Een zielig hondengezicht
In zijn essay 'Bespreking van Adolf Hitlers Mein Kampf' vergelijkt George Orwell de kop van Hitler met die van Jezus, en met die van een zielige hond. Ik struikelde zowat over deze idiote passage; het was nooit bij mij opgekomen het gelaat van deze twee obscure hominiden zo direct met elkaar te vergelijken en vervolgens te spiegelen aan een specifieke gezichtsuitdrukking van een hond. Om vervolgens die pathetiek, een zeer bepaalde uitdrukkingen van smart, als een drie-eenheid met elkaar te verzoenen. Voor de helderheid volgt hier de passage:
"The fact is that there is something deeply appealing about him [Hitler]. One feels it again when one sees his photographs—and I recommend especially the photograph at the beginning of Hurst and Blackett’s edition, which shows Hitler in his early Brownshirt days. It is a pathetic, dog-like face, the face of a man suffering under intolerable wrongs. In a rather more manly way it reproduces the expression of innumerable pictures of Christ crucified, and there is little doubt that that is how Hitler sees himself. The initial, personal cause of his grievance against the universe can only be guessed at; but at any rate the grievance is here." [1]
Als ik het goed snap gaat het niet om de foto op de stofomslag van het boek, maar om de foto links van de titelpagina waar Hitler inderdaad een bruin S.A.-hemd draagt. 'Zielig', zoals de Nederlandse vertaling van de Arbeiderspers wil, kan ik deze gezichtsuitdrukking niet vinden, pathetisch wel. [2] Hartstochtelijk of melodramatisch ook. Zielig of aandoenlijk is deze blik zeker niet, behalve wanneer je de dramatische afloop van deze autobiografie in je observaties van de foto meeneemt. De vertaler zelf zal geen hond hebben, want een hond die zielig kijkt, kijkt niet pathetisch, hartstochtelijk of dramatisch maar zielig.
Van het gezicht van 'Christus aan het kruis' zijn inderdaad, zonder enige overdrijving, ontelbare afbeeldingen geproduceerd. Deze
speciale blik van deze gekruisigde zou door Hitler zijn gereproduceerd
in de foto met handtekening naast de titelpagina van 'Mein Kampf'. In het Avondland van die dagen waren deze pathetische Jezussen werkelijk overal te zien, zeker in het Oostenrijk waar de familie Hitler vandaan kwam en eveneens in het aangrenzende Beieren. In elk huis, in elke school, in elk gerechtshof, op straat, op het dorpsplein en in de bergen. Hitler zou de gezichtsuitdrukking van Jezus op zijn wandelingen hebben kunnen observeren en imiteren, zoals hij later de melodramatische gezichtsuitdrukkingen van Wagners helden na-aapte en liet vereeuwigen door Heinrich Hoffmann, zijn hoffotograaf.
Wanneer je 'de bruine SA-kop van Hitler' uit 'Mein Kampf' naast een paar van die Jezus-koppen zet, dan irriteert bij Hitler dat Charlie-Chaplin-snorretje onmiddellijk en bij Jezus de doornenkroon en al dat bloed. Maar zelfs wanneer we deze prullaria eraf pellen, valt het niet mee om te begrijpen wat Orwell precies bedoelde. Er is amper een Jezus aan het kruis te vinden die ons aankijkt, laat staan zo zelfbewust en zo overtuigd van zijn missie als Adolf in de tijd dat zijn ster nog rijzende was.
Had Orwell de twee al met elkaar willen vergelijken, dan had hij er goed aan gedaan de opgewekte tronie van Jezus in zijn hoogtijdagen te bestuderen en te vergelijken met die van de Führer. Wat ook beslist zinvol was geweest is beide heren te vergelijken vlak voor het bittere einde. Met een beetje fantasie en wat hulp van de Duitse speelfilm 'Der Untergang' en met beelden uit de laatste Nazi-propagandafilm waarin Hitler nog een laatste keer opstaat uit zijn betonnen familiegraf valt best te reconstrueren hoe de man uit zijn ogen keek. Het zal in de verste verte niet lijken op het image dat hij zichzelf aanmeet aan het begin van 'Mein Kampf'. Het einde is het begin niet.
Zoals de vertaler geen hond kent, herkende (of kende) Orwell 'de Jezus' niet maar 'de Führer' des te beter.
Met dank aan P.G.N.
[1] https://bookmarks.reviews/george-orwells-1940-review-of-mein-kampf/ 'George Orwell's 1940 Review of Mein Kampf', (oorspronkelijk publicatie: George Orwell, The New English Weekly, March 21, 1940).
[2] George Orwell, 'Waarom ik schrijf', Amsterdam 2020, pp 116-117.