donderdag 26 mei 2022

Brieven aan Edith Stein #12 'Klopgeesten van het gesticht'

 


 
BRIEF 12  
aan Edith Stein
'Klopgeesten van het gesticht'
Joseph M. Heij 
Wolfheze bij Arnhem

 

Genadige Zuster Teresia Benedicta van het Kruis,

Dag Edith,

Ik zei toch dat er afgelopen week teveel gebeurd was? Nou Edith, dat is inmiddels alweer weken geleden, donkere lenteweken waarin ik zowat niks mocht, eindeloos lange dagen dat ik alleen kon wandelen in 'de vrije natuur' zoals ze dat hier noemen. Maar hoe vrij is die natuur als ik zelf niet vrij ben? Ik wil gaan en staan waar ik zelf wil, maar loop aan de arm van een begeleider die daarmee zijn of haar geld verdiend. Reken maar niet dat ze het leuk vinden om met mij te wandelen, want ze kijken de hele tijd op hun telefoon of horloge of allebei. Na een half uur is het altijd afgelopen en moesten we maar weer eens huiswaarts. Ik probeer een gesprek aan te knopen en ze zeggen alleen maar: 'Ja Joseph, neen Joseph, weet ik niet Joseph. Misschien heb je gelijk Joseph, maar misschien ook niet.' Het ergst vind ik: 'Ik snap je Joseph, maar ik ben het daar niet helemaal mee eens.'  Als ik vraag waar ze het dan niet precies mee eens zijn, dan zeggen ze dat lastig is om uit te leggen, beter nog, ze zeggen: 'Ik kan dat niet zo goed uitleggen, Joseph, niet zo goed als jij jouw standpunten kunt formuleren.' 

Is dat iets dat je herkent Edith? Snap je dat ik me een net geaborteerde foetus voelde? Zo'n minuscuul vogeltje in een minuscuul eitje dat van warm naar koud gaat en van aardedonker naar overbelicht?  Jij bent een stuk intelligenter dan ik en al mijn begeleiders bij elkaar en de gedachtesprongen die je in de loop van je leven wist te maken zijn voor de meesten van ons volstrekt onnavolgbaar. Reken ook niet teveel op mij, Edith, dat ik je kan volgen, want dat Duitse zit net ietsjes te weinig in mijn bloed, dat Joodse kende mijn opvoeding niet, voor dat filosofische had bij ons thuis niemand doorgeleerd en dat roomse, we wisten bij ons thuis allemaal niet hoe snel dat van ons af te schudden. Ook ben je net iets jonger dan ik en een mevrouw. Niet dat het allemaal uitmaakt; ik ben geen racist Edith, maar toch, hoe moet ik ooit begrijpen hoe jij over de dingen denkt? Hoe moet jij mij ooit leren verstaan wanneer ik je niet meer mag schrijven?  

Ze hadden me dus, omdat het almaar bergafwaarts ging, van alles verbonden: lezen, schrijven, internetten, tekenen, eigenlijk alles wel. Behalve wandelen en praten tegen de muren, want die luisteren een stuk beter dan die lui die mij hun geboden opleggen. Alsof zij weten wat goed voor mij is, alsof zij weten wie god is. Laat me niet lachen. Niemand weet wie god is en niemand weet wie ik ben, ik zelf trouwens ook niet. Daarom kwam ik bij toeval bij jou uit. Via het woordje heks. Maar dat was dus een ongelukje, want je bent geen heks, niet voor mij. Je luistert nu al een tijdje geduldig naar me en dat kunnen heksen niet, of zeg ik iets raars? Ik snap dat jij, als filosofe, eerst een definitie van het begrip wilt krijgen, desnoods mijn definitie. Ik zit daar ook naar te zoeken, maar krijg de vinger er nog niet op. Wel zag ik dat verbranding een belangrijk element is. Verbranding van lichaam en geest, denk ik dat bedoeld wordt. Want wat heb je eraan als je alleen een lichaam verbrandt en de geest blijft rondwaren?

Vlak voor ik door de klopgeesten van het gesticht op spiritueel rantsoen werd gezet bewaarde ik een krantenknipsel over de Awa, inheemse indianen in het Braziliaanse Amazonewoud. Die mensen woonden daar al weet ik het hoe lang, en overbodig om te zeggen, en zo ongeveer in volmaakte harmonie met de hen omringende perfect uitgebalanceerde natuur. Sommige fanatici zijn dan meteen geneigd om te denken dat zij in het paradijs wonen en wij witten hen het evangelie van de hel komen brengen, uiteraard vakkundig vermomd als het evangelie van Jezus Christus. En dat is ook zo. 

Het krantenknipseltje ben ik jammer genoeg kwijt, maar ik heb nog wel een foto van Sebastião Salgado. Een jongen of een meisje van een jaar of negen met een zwart appje op het hoofd. Ik wilde dat gezichtje gebruiken, maar Mijn Vriend zegt dat ik dat beter niet doe. Omdat Salgado wereldberoemd is en er gedoe van komt wanneer je zo'n afbeelding gebruik voor je eigen werk. 'Als ik het niet post', zegt hij, 'en jij het niet buiten Wolfheze toont, is er niks aan de hand, maar treedt er niet mee naar buiten, want dan heb je stront aan je knikkers.' Maar waar moet ik dan? Wat moet iemand, die voorlopig veilig opgesloten zit achter geduldige muren en nooit van zijn lang zal ze leven in Brazilië was noch komt en graag een collage van zo'n indiaan wil maken, doen? Moet ik dan maar helemaal op mijn fantasie afgaan en zomaar een indiaan tekenen? Ik kan niet goed tekenen, maar zelfs als ik het zou kunnen, dan nog. Dan teken ik straks, vanuit mijn zwaar ingekankerde kolonialistische preoccupaties, de meest stereotype fantasie- en futloze indiaan die elke westerling kan bedenken. Dat was toch niet het idee achter empathie, Edith? Ik snap wel dat jij het net geboren Engelse woordje empathy eens nader wilde beschouwen en het als probleem bracht, want dat is het ook. 

Ik schrijf je, nu ik elke week weer twee keer mag schrijven gauw weer. Schrijf me gauw eens terug hoe het met jou gaat. Ben je zenuwachtig voor het verdedigen van je proefschrift of mogen die mannelijke hoogleraren je graag? Hou je taai. Kon ik voor je bidden dan deed ik dat, maar het zit er niet in. Bid jij maar weer veel voor mij want het hielp denk ik wel. Eerder dan ik dacht kwam er een einde aan de eenzame opsluiting van mijn geest. Bid je nou eigenlijk tot God of tot Jezus of De Heilige Maagd? Of tot allemaal tegelijk? Mij maakt het weinig uit hoor, als het maar iets oplevert.

Met veel dank,

Joseph Maria