveegd. Zoals Israel het Gaza-Strand wil reinigen van het onkruid dat daar al te weelderig om zichzelf heen begon te groeien en uit de eigen wildtuin ontsnapte. Zoals Putin de getemde graanvelden van Oekraïne wil bestrijden met Round-Up van Russische makelij. Zoals een onnozele kunstenaar die de verkeerde vlag - bijvoorbeeld de Palestijnse - post op Facebook of Instagram zelf verwijderd wordt als ongewenst.

Beste J,

Wil je Joseph bedanken voor zijn antwoorden? Het zijn rake antwoorden, die meteen ook het begin van antwoorden zijn op vervolgvragen die ik in een gesprek zou stellen, en die vandaag de dag vooral zouden gaan op hoe een tuin, een wildtuin, en de wezens die daar verblijven, zich verhouden tot wat er buiten die tuin gaande is. Want er is daar, buiten die buitenruimte die de tuin is, veel aan de hand, zowel in de binnenwereld van Joseph en zijn vriend als ver weg, zoals in Gaza en Israël en in Oekraïne. Al deze plekken liggen buiten de Wildtuin maar staan er misschien ook in verbinding mee. De plekken zijn voor degenen die ze bewonen even groot en voor mensen daarbuiten even zorgwekkend. Ik ben benieuwd hoe Joseph daarover denkt: is de Wildtuin een van deze plekken geïsoleerde ruimte waar niets anders bestaat dan de wildtuin, of staat de wildtuin in verbinding met de binnenwereld van Joseph, zijn vriend, en/of de buitenwerelden van de tuin? 

Hartelijke groet,
Heidi 
 
Edith, ik heb nu even liever niet dat je mij van antwoorden voorziet als rooms-katholieke non en ook niet als het Joods kindje dat je eens was. Ik vrees dat je in beide gevallen sentimenteel wordt. En antwoordt mij al helemaal niet vanuit Auschwitz; ik kan daar niet tegen. Op dit moment niet; morgen liggen de zaken wellicht weer anders. Vandaag verkies ik Edith de atheïste boven alle andere verschijningen. 

Het begint er natuurlijk mee dat ik eigenlijk niet meer goed weet wat ik schreef. Ik wil best geloven dat mijn antwoorden raak waren, maar wat zei ik dan? Het duurde trouwens ook wel even voordat ik begreep waarom Heidi het beeld van de tuin gebruikte. Wist ik veel dat de hele samenwerking met Penny onder de vlag van De Wildtuin viel; ook dat was ik volledig kwijt. Maar gelukkig ben ik weer waar ik zijn moest: helemaal achter in onze tuin met hoog gaas en prikkeldraad en camerabewaking. Niemand van ons kan zomaar gaan en omdat ze mij meer vrezen dan wie dan ook, draag ik als ik naar buiten ga altijd een enkelband.
 
Het zinnetje dat in mijn hoofd blijft hangen is deze: "Want er is daar, buiten die buitenruimte die de tuin is, veel aan de hand, zowel in de binnenwereld van Joseph en zijn vriend als ver weg, zoals in Gaza en Israël en in Oekraïne." Kun je mij helpen het te duiden Edith? Het is een lastige... Ik denk dat Heidi met 'buitenruimte' en 'wildtuin' hetzelfde bedoelt, maar ben er niet zeker van. Want ze gebruikt ook het begrip 'de buitenwerelden van de tuin' en 'de binnenwereld van Joseph'. 
 
En dan komt de belangrijkste vraag uit de brief, Edith: " [...] is de Wildtuin een van deze plekken geïsoleerde ruimte waar niets anders bestaat dan de wildtuin, of staat de wildtuin in verbinding met de binnenwereld van Joseph, zijn vriend, en/of de buitenwerelden van de tuin?" Ik zal je zeggen wat ik denk, maar verbeter me gerust want mijn hoofd is een open riool. Bovendien ben ik een gemankeerde dichter die nooit een dichtbundel produceerde en geen geschoolde filosofe die wel geleerd kon schrijven zoals jij.
 
Volgens mij bedoeld Heidi met 'wildtuin' gewoon de plek waar die tentoonstelling samen met Penny was. Grappig wel dat ze het heeft over 'de wezens die daar verblijven', want zo zie ik dat natuurlijk wel: liefst had ik zowel aan wezens alsook aan wildtuin nog een woordje toegevoegd: vreemde en ontheemde. Vreemde wezens in een ontheemde wildtuin. Of: uitheemse wezens in een inheemse wildtuin. Want Edith, weet je: ik weet niet goed wat binnen en buiten is, waar buiten begint en binnen ophoudt. Ik weet zo weinig van planten dat ik niet kan zien welke soort inheems is en welke een exoot, wat onkruid is en wat kruid. Daarom vraag ik het jou.

Het moge duidelijk zijn dat Joseph's binnenwereld zich het meest op zijn gemak voel in de afgesloten tuin achter ons gesticht en verreweg het minst in de wildtuin die de kunstwereld is. Toegegeven dat er plekken op aarde zijn waar Joseph zich nog minder op zijn gemak zou voelen als hij daar was en niet hier, bijvoorbeeld in Gazastad of Marioepol of Birkenau, maar aangezien hij hier is en niet daar, liggen de zaken zoals ze liggen. Het liefst is hij in een tuin die niet zichtbaar is vanaf de straat, niet zichtbaar is vanuit aangrenzende tuinen, in een tuin waarin hij niemand tegenkomt die een obligaat maar volstrekt overbodig praatje wil maken. 

Maar omdat Joseph ook collages maakt en gedichten schrijft kan hij moeilijk volhouden dat hij die alleen voor zichzelf maakt. Hij wil, denk ik, gezien worden, maar niet zichtbaar zijn, gehoord worden zonder verhoord te worden. Hij wil niet geoordeeld worden noch oordelen. Daarom denk ik dat Joseph ook zo ongeveer alles laat groeien wat in de tuin uit de zwarte aarde omhoog wil kruipen. Alles wat wilde veranderen van wit, naar geel naar bladgroen, alles wat wil bloeien en weer wilde afsterven, van groen naar geel naar donkerbruin. Er is geen onkruid, alleen maar kruid. Er is geen wilde tuin noch een tamme, er is een tuin. Er is geen binnenwereld of een buitenwereld, er is een wereld. Als er maar geen vreemden komen.

Zeg maar Edith, of wat ik zeg hout snijdt. Jij kunt het weten. jij bent een heks in de ogen van velen en een heilige in de ogen van weinigen.
 
Liefs jouw Joseph