dinsdag 23 juli 2024

Brieven aan Edith Stein #104 'In het begin was het Lijden en het Lijden was bij god en was god?'

 

Carnivale
mixed media on paper
30,3 x 46,5 cm 

 

 

 
BRIEF 104
aan Edith Stein 
'In het begin was het Lijden en het Lijden was bij god en was god?'
Joseph M. Heij 
Wolfheze 
 
 
Lieve Edith,
 
Dank je. Misschien heb je gelijk en moet ik nu eerst iets zeggen over het lijden van de bevolking in de Gazastrook. Je bedoelt dat het klinisch overkomt wanneer ik over het woordgebruik val, over de onnauwkeurigheid van de gebruikte termen? Over het gebrek aan context in die tekst? Over de eenzijdigheid in de keuze van de personages? Ik denk wel dat ik snap wat jij bedoelt. Bedoel je dat de meeste mensen en dus ook de meeste mensen uit de Nederlandse kustwereld het allemaal heel goed bedoelen? Dat ik de messen te snel scherpslijp? Dat ik onheil en onweder over mezelf afroep? 
 
Ben je bang Edith, dat Joseph net als jij gecanceled wordt? Ik zou daar maar niet zo bang voor zijn, want er valt in mijn geval weinig te cancelen. De maatschappij heeft mij al lang geleden im Exil gestuurd, maar jullie Joodse auteurs hadden nog het geluk dat Zaandammer Allert de Lange in Amsterdam jullie boeken wilde uitgeven in de periode van het Naziregime; ik daarentegen, Edith, heb geen uitgever, geen Joodse noch een goi. Ik ben meer gewend dan jullie. 

Het onafzienbare lijden van de weerloze bevolking in de Gazastrook. Vind je dat een goed begin? Is dat de eerste zin of moet er nog iets anders aan voorafgaan? Moet ik bijvoorbeeld zo beginnen: 'In het begin was het Lijden en het Lijden was bij god en was god?' Een klein taalspelletje met de beroemde woorden uit het Johannes-evangelie: 
 
'In het begin was het Woord en het Woord was bij God, en het Woord was God. Het Woord was bij God in het begin. Door het Woord is alles ontstaan en zonder het Woord is niets ontstaan van alles wat bestaat. In het Woord was leven en het leven was het licht voor de mensen.' [1]
 
Ga ik zo verder: 'Het Lijden was bij god in het begin. Door het Lijden is alles ontstaan en zonder het Lijden is niets ontstaan van alles wat bestaat. In het Lijden was leven en het leven was het licht voor de mensen.' Ik denk wel dat ik op de goede weg ben. Of vind je dit te filosofisch klinken en doe ik er goed aan gewone woordjes te gebruiken en over echte mensen te spreken? Ik denk het wel.
 
Voor ik het vergeet te zeggen: op Al Jazeera, ik bedoel niet de plaats, want dat schrijf je anders, maar de nieuwszender,  hebben ze er een handje van om een heel nare scene, liefst met een gewond of dood kindje, eindeloos te loepen terwijl ze gewoon doorpraten. Dat ze dezelfde shot twintig keer achter elkaar zetten snap ik wel. Dat doen Philip Glass en ander minimalisten ook. Dat werkt best sterk. Maar waarom moet er per se iemand doorheen praten of sterker nog: waarom tijdens deze one-shot-show een diepte-interview? Ik wil die beelden bekijken, ik hoef dat geklep niet.

Daarom zegt die ene mevrouw in dat artikel ook terecht, ik parafraseer met jouw permissie en mijn excuses: 'Kunstenaars zijn meestal geen praters - of zei ze schrijvers? - kunstenaars maken beelden.' Ze bedoelt niet per se beelden maar gewoon visuele kunst. Het is goed om dat nog maar eens te zeggen. Mijn vriend bijvoorbeeld is beslist ook geen prater en schrijven moet ie alleen doen om uitstel van de belastingaangifte over 2023 te doen. Ik denk dat die mevrouw eigenlijk een geheime tip geeft aan de meeste kunstenaars: 'Klim liever niet in de pen want je kunt het toch niet.' Schrijven bedoelt ze. Klopt als een bus. 

Ik herinner het me weer: dat kindje, een meisje met zwartkrullend haar lag op een kanariegele brancard en droeg een magenta-kleurig broekje en een vaalgeel t-shirt. Het was een mooie combinatie. Het shirt was versierd met een Disney-icoon dat toeval of niet nogal symbolisch was: Dombo, het naakte, vaalgrijze olifantje met gele muts, een kleur die uitermate goed van pas kwam. Dat kindje, ik noem haar Fatima, want zonder naam zijn we nergens, dan blijft het narratief te abstract en kan niemand zich goed invoelen, lag te wiebelen op de brancard, niet omdat ze dat wilde, maar omdat de halve-maan-broeders die haar droegen zeer terecht veel haast maakten.
 
Een kind dat de wereld nog niet ziet zoals haar moeder die allang kent, een meisje. Wat was ze trots op haar glanzende krullen die voor onbepaalde tijd om haar hoofd dwarrelden maar nooit op de grond vielen. Tenzij bij de kapper die bij elke knip een eigen traan wegpinkte. Oog om oog. Omdat er weer een blad aan een boom bezweek, weer een traan krulde langs het incarnaat. Oog om oog. Omdat de behaarde man wel wist dat het buiten alweer guurde en de herfst nu eens niet op tijd kwam maar veel te vroeg, op het toneel verscheen toen de zomer nog niet eens haar opwachting had gemaakt. En het kind dat stil bleef in de stoel van versleten leer, had het er ook moeilijk mee, dat haar ziel alvast begon aan het afscheid van alle weelde. 

Edith, ik betrap me op het begin van iets wat op een slecht gedicht begon te lijken. - Voeger was ik dichter, weet je nog? - Je snapt dat ik zojuist woorden probeerde te vinden die konden aantonen dat ook Joseph, die niet gezien wordt als de meest empathische van het stel, niet van hardsteen was maar van half gedroogde modder. Joseph vindt het lastig om de gevoerde, luchtledige discours kracht bij te zetten met spontane tranen zoals die seniele kapper zo goed kon.

Weet je, Edith, ik weet niet of Joseph dat moet willen: bewijzen dat hij zich al dat leed enorm aantrekt. Want dat doet hij wel degelijk, al zou je hem, zo op het oog, als je hem niet goed kent, en je leest wat zinnetjes die hij opschrijft, zeer waarschijnlijk denken: 'Wat is dat voor een harteloos mens? Kan hij geen emoties tonen, geen feminiene traan wegpinken?' Ik denk Edith, dat Joseph dat wel kan, maar het momentum moet er zijn, want je kunt beter de schijn tegen hebben als was je harteloos dan de schijn dat je wel een hart hebt maar niet nadenkt.

Liefs Joseph